1. Inleiding Flashcards
kracht
F in N = kg.m/s2
druk
P in Pa = N/m2
energie, arbeid, hitte
E, W, Q in J = N.m
geleverde arbeid
ΔW in W = J/s
spanning
ΔV in V = W/A
elektrische weerstand, impedantie, reactantie
R, Z, X in Ω = V/A
Wat is een fase?
Een verschijningsvorm van een stof met macroscopisch gezien homogene chemische en fysische eigenschappen. Er zijn vier fundamentele aggregatietoestanden: gas, vloeibaar, vast en plasma. Vele stoffen vertonen meerdere vaste en/of vloeibare fases.
Wat zijn gassen?
Gassen onderscheiden zich van vaste en vloeibare stoffen door de grote afstand tussen de molecules. Een ideaal gas is een theoretisch gas dat bestaat uit deeltjes die vrij bewegen en niet met elkaar interageren. Ideale gassen voldoen aan de ideale gaswet van Boyle-Mariotte: p.V = n.R.T (bij normale druk en temperatuur, maar faalt bij hogere druk en lagere temperatuur)
Wat zijn fluïda?
Stoffen die de vorm aannemen van het vat waarin ze zich bevinden: zowel gassen als vloeistoffen. Bij een constante temperatuur en druk hebben ze een vaste massa en volume, maar geen vaste vorm. Hun gedrag wordt grotendeels bepaald door densiteit ρ (kg/m3) en viscositeit η (weerstand tegen deformatie).
Wat is densiteit?
Densiteit of dichtheid ρ van een materiaal is massa M op volume V. De dichtheid is afhankelijk van druk en temperatuur: een toename in druk verhoogt altijd de densiteit, terwijl een toename in temperatuur de densiteit (bijna) altijd verlaagt. Op vaste en vloeibare stoffen zijn de effecten klein, terwijl er op gassen wel degelijk een belangrijk effect is.
(densiteit bloed 37°C = 1060 kg/m3)
Hoe is de druk in een statische fluïd?
De druk op een bepaalde diepte in een statische fluïd is het resultaat van de som van de druk uitgeoefend door de fluïd en de druk uitgeoefend op de fluïd. De druk uitgeoefend door de fluïd op alle punten van dezelfde hoogte is gelijk en onafhankelijk van de vorm van de container. Volgens de wet van Pascal kan het drukverschil tussen 2 punten in een niet-samendrukbare, statische vloeistof berekend worden door ΔP = ρ.g.h. De druk wordt in alle richtingen met eenzelfde grootte uitgeoefend. 1 Atm = 101,3 kPa 1 mmHg = 133 Pa 1 cmH20 = 98,1 Pa 1 bar = 100 kPa = 0, 987 Atm
Wat is oppervlaktespanning?
De kracht per lengte-eenheid die op elke willekeurige lijn op het oppervlak inwerkt, waardoor het oppervlak zo klein mogelijk blijft, γ = F/l (N/m). Warm water heeft een lagere oppervlaktespanning en is dus een beter schoonmaakmiddel. Stoffen die de oppervlaktespanning verlagen noemt men surfactants of capillair-actieve stoffen. Een kleine alveol heeft de neiging leeg te lopen in een grote alveool door een grotere druk. In de longen zal DPPC dit verhinderen door differentieel de oppervlaktespanning te verminderen.
Wat is impedantie en reactantie?
Impedantie Z = R + j x X is een maat voor de tegenwerking tegen stroompassage bij het aanbrengen van spanning.
Reactantie X is een maat voor de tegenwerking tegen een verandering in stroom of spanning door inductie/capacitantie.
- inductie is het ontstaan van een spanningsverschil door een verandering van het magnetisch veld
- capacitantie is de eigenschap van een elektrische component om elektrische energie op te slaan