4. Metingen Flashcards
Welke metingen kunnen het hartdebiet bepalen?
1) Elektromagnetische flowmeter: nauwkeurig, maar erg invasief (Faraday)
2) Ultrasonografie: experimenteel of extracorporieel (2 transducers en 1 reflector)
3) Veneuze plethysmografie: niet-invasief (cuff)
4) Fick-methode: gouden standaard (wet van behoud massa)
5) Indicator- en thermodilutie: variatie Fick
- indicator: Stewart-Hamilton vergelijking → dispersie en recirculatie
- thermo: rechtstreeks in RA
6) Echocardiografie: Piëzo kristallen en Dopplershift (BART)
Welke fases kan men onderscheiden op de arteriële bloeddruk curve?
1) Systolic upstroke: ventriculaire ejectie + opslag in elastine
2) Systolic decline: ejectie stopt (incisura)
3) Dicrotic notch: weerkaatsing systolische drukgolf tijdens diastole
4) Diastolic runoff: diastolisch minimum wordt bereikt
Welke fases kan men onderscheiden op de centraal veneuze druk curve?
1) a-golf: toename in druk door atriale contractie
2) c-golf: isovolumetrische contractie RV met buigen tricuspiedklep naar RA
3) x-dal: drukval door atriale relaxatie en naar beneden trekken van tricuspiedklep
4) v-golf: toename atriale druk door atriale vulling tijdens late systole
5) y-dal: drukval door opening tricuspiedklep en starten ventriculaire vulling
Hoe wordt de arteriële druk op een niet-invasieve manier gemeten?
1) Sphygomanometrie: auscultatie tonen van Korotkoff
- SBP: kortdurende opening arterie → Korotkoff tonen waarneembaar
- intermittende bloedstromen stijgen waardoor Korotkoff tonen luider
- DBP: continue opening arterie → Korotkoff tonen stoppen
2) Geautomatiseerde oscillometrische bloeddrukmeter
- SBP: maximale toename in oscillaties
- MAP: punt van maximale oscillatie
- DBP: maximale afname in oscillaties
Wat gebeurt er bij positieve drukbeademing?
1) Pleurale druk stijgt → RA druk stijgt → veneuze return daalt → RV preload daalt
2) Transpulmonale druk stijgt → alveolaire bloedvaten zone 1 en 2 dicht → RV afterload stijgt
3) Transpulmonale druk stijgt → alveolaire bloedvaten zone 3 dicht → LV preload stijgt
4) Pleurale en juxtacardiale druk stijgt → transmurale druk daalt → LV afterload daalt
→ vroege inspiratie: LV slagvolume stijgt en RV slagvolume daalt → pulsdruk en SBP stijgt
→ late inspiratie: RV slagvolume daalt → LV slagvolume daalt → pulsdruk en SBP daalt