6.2 Spreiding van de landbouw, 6.3, 6.4 Flashcards

1
Q

Verschillen in … zijn van invloed op de producten die worden geproduceerd.

A

temperatuur, hoeveelheid neerslag, hoeveelheid zonneschijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe onderscheid je drie gebieden in akkerbouw/tuinbouw?

A
Tropische gebieden (rijst, koffie, cacao, kokosnoten, bananen)
Subtropische gebieden (sinaasappelen, citroenen, olijven, tomaten, meloenen, aubergines)
Gematigde gebieden (graan, mais, bieten, aardappelen, appels, peren, aardbeien)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar kan veeteelt voorkomen?

A

In principe overal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar kan bosbouw voorkomen?

A

Afhankelijk van het klimaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Met hogere welvaart hebben boeren meer ….

A

technische middelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn inzetfactoren?

A

grondstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn afzetfactoren?

A

de klanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In Europa is er vrij

A

verkeer van goederen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe kunnen boeren concurrentie de baas blijven?

A

Door specialisatie of schaalvergroting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe grijpt de mens in op de natuur en het milieu?

A

Erosie, Duurzame landbouw, Chemische bestrijdingsmiddelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly