3.5.5 Landschappen met een zee- en landklimaat Flashcards

1
Q

Hoe is een zee- en landklimaat begroeid?

A
  • Gebieden met loof- en naaldbomen door elkaar.
  • In het algemeen:
  • zuiden meer zomergroene loofbomen
  • noorden alleen nog naaldbomen (en wat berkenbomen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de belangrijkste kenmerken van een zeeklimaat?

A
  • Koele zomers

- Geen (erg) strenge winters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe noem je gebieden met een zee- en landklimaat ook wel?

A

Gematigde gebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe zijn de verschillen te verklaren bij een zeeklimaat?

A

Door te kijken naar schommelingen van temp zeewater. In de zomer warmt het zeewater op. In de winter is het water nog lang warm(er).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe zijn de verschillen te verklaren bij een zeeklimaat?

A

Door te kijken naar schommelingen van temp zeewater. In de zomer warmt het zeewater op. In de winter is het water nog lang warm(er).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer is er sprake van een landklimaat?

A

Als een gebied zover van de zee ligt, dat de invloed daarvan niet meer te merken is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de belangrijkste kenmerken van een landklimaat?

A
  • Warme zomers

- Strenge winters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe zijn de verschillen te verklaren bij een landklimaat?

A

Grond koelt snel af en warmt snel op. Dus daarom in de zomer ook echt warm(er) en in de winter ook echt koud(er)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly