3.1.4 De weerkaart Flashcards

1
Q

Hoe geven we de hoeveelheid lucht aan?

A

Middels luchtdruk in mbar of hpa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

als er meer lucht is, neemt de luchtdruk …

A

toe (als bij fietsband)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn isobaren?

A

dunne lijnen om een hoge of lage druk gebied, waar de druk hetzelfde is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe noemen we het drukgebied waar de lucht stijgt?

A

Lagedrukgebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe noemen we het drukgebied waar de lucht daalt?

A

Hogedrukgebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beschrijf hoe het lagedrukgebied invloed heeft op neerslag.

A

De lucht stijgt. Daardoor koelt hij af. Door de afkoeling (condensatie), ontstaan er wolken en kan er neerslag vallen. Het is vaak minder goed weer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf hoe het hogedrukgebied invloed heeft op neerslag.

A

de lucht daalt langzaam. De lucht wordt daardoor langzaam warmer en wolken kunnen oplossen. Het is dan vaak mooi weer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe stroomt lucht?

A

Lucht stroomt van een gebied waar veel lucht is, naar een gebied waar weinig lucht is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe stroomt de lucht als hij van hoog naar laag gaat?

A

Niet rechtdoor, door de draaiing van de aarde krijgt de lucht een flinke afwijking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe stroomt de lucht bij een hogedrukgebied?

A

Iets naar buiten gericht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe stroomt de lucht bij een lagedrukgebied?

A

Iets naar binnen gericht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de wet van Buys Ballot

A

Wind waait van een hoge- naar een lagedrukgebied en krijgt daarbij bij het hogedrukgebied een afwijking naar rechts op het noordelijk halfrond en naar links op het zuidelijk halfrond (met de wind in de rug).
Bij een lagedruk gebied is het net andersom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe waait de wind op het noordelijk halfrond bij een hogedrukgebied?

A

rechtsom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe waait de wind op het noordelijk halfrond bij een lagedrukgebied?

A

linksom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe wordt windkracht uitgedrukt?

A

In Beaufort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe waait het bij windkracht 1 tot 3?

A

weinig wind

17
Q

Hoe waait het bij windkracht 6?

A

harde wind

18
Q

Hoe waait het bij windkracht 8?

A

storm

19
Q

Hoe waait het bij windkracht 12?

A

orkaan

20
Q

Hoe dichter de isobaren bij elkaar liggen, hoe…

A

harder de lucht stroomt, dus hoe harder het waait.

21
Q

Wat is een front?

A

Een grensvlak waar koude/koele poolwind en warme westenwind elkaar tegenkomen.

22
Q

Wat gebeurt er bij een front?

A

Daar komen koude en warme lucht elkaar tegen. Er treedt condensatie op en er ontstaan wolken met kans op neerslag.

23
Q

Wat is frontale neerslag?

A

Neerslag die ontstaat in een front

24
Q

Hoe noemen we neerslag die ontstaat op een grensvlak/front

A

Frontale neerslag

25
Q

Hoe waait de passaat?

A

Noordoost (noordelijk halfrond) of zuidoost (zuidelijk halfrond)

26
Q

Hoe waait de westenwind?

A

van west naar oost op zowel het noordelijk als het zuidelijk halfrond

27
Q

Hoe waait de poolwind?

A

Van oost naar west op zowel het noordelijk als het zuidelijk halfrond

28
Q

Wat is de hoofdwindrichting?

A

De passaat, westenwind of poolwind

29
Q

Wat doet de hoofdwindrichting?

A

Die zorgt ervoor dat alles een beetje verschuift met die windrichting mee