5e Uitbreiding Flashcards
trefzekerheid; vaardigheid
el acierto
volstrekt, absoluut
absoluto, -a
overeenstemming; overleg; besluit
el acuerdo
aanbidden, adoreren
adorar
augustus
agosto
sparen; (fig) besparen
ahorrar
een beetje
algo
leerling, student / leerlinge, studente
el alumno / la alumna
vriend / vriendin
el amigo / la amiga
ten overstaan van; voor (voorz)
ante
apart; terzijde (bijw)
aparte
boom; mast
el árbol
gebraden vlees
el asado
aanval
el ataque
hoewel (voegw)
aunque
helpen
ayudar
goedkoop
barato
zegening
la bendición
belegd broodje
el bocadillo
bos
el bosque
grap; spot
la burla
koffie; cafe
el café
veranderen; wisselen
cambiar
kwantiteit; aantal, hoeveelheid
la cantidad
gezicht; voorkant; zijde (van een grammofoonplaat)
la cara
duur; lief
caro, -a
geval; gebeurtenis
el caso
wijken
ceder
lucifer
la cerilla
band; lint; (film)strook
la cinta
klant
el cliente
verzameling
la colección
eetzaal, eetkamer
el comedor
vergelijken
comparar
met; bij
con
chauffeur; conducteur, wagenbestuurder
el conductor
bekend (bijv) / bekende, kennis
conocido, -a / el conocido
standvastig; duurzaam (bijv)
constante
antwoorden
contestar
uitnodigen voor
convidar a
koerier; post
el correo
naaien
coser
kristal; ruit, glas
el cristal
kwaliteit; hoedanigheid
la cualidad
(be)rekening; nota; kraal (van de rozenkrans)
la cuenta
verjaardag
el cumpleaños
plas
el charco
dame
la dama
verklaren; aangeven
declarar
definitie
la definición
sport
el deporte
ontbijten
desayunar
ontschepen, uitladen
desembarcar (c/qu)
flauwvallen
desmayarse
laten uitkomen
destacar (c/qu)
de dag
el día
tien
diez
bestuur; richting; adres
la dirección
rangschikken; beschikken (over)
disponer (de) vgl poner
echtscheiding
el divorcio
slapen / inslapen
dormir / dormirse (ue, u)
werpen
echar
doeltreffend (bijv)
efficaz
kiezen
elegir (i, g/j)
beambte, employé
el empleado
vinden; ontmoeten
encontrar (ue)
geweldig (bijv)
enorme
tussen, onder
entre
uitrusting; elftal, ploeg
el equipo
schrijven
escribir
afschrikken / schrikken
espantar / espantarse
hoek
la esquina
ster (ook filmster)
la estrella
examineren; bekijken
examinar
beproeven; ondergaan
experimentar
buitengewoon
extraordinario, -a
familie
la familia
gunstig (bijv)
favorable
vruchtbaar (bijv)
fértil
laatst, slot- (bijv)
final
vloed (in zee)
el flujo
Francaise
la francesa
vrucht, fruit / nut, voordeel; vrucht (fig)
la fruta / el fruto
toekomstig / toekomst
futuro, -a / el futuro
poes, kat
la gata
zigeuner / zigeunerin
el gitano / la gitana
groot; belangrijk (bijv)
gran, grande
groep
el grupo
(be)wonen
habitar
gedaan / feit; zaak
hecho, -a / el hecho
ijs; vorst, koude
el hielo
geschiedschrijver
el historiador
ziekenhuis
el hospital
eenvoudig, bescheiden (bijv)
humilde
verbeelden; uitdenken / zich voorstellen
imaginar / imaginarse
inwijding; opening
la inauguración
oneindig, eindeloos
infinito, -a
onuitstaanbaar (bijv)
insoportable
internationaal (bijv)
internacional
ham
el jamón
juli
julio
lip
el labio
potlood
el lápiz
ver (bijw)
lejos
(vast)binden; verbinden, verenigen
ligar (g/gu)
literatuur
la literatura
lichtend, lichtgevend; (fig) helder
luminoso, -a
dragen; meebrengen, bij zich hebben; aan-, op-, omhebben
llevar
vervloeken
maldecir (maldito)
manuscript
el manuscrito
markies / markiezin
el marqués / la marquesa
volwassene
el mayor
beter
mejor
markt(plein)
el mercado
mijn (bez)
mi(s) / mío, mía(s)
minister
el ministro
model
el modelo / la modelo
monument; praalgraf
el monumento
vrouw
la mujer
niets
nada
handel; zaak
el negocio
niet; nee
no
romanschrijver
el novelista
of
o
aanbieden
ofrecer (zc)
gunstig; geestig, gevat
oportuno, -a
herfst
el otoño
bleek (bijv)
pálido, -a
gelijk (bijv)
par
paragraaf
el párrafo
gang
el pasillo
plakken; slaan
pegar (g/gu)
slechter, erger (bijv/bijw)
peor
parel
la perla
vis (als gerecht)
el pescado
stuurman; piloot
el piloto
arm (bijv)
pobre
volks-, populair (bijv)
popular
nagerecht
el postre
vragen (naar)
preguntar (por)
aanspraak maken op
pretender
probleem
el problema
naaste, evenmens
el projimo
spreekwoord
el proverbio
haven
el puerto
willen; houden van
querer (ie, quise, querré)
twijg; branche, vak / tak
el ramo / la rama
boodschap, bericht
el recado
rond
redondo, -a
terugkeren
regresar
roeren; uit de weg ruimen
remover (ue)
antwoord
la repuesta
koning / koningin
el rey / la reina
rood
rojo, -a
laken
la sábana
sprong
el salto
zijde (textiel)
la seda
gewaarwording
la sensación
reeks, serie, rij
la serie
zeven
siete
maar; behalve
sino
gewoon zijn, plegen
soler (ue)
glimlachen
sonreir
naar boven gaan; naar boven brengen
subir
slaap; droom
el sueño
zulk, dusdanig, zo’n (bijv)
tal
kopje
la taza
temperament
el temperamento
gezellige bijeenkomst
la tertulia
verf; inkt
la tinta
stier
el toro
slok
el trago
dertien
trece
toerist
el turista
u
usted(es)
damp; stoomboot
el vapor
wreken / zich wreken op
vengar / vengarse (de) (g/gu)
verifieren; verwezenlijken
verificar (c/gu)
ruit; glazen deur; Am etalage
la vidriera
(het)zicht; visioen; visie
la visión
stem; woord
la voz