14e Uitbreiding Flashcards
1
Q
kunst; list
A
el arte
2
Q
zaak, aangelegenheid
A
el asunto
3
Q
auto
A
el automóvil
4
Q
wetenschap / natuurwetenschap
A
la ciencia / las ciencias
5
Q
vaststaan; blijken
A
constar
6
Q
toesnellen; gaan naar
A
acudir
7
Q
spil
A
el eje
8
Q
uitvoeren; terechtstellen
A
ejecutar
9
Q
exemplaar
A
el ejemplar
10
Q
ijzer
A
el hierro
11
Q
draad
A
el hilo
12
Q
gelijk (bijv)
A
igual (a)
13
Q
onwettig
A
ilegítimo, -a
14
Q
verlichting
A
la iluminación
15
Q
illusie, verwachting
A
la ilusión
16
Q
geïllustreerd; ontwikkeld
A
ilustrado, -a
17
Q
beroemd (bijv)
A
ilustre
18
Q
terwijl / intussen (bijw)
A
mientras (que)
19
Q
(be)stijgen; bedragen
A
montar
20
Q
stom
A
mudo, -a
21
Q
meubelstuk / meubels
A
el mueble / los muebles
22
Q
getal, cijfer, nummer; aantal
A
el número