1e Uitbreiding Flashcards
april
abril
aan; naar; om; op; met
a
misschien
acaso
naderen
acercarse a
gebeurtenis
el acontecimiento
tegenwoordig
actual (bijv) / actualmente (bijw)
behalve, benevens, (bijw) bovendien
ademas de
waarheen? / waarheen
¿adonde? / adonde
waarnemen; waarschuwen
advertir (ie, i)
reisbureau
la agencia (de viajes)
water
el aqua (vrouw)
verdrinken; verstikken
ahogar / ahogarse
metaaldraad
la alambre
Duits / Duitser, Duitse
alemán, alemana / el alemán, la alemana
ziel; hart; gemoed
el alma (vrouw)
hoog; luid
alto, -a
minnaar
el amante
(colbert) jasje
la americana
wijd; breed; ruim
ancho, -a
moed; fig. energie
el animo
aankondigen
anunciar
schijn
la aparencia
ondersteunen / steunen op
apoyar / apoyarse en
die (daar ginds) bijv. / zelfstandig gebruikt
aquel, aquella / aquél, aquélla, aquéllo
uittrekken; starten
arrancar
artikel
el artículo
op deze wijze, aldus; zo, op zodanige wijze
así
ruw
áspero, -a
atmosfeer
la atmósfera
vermeerderen, vergroten
aumentar
auteur: (jur) dader
el autor
berichten; waarschuwen
avisar
dansen
bailar
bad; WC / badplaats
el baño / los baños
voldoende, toereikend / nogal, tamelijk
bastante
schoonheid
la belleza
beest; onbeschofte kerel
la bestia
dom, dwaas
bobo, -a
ballpoint
el bolígrafo
rand, kant; oever
el borde
arm / arbeidskrachten
el brazo / los brazos
os
el buey
ruiter; ridder; heer
el caballero
lijk
el cadáver
ramp
la calamidad
heet, warm
caliente
bed
la cama
hemd
la camisa
(Iemand) vermoeien; vervelen / zich vermoeien
cansar / cansarse
kapitein, gezagvoerder
el capitán
gevangenis
la cárcel
wetenschappelijk
científico
bioscoop
el cine
afspreken; citeren
citar(se)
spijker
el clavo
keuken
la cocina
kreupel
cojo, -a
heuvel
la colina
samenstelling; verbinding
la combinación
handel; winkel; zakenleven
el commercio
gezelschap; compagnie
la compañia
compositie
la composición
mededelen; verbinden
comunicar
concert; overeenkomst
el concierto
(ver)voeren; sturen, chaufferen; leiden
conducir
bevestiging; vormsel (gods)
la confirmación
met mij / jou / zich
conmigo / contigo /consigo
raad(geving)
el consejo
bestaan uit
consistir en
bespreking, consult
la consulta
in-, tegenhouden / zich bedwingen
contener / contenerse
bijdragen tot; medewerken aan
contribuir (y) a
veranderen; bekeren / zich bekeren tot (gods)
convertir / convertirse (ie, i) a
hart
el corazón
feilloos, correct
correcto, -a
stroom (van een rivier); loop (van zaken)
la corriente
ding, zaak
la cosa
schepping, creatie
la creación
misdaad
el crimen
criticus
el crítico
schilderij; lijst
el cuadro
kwart; wijk; kazerne
el cuartel
mes
el cuchillo
helling
la cuesta
cultuur
la cultura
nieuwsgierigheid; bezienswaardigheid
la curiosidad
vest
el chaleco
mop, grap
el chiste
zuigen
chupar
onder, beneden
debajo (bijw)
beslissing
la decisión
verdedigen / zich tegen iets verdedigen
defender / defenderse de una cosa (ie)
fijngevoelig; zwak
delicado, -a
er in, binnen (in)
dentro (bijw)
vergieten; uitstrooien
derramar
verdwijning
la desaparación
ontevreden
descontento, -a
minachten, verachten
desdeñar
wanhopig maken / wanhopen
desesperar / desesperarse
oneffen; (fig) lastig
desigual (bijv)
minachtend
despectivo,-a
losmaken
desprender
zolder
el desván
vroomheid; neiging, liefhebberij (fig)
la devoción
tekenen
dibujar
gelukkig; (fam) beroerd
dichoso, -a
overleden, wijlen
difunto, - a
God / een god
Dios / un dios
leerling, volgeling
el discípulo
verminderen, verkleinen
disminuir (y)
verwijderd (van)
distante (de)
goddelijk; (fig) heerlijk
divino, -a
doctor; arts
el doctor
eigenaar
el dueño
economie
la economía
werkelijk, inderdaad
efectivamente
voorbeeld
el ejemplo
elektrisch
eléctrico, -a
verpanden
empeñar
stoten, duwen
empujar
aansteken, ontsteken
encender (ie)
januari
enero
ergeren / zich ergeren
enojar / enojarse
onderwijzen; laten zien
enseñar
ingang, inrit; plaatsbewijs
la entrada
geestdrift
el entusiasmo
bagage
el equipaje
trap
la escalera
(uit)kiezen
escoger
beeldhouwkunst
la escultura
zwaard
la espada
(toneel)voorstelling; gezicht, aanblik
el espectáculo
spons
la esponja
zijn, zich bevinden
estar
hinderen
estorbar
kachel
la estufa
overdrijven
exagerar
uitroepen
exclamar
uitslag, succes
el éxito
uitdrukken, te kennen geven
expresar
zich verbazen over
extrañarse de
gemak(kelijkheid); talent, aanleg
la facilidad
overlijden
fallecer (zc)
verbeelding
la fantasía
noodlottig, fataal
fatal (bijv)
datum
la fecha
werkdag; jaarmarkt; kermis
la feria
figuur
la figura
einde; doel
el fin
handtekening
la firma
bloeien
florecer
enorm, ontzaglijk
formidable (bijv)
monnik, kloosterling
el fraile
bakken, braden
freír (i)
grens
la frontera
kracht, sterkte
la fuerza
stichten, vestigen
fundar
lust, zin; trek
la gana
uitgeven; verbruiken
gastar
soort; geslacht
el género
gebaar; gelaatsuitdrukking
el gesto
slag, klap
el golpe
geestig; bevallig
gracioso, -a
aangenaam
grato, -a
grof; plomp
grosero, -a
oorlog
la guerra
kamer
la habitación
landgoed; vermogen
la hacienda
tot / zelfs
hasta (voorz/bijw)
ketter
el hereje
koken
hervir (ie, i)
(ver)onderstelling
la hipótesis
man; mens
el hombre
lesrooster, dienstregeling; uurwijzer
el horario
verweesd / wees
huérfano, -a / el huérfano
menselijk
humano, -a
idee, voorstelling; inval
la idea
onleesbaar
elegible (bijv)
(heilig)beeld; afbeelding, evenbeeld
la imagen
opleggen, opdragen / zijn wil opleggen (aan)
imponer / imponerse (a)
belasting
el impuesto
onafhankelijk
independiente (bijv)
lager; minderwaardig
inferior (bijv)
ingenieur
el ingeniero
onrustig
inquieto, -a
beledigen
insultar
interesseren / zich voor iets interesseren
interesar / interesarse por una cosa
Innerlijk; vertrouwelijk
intimo, -a
uitnodigen (om te)
invitar a
zeep
el jabón
jong / jonge man, jonge vrouw
joven
speelgoed
el juguete
samen
juntos, -as
kilogram
el kilo(gramo)
zijde, kant
el lado
wol
la lana
wastafel; wasgelegenheid; toilet
el lavabo
(af)lezen
leer (y)
opheffen / opstaan
levantar / levantarse
boek
el libro
aalmoes
la limosna
lijst; strook
la lista
gek
loco, -a
plaats
el lugar
oproep; het telefoontje, het opbellen
la llamada
vullen
llenar
hout
la madera
prachtig
magnífico, -a
bevelen; sturen
mandar
onderhouden; voeren (gesprek); hooghouden (eer); ophouden (stand)
mantener
zee
el/la mar
echtgenoot
el marido
deeg; massa
la masa
mei
el mayo
medisch / arts
médico, -a / el médico
Middellandse Zee
el Mediterráneo
kleiner; jonger / de kleinste; de jongste
menor (bijv) / el menor
de leugen
la mentira
louter, enkel
mero, -a
(vierkante, kubieke) meter
el metro (cuadrado, cúbico)
woensdag
el miercoles
kleinste, minste, geringste
mínimo, -a
ellendig, erbarmelijk
miserable
helft; midden
la mitad
nat
mojado, -a
berg
el monte
Moors
moro, -a
jong / jonge man; kelner, bediende / meisje
mozo, -a / el mozo / la moza
dood
la muerte
muur
el muro
volk, natie
la nación
natuurlijk
natural (bijv)
ontkennen; weigeren
negar (ie, g/gu)
sneeuwen
nevar
tachtig
ochenta
kantoor
la oficina
ruiken
oler
mening
la opinión
mondeling
oral (bijv)
organisme; orgaan
el organismo
vader / ouders
el padre / los padres
woord
la palabra
bakkerij
la panadería
pakket
el paquete
evenwijdig, parallel
paralelo, -a
verwant / familielid
pariente (bijv) / el pariente
verdelen, splijten / vertrekken (naar)
partir (overg) / partir (para) (onoverg)
wandelen
pasear
binnenplaats
el patio
stukje
pedazo
haar
el pelo
denken (aan), menen
pensar (en) (ie)
vergeven
perdonar
journalist
el periodista
hond
el perro
rouwbeklag
el pésame
barmhartig
piadoso, -a
been
la pierna
verdieping; flat
el piso
zilver; geld
la plata
veer; pen
la pluma
gedicht; dichtkunst
la poesía
plaatsen; aantrekken (kleren); dekken (tafel); leggen (eieren)
poner
omdat
porque
positie; houding
la posición
kostbaar; mooi
precioso, -a
voorkeur geven aan
preferir (ie, i)
bezorgd maken / zich bezorgd maken (over)
preocupar / preocuparse (de, por)
druk, pressie
la presión
neef / nicht (van oom of tante)
el primo / la prima
waarschijnlijk
probable (bijv)
bezorgen; proberen (iets te doen)
procurar
vooruitgang
el progreso
snel; klaar / spoedig
pronto, -a / pronto (bijw)
verhouding
la proporción
voordeel, winst; nut
el provecho
voorzichtig
prudente
varken, zwijn (ook fig)
el puerco
vuist; gevest; knop; manchet
el puño
zich bij iemand over iets beklagen
quejarse a una persona de una cosa
rustig, kalm
quieto, -a
straal; radium / radio
el radio / la radio
straal; spaak
el rayo
prijsvermindering
la rebaja
terugkrijgen / zich herstellen van
recobrar / recobrarse de
afwijzen
rechazar
nadenken; overleggen
reflexionar
streek; gebied
la región
verhouding; bericht; opsomming
la relación
hulpmiddel; toevlucht
el remedio
verdelen, uitkeren
repartir
verkoudheid
el resfriado
antwoorden
responder
samenvatting
el resumen
tijdschrift; parade; revue
la revista
hoek
el rincón
knie
la rodilla
roos; rose
la rosa
gerucht; roezemoes
el rumor
zak; plundering
el saco
salon; grote zaal
el salón
bloed
la sangre
geheim; heimelijk / het geheim
secreto, -a / el secreto
veilig; zeker
seguro, -a
gelijkend (op); gelijkvormig
semejante
voelen; waarnemen; betreuren
sentir (ie, i)
zijn; worden / het wezen
ser
zevenhonderd
setecientos, -as
altijd
siempre
lettergreep
la sílaba
oprecht
sincero, -a
op; boven; over
sobre
alleen, slechts
solamente (bijw)
losmaken, vrijmaken / zich vrijmaken
soltar / soltarse
klinken; bekend voorkomen
sonar (ue)
steunen; verdragen, dulden
soportar
vervangen, substitueren
su(b)stituir
loon, inkomen
el sueldo
onderwerp; indivudu
el sujeto
hoogste, uiterste
supremo, -a
kroegje, taveerne
la taberna
evenmin, ook niet
tampoco
(huis)werk; taak
la tarea
techniek
la técnica
beven, sidderen
temblar (ie)
tijdelijk
temporal
theorie
la teoría
grondgebied
el territorio
tekst
el texto
verlegenheid
la timidez
titel, diploma
el título
domheid, dwaasheid
la tontería
werk, arbeid
el trabajo
tragisch
trágico, -a
vervormen, veranderen
transformar
behandeling; omgang
el trato
overwinning
el triunfo
buis, pijp; tube
el tubo
vereniging; verbintenis
la unión
gebruiken; dragen
usar
leeg
vacío, -a
dal
el valle
naburig / buurman
vecino, -a / el vecino
verkopen; verraden (fig)
vender
voordeel
la ventaja
groente
la verdura
keer
la vez
overwinning
la victoria
(be)waken
vigilar
deugd
la virtud
weduwe / weduwnaar
la viuda / el viudo
omdraaien, omkeren; teruggaan
volver
alledaags: algemeen
vulgar
zone, gordel
la zona
slagerij
la carnicería
straatweg
la carretera
bijna
casi
ramp
la catástrofe
jacht; wild
la caza
avondeten
la cena
dichtbij
cerca de
gras(perk)
el césped