4e Uitbreiding Flashcards
handeling, daad; actie
la acción
verlaten , in de steek laten; verwaarlozen
abandonar
naarbed gaan, gaan slapen
acostarse
tot ziens / afscheid
¡adiós! / el adiós
moeite; zucht
el afán
(af)wachten
aguardar
inhalen, bereiken; toereikend zijn
alcanzar
kussen (znw)
la almohada
bitter (bijv)
amargo, -a
engel
el angel
jaar
el año
leren (ww)
aprender
het klaarspelen
arreglárselas
helpen; verplegen; bijwonen
asistir
achter; achterwaarts; vroeger
atrás
vooruitsteken (hand) / vorderen, vooruitkomen
avanzar (z/c) overg /onoverg
naar beneden brengen / dalen, afdalen
bajar
veldslag
la batalla
goed (bijw)
bien
(broek)zak
el bosillo
schitterend / briljant (znw)
brillante / el brillante
(hoofd)haar
el cabello
koffie; café
el café
rekenen; berekenen
calcular
hitte, warmte
el calor
boer
el campesino
(be)laden, belasten
cargar
brief; speelkaart
la carta
katholiek
católico, -a
asbak
el cenicero
hemel / hemel (gods)
el cielo /los cielos
zeker, waar
cierto, -a
burgerlijk (bijv)
civil
begeerte
la codicia
plaatsen; aanstellen
colocar (c/qu)
komisch / komiek
cómico, -a / el cómico
koop, inkoop
la compra
aan iets deelnemen
concurrir a una cosa
geschil
el conflicto
behouden; inmaken (vruchten en groenten)
conservar
boekhouding
la contabilidad
aan de betere hand zijn
convalecer (zc)
kurk
el corcho
hofstad; gerechtshof; gevolg, stoet / snede, snit
la corte / el corte
groeien, wassen (maan)
crecer (zc)
wreed (bijv)
cruel
vier
cuatro
zorg; opmerkzaamheid
el cuidado
(geregeld) volgen
cursar
chocolade
el chocolate
behoorlijk (bijv)
debido
het overige / de overigen, de rest
lo demás / los demás
nederlaag
la derrota
korting
el descuento
tegenzin
la desgana
losmaken
despegar (g/gu)
bijzonderheid
el detalle
woordenboek
el diccionario
waardig
digno, -a
verontschuldigen
disculpar
verschillend; duidelijk
distinto, -a
pijn doen / bedroefd zijn over; zich beklagen over
doler / dolerse de (ue)
hertog
el duque
oefening; (lichaams)beweging
el ejercicio
ambassadeur
el embajador
verliefd
enamorado, -a
ziekte
la enfermedad
zich van iets op de hoogte stellen
enterarse de una cosa
afgunst, nijd
la envidia
ontsnapping, heimelijke vlucht
la escapada
wezenlijk, essentieel (bijv)
esencial
dik
espeso, -a
deze, dit (bijv) / zelfstandig gebruikt
este, esta / éste, ésta, esto
eeuwig
eterno, -a
uitsluitend, enkel en alleen (bijw)
exclusivamenta
uitmuntend
exquisito, -a
(vrouwen)rok; voet van een berg
la falda
apotheek
la farmacia
gelukwensen (met)
felicitar (por)
bepalen; vastmaken, aanplakken
fijar, fijarse en
stevig; vastberaden (bijv)
firme
lot; geluk; fortuin
la fortuna
voorhoofd; voorzijde / front
la frente / el frente
roken
fumar
verwerven
ganar
karakter; aanleg; genie
el genio
dik
gordo, -a
Grieks / Griek, Griekse
griego / el griego, la griega
smaken; proeven; bevallen
gustar
vinden / zich bevinden
hallar / hallarse
wond, verwonding
la herida
diep
hondo, -a
been, bot; pit (in een vrucht)
el hueso
volkomen hetzelfde, identiek
idéntico, -a
belangrijk
importante
onverschillig
indiferente
ondankbaarheid
la ingratitud
bedoeling
la intención
toorn, woede
la ira
spel; stel, garnituur
el juego
gerechtigheid; gerechtshof
la justicia
dief
el ladrón
wet
la ley
rein; schoon
limpio, -a
logisch
lógico, -a
vlak
llano, -a
het aanbreken van de dag
la madrugada
manier, wijze
la manera
wonderbaarlijk; uitstekend
maravilloso, -a
stof
la materia
half; gemiddeld / half (bijv) / middel (zelfstandig)
medio, -a / medio / el medio
verachten
menospreciar
tafel
la mesa
wonder
el milagro
barmhartigheid
la misericordia
molen
el molino
tonen
mostrar (ue)
muziek; noten
la música
natuurlijk
naturalmente
nest
el nido
noorden
el norte
arbeider
el obrero
achthonderd
ochientos, -as
vergeten / vergeten
olvidar / olvidarse de
ordenen; bevelen
ordenar
oosten
el oriente
bladzijde
la página
broodje
el panecillo
schijnen; lijken (op) / lijken (op)
parecer / parecerse (a) (zc)
doortocht; overtocht; passage (boek)
el pasaje
hospes; baas; beschermer
el patrón
kapper
el peluquero
sterven; vergaan
perecer (zc)
persoon; mens
la persona
snavel; bergtop; houweel
el pico
bevallen / het genoegen
placer (plugo) / el placer
banaan
el plátano
dichterlijk
poético, -a
toekomst
el porvenir
neerstorten / zich werpen op
precipitar / precipitarse en
tegenwoordigheid, aanwezigheid
la precencia
hoofdzakelijk (bijw)
principalmente
produceren
producir (zc,j)
bezit, eigendom / eigenschap
la propiedad
het voornemen; doel
el propósito
openbaar maken; uitgeven
publicar (c/qu)
zuiver
puro, -a
vijfhonderd
quinientos, -as
rede, verstand; (beweeg)reden
la razón
verfrissen; koel worden
refrescar (c/qu)
vertellen; berichten
relatar
herhalen
repetir (i)
weerstaan; verdragen / zich verzetten
resistir / resistirse (a)
vertraging
el retraso
rijkdom
la riqueza
blond
rubio, -a
heilig
sagrado, -a
heilig / heilige
santo, -a / el santo
zes
seis
adres
las señas
september
se(p)tiembre
stilte
el silencio
neef / nicht (oom- / tantezegger)
el sobrino / la sobrina
oplossing
la solución
opvolgen; gebeuren
suceder
overtreffen
superar
zuiden
el sur
zoveel (bijv) / zo zeer, zo lang (bijw)
tanto, -a / tanto
telefoon
el teléfono
neiging
la tendencia
eindigen, afmaken
terminar
winkel; tent
la tienda
aanraken; spelen (muz)
tocar (c/qu)
vertaling
la traducción
transporteren, vervoeren
transportar
struikelen (over)
tropezar (con) (ie, z/c)
algemeen (bijv)
universal
wagon
el vagón
kaars; zeil; (het) opblijven
la vela
zien / een ontmoeting hebben met iemand
ver / verse con una persona
reizen
viajar
wijn
el vino
levend; levendig
vivo, -a
reeds, al
ya