10e Uitbreiding Flashcards
over (fig) (over politiek redetwisten)
acerca de (discuitir acerca de política)
overjas; beschutting
el abrigo
werkzaamheid, activiteit
la actividad
bewonderen
admirar
neiging, liefhebberij, liefde
la afición
opening, gat
el agujero
vrolijkheid
la alegría
huur
el aquiler
beide(n)
ambos/ambas
ring
el anillo
parkeren
aparcar (c/qu)
geschikt
apto, -a
rijst
el arroz
verbazen, verbijsteren
asombrar
toeschrijven (aan); toebedelen
atribuir (a) (y)
onderzoeken; te weten komen
averiguar (gu/gü)
bank; bankgebouw
el banco
drank
la bebida
wit / blanke; doelwit
blanco, -a / el blanco
goedheid
la bondad
ruw; dom; onbeschoft / domoor; onbeschofte kerel
bruto, -a / el bruto
einde; kaap
el cabo
verwarmen
calentar (ie)
verzwijgen / zwijgen
callar
vermoeid; vermoeiend
cansado (de)
genegenheid, liefde
el cariño
trouwen (met); overeenstemmen (met) / trouwen (met)
casar (con) / casarse (con)
oorzaak; proces
la causa
middelpunt, (stads)centrum
el centro
vijf
cinco
klas(se); les(lokaal)
la clase
samenloop van omstandigheden
la coincidencia
halssnoer, collier
el collar
gemakkelijk / comfortabel
cómodo, -a
afspraak; verplichting
el compromiso
veroordelen
condenar
verwarring
la confusión
beschouwen; achten
considerar
beschouwen; aanschouwen
contemplar
afspreken; het eens worden over / passen
convenir overg/onoverg (ie)
binnenplaats
el corral
kort
corto, -a
bediende
el criado / la criada
(school)schrift
el cuaderno
(soep)lepel
la cuchara
bebouwen, verbouwen; (fig) beschaven; (fig) beoefenen (kunsten ed)
cultivar
bocht
la curva
Spaanse paprikaworst
el chorizo
tiende
décimo, -a
bewijzen; verklaren
demostrar
onaangenaam (bijv)
desagradable
minachting
el desdén
onbewoond; woest / woestijn
desierto, -a / el desierto
verstrooid, afwezig
despistado, -a
achter (bijv)
detrás
geluk (znw)
la dicha
grote som gelds
el dineral
van iets genieten
disfrutar de una cosa
afleiden, ontspannen / zich vermaken
divertir / divertirse (ie, i)
zondag
el domingo
hard; moeilijk; wreed
duro, -a
verkiezing
la elección
uitgifte, emissie; uitzending (radio)
la emisión
gevangen zetten
encarcelar
bedriegen / zich vergissen
engañar / engañarse
begrafenis
el entierro
episode
el episodio
schaars; vrekkig
escaso, -a
inspanning
el esfuerzo
geest, ziel; moed
el espíritu
schatten; menen
estimar
evolutie, ontwikkeling
la evolución
(het) bestaan; voorraad
la existencia
uiterlijk, uitwendig (bijv)
exterior
ontbreken; te kort schieten, verzaken
faltar
betoveren, fascineren
fascinar
verschijnsel; (fam) genie
el fenómeno
filosofie
la filosofía
pudding
el flan
foto
la foto(grafía)
koude
el frío
fundament
el fundamento
keel
la garganta
aardrijkskundig
geográfico, -a
van iets genieten
gozar (z/c) de una cosa
schreeuwen; naroepen
grittar
handig (bijv)
hábil
meel; poeder
la harina
mooi
hermoso, -a
(ver)eren
honrar
vluchten; vermijden
huir (y)
indruk; afdruk
la impresión
industrie; bedrijvigheid
la industria
onmetelijk
inmenso, -a
belang, nut; opbrengst, rente
el interés
links
izquierdo, -a
spelen
jugar (ue)
jeugd
la juventud
beklagen, betreuren
lamentar
(het) lezen ; lezing; lectuur
la lectura
bevrijden
librar
pak, bundel; (fig) verwikkeling
el lío
vechten, strijd leveren
luchar
aankomst
la llegada
meester; componist, dirigent / onderwijzeres
el maestro / la maestra
aan de dag leggen; verklaren / zich uiten
manifestar / manifestarse (ie)
mark (munt); lijst
el marco
zich laten inschrijven (voor)
matricularse (en)
nadenken
meditar
geest, verstand
la mente
(iets ergens) indoen / zich mengen in, zich inlaten
meter / meterse
miljoen
millón
geheim; mysterie
el misterio
leuk, aardig
mono, -a
bewegen
mover (ue)
geboren worden; ontspringen (rivier)
nacer (zc)
noodzaak, noodzakelijkheid, behoefte
la necesidad
sneeuw
la nieve
aantekenen; (op)merken
notar
hindernis
el obstáculo
beledigen; mishandelen
ofender
golf
la onda
origineel (bijv)
original
landschap
el paisaje
halsdoek; zakdoek
el pañuelo
wand, muur
la pared
(voorbij)gaan; overslaan; doorbrengen
pasar
zonde
el pecado
schiereiland
la península
profiel
el perfil
toebehoren (aan)
pertenecer (a) (zc)
steen
la piedra
ontwerp; plattegrond
el plano
stof
el polvo
mogelijkheid
la posibilidad
nauwkeurig; noodzakelijk
preciso, -a
het heden; cadeau; onvoltooid tegenwoordige tijd
el presente
haast
la prisa
diep
profundo, -a
eigen; eigenaardig
propio, -a
volk; dorp
el pueblo
breken / breken (onoverg)
quebrar / quebrarse (ie)
misschien
quizá(s)
werkelijkheid
la realidad
cadeau
el regalo
godsdienst
la religión
opvoering; vertegenwoordiging
la representación
eerbied, ontzag
el respeto
openbaren; ontwikkelen
revelar
omgeven (met)
rodear (de)
lawaai
el ruido
uitgang; uittocht; vertrek
la salida
drogen / opdrogen (onoverg)
secar /secarse (c/qu)
week
la semana
mijnheer / mevrouw
el señor / la señora
zesde
sexto
enkelvoudig; eenvoudig; dwaas (bijv)
simple
hulp, bijstand
el socorro
donker; lommerrijk
sombrío, -a
zweten
sudar
schrik
el susto
(te) laat (bijw)
tarde
televisie
la televisión / la tele
hebben; houden
tener
terrein
el terreno
schaar
las tijeras
nemen
tomar
handel; verkeer
el tráfico
zich begeven (naar), zich ergens anders vestigen
trasladarse (a)
dringend (bijv)
urgente
dapper, moedig (bijv)
valiente
snel
veloz
echt, waarachtig
verdadero, -a
gebrek; ondeugd
el vicio
maagdelijk; ongebruikt (bijv)
virgen
wil
la voluntad
schoen
el zapato