2.6 Lipiden & Cellulaire membranen Flashcards

1
Q

functies & soorten lipiden

A
  • brandstof
  • energie opslag
  • bescherming organen
  • isolatie lichaam
  • cellulaire membramen
    -> membraam lipiden moleculen
    = apolair & deel polair
    = amfifiel/amfifatisch
    – fosfolipiden
    — fosfoglyceriden = glycerofosfolipiden
    — sfingolipiden
    – glycolipiden
    – cholesterol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

glycerofosfolipiden

A

bouwsteen = glycerol(ruggengraad) = 1,2,3-propaantriol

hydroxyl C1: veresterd met acylketen
hydroxyl C2: veresterd met acylketen
hydroxyl C3: fosfaat groep + polair alcohol
-> structuur kunnen tekenen

acylketen = vetzuurketen: carbonzuren
-> carboxylgroep C-OH(=O) + lange koolstofketens
- C10-24, meest voorkomen C16-18
- even aantal C (door productie enzymen)
- onvertakt
- zowel verzadigd als onverzadigd
- dubbele binding = CIS-configuratie

symbolische weergave a:b(c)
a = aantal C-atomen
b = aantal dubbele bindingen
c = plaats dubbele binding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

soorten gylcerofosfolipiden

A

1) fosfaatgroep ≠ veresterd
= geïoniseerde vorm fosfatidaat
= X = H
= fosfatidine zuur

2) fosfaat = veresterd = polair substituent via alchoholfunctie
– choline -> fosfatidylcholine PC, lading 0
– serine -> fosfatidylserine PS, ladig -1
– ethanolamine -> fosfatidylethanolamine PE, lading 0
-> OH-groep AZ -> O-fosfaat
-> structuren kunnen tekenen
– inositaol -> fosfatiylinositol PI, lading -1
+ 1 fosfaat-groep = fosfatidylinositol-4-fosfaat PIP
+ 2 fosfaat-groepen = fosfatidylinositol-4,5-fosfaat PIP2
+ 3 fosfaat-groepen = fosfatidylinositol-3,4,5-fosfaat PIP3
-> structuren kunnen herkennen

3) C3 ook acylgroep = triacylglyceriden

4) enkel C1 acylgroep = lysofosfoglyceriden

5) 4 acylketens: fosfaten van 2 diacylglycerol-3-fosfaat moleculen veresterd = extra gylcerolgroep
-> difosfatidylglycerol = cardiolipin = binnenste membraam mitoch
-> structuren kunnen herkennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

sfingolipiden

A

bouwsteen = sfingosine = amino-alcohol
= 2-amino-4-octadecene-1,3-diol
-> structuren kunnen tekenen

-> als op C2(primair amine) x vetzuur = ceramide
ceramide + C1(OH) veresterd met fosfocholine (fosfaat + choline)
-> sphingomyeline

-> structuren kunnen herkennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

glycolipiden

A

bouwsteen = ceramide = sfinosine
-> C1OH gebonden met suikermoleculen = polariteit

  • cerebrosiden = 1 monosaccaride
    = glucose/galactose
  • gangliosiden = vertakte suikerketens, max 7 saccariden
    + extra modifiacties: carboxylaargroepen = negatieve ladingen

-> vormt glycocalyx = celcommunicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

cholesterol

A

= sterol, subgroep steroïden
hydrofobe deel
- 4 KWS-ringen = gonaan
- vertakte KWS-staart
hydrofiele deel
- hydroxylgroep
= amfifiel
-> maakt membranen minder vloeibaar

-> structuren kunnen herkennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

zowel polair als apolair deel

A

amfifiel
amfifatisch
amfipatisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

spontane structuur

A
  • minimaal oppervlak hydrofoob x water
  • maximaal oppervlak hydrofiel x water
    -> hydrofoob effect
    = zelfsluitende structuur
    = thermodynamisch gunstig
    1) micellen = 1 laag, geen inwendige inhuid
    2) dubbele fosfolipiden laag = 2 lagen, sluiten delen af
    -> liposomen & cellulaire membranen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

functie & structuur dubbele fosfolipiden laag

A
  • barrière functie
  • compartiment verdeling

membraampermeabiliteit afh v
- grootte molecule
- lading/polair karakter (hydrofiele vetketens)
–> kleine apolaire moleculen best

dikte: 60-100Å
dikte lipidendubbellaag: 50Å
dikte hydrofoob deel: 30Å

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

samenstelling dubbele fosfolipiden laag

A

alle membranen: celmembraan, ER, binnenste & buitenste mito
- veel PE & PC
- matis PI
- weinig PS & fosfatidylglycerol

uitzonderingen
- alle weinig cardiolipine buiten binnenste membraan mito
- alle weinig sfingomyeline buiten celmembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

asymetrie in de dubbele fosfolipiden laag

A

door translocasen = enzymmen flippen
flippase = van buiten naar binnen
floppase = van binnen naar buiten
scramblase = beide richtingen
-> verschilen in samenstellingen binnenste & buitense laag

buitenste laag:
choline bevattende lipiden = fofatidylcholine & sfingomyeline
+ glycolipiden (glycocalyx)
+ cholersterol

binnenste laag:
negatieve/neutrale lipiden = fosfatidylserine, fosfatidyllinositol & fosfolipase C
+ cholesterol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

eiwitten in fosfolipiden laag

A
  • perifere eiwitten
    = OP binnen of buitenzijde
    x hydrofiele koppen/perifere eiwitten
  • integrale eiwitten
    = zowel binnen als buiten zijde
    x hydrofiele staarten
  • transmembramaire eiwitten
    = overspannen volledig membraan
    x hydrofiele staarten
    + extra modifiactie suikers

functies:
- cellulaire communicatie vb insuline receptor
receptoren x NT -> enzymen zorgen voor signaaltransductie -> structurele veranderingen
- transport (kanalen & pompen) vb GLUT 4
- vasthecten x andere cellen/extracellulaire matrixmoleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

glycocalix

A

= sugar coat
= buitenste laag membraan

  • glycolipiden
  • glycoproteïnen = gemodificeerde eiwitten = glycoconjugaat
    -> suiker x N-atoom Asn = N-glycosylatie/N-glycosidische binding
    -> suiker x O-atoom Ser/Thr = O-glycosylatie/O-glycosidische binding
  • glycotransferasen = gemodificeerde enzymen

suiker moleculen
= sterkpolair
= verandering cellulaire communicatie
-> glycocalix anders elke cel
+ bescherming cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

dynamische structuren eiwitten

A
  • laterale translocaties fosfolipiden & eiwitten
    -> orientatie blijft
    = vloeidbaar mozaïkmodel
  • componenten gebonden aan extracellulaire componenten
    = verankerd
    vb: glyco… & membraaneiwitten tight junction
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

membraanfluïditeit

A

membraanviscositeit
= zwakke aantrekkingskrachten (london & VDW)

afh v
lengte acylketens, aantal dubbele bindingen & soort fosfolipiden
- groter = groter opp = minder fluïditeit
- meer dubbele bindingen = gebogen structuur = minder opp = meer fluïditeit

+ cholesterol
- grote keten
- OH x carbonyl-groep = H-brug
= minder fluïditeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly