2.1 inleiding tot biochemie & niet-covalente aantrekkingskrachten Flashcards
soorten biomoleculen
biopolymeren
- opgebouwd uit monomeren = bouwstenen
- gevormd door covalente bindingen
- complexen vormen door niet-covalente bindingen
- heteropolymeren = verschillende soorten monomeren
- homopolymeren = dezelfde soort monomeer
-> vormen 3D-structuren = belangerijk voor moleculaire herkenning
soorten biomoleculen
1) eiwitten
= heterobiopolymeren
= 20 AZ
2) suikers = sachariden
- monosachariden = 1 monomeer, appart
- disachariden = 2 monomeren = zowel homo- als heterobiopolymeren
- polysachariden = tot 1000 monomeren = zowel homo- als heterobiopolymeren
3) nucleïnezuren
= DNA & RNA
= heterobiopolymeren
= nucleotiden
nucleotide = base + suiker + fosfaat
4) lipiden
≠ covalente bindingen
soorten aantrekkingskrachten
= zwakke elektrostatische aantrekkingskrachten
sterk
1) ionaire aantrekkingskracht
2) waterstofbruggen
3) dipoolkrachten
4) londonkrachten
zwak
moleculaire herkenning
afhankelijk van
- vorm
- eigenschappen oppervlakte
-> aantal & functionele groepen
= chemische vingers
vb: specifieke receptor eiwitten = insule & spike-proteïn
ionaire aantrekkingskracht
= zoutbrug
= ionbinding
= tussen 2 geladen moleculen
-> grootte: wet van Coulomb
F = q1 x q2 / r^2 x d (dielektriciteitsconstante)
-> afstand = omgekeerdevenredig 1/r^2
vb: eiwitten
carboxylfunctie op glutamaat & asparagine
x aminefunctie lysine & arginine
dipoolkrachten
= kersomkrachten
= 1/r^3
= tussen 2 partiëel geladen bindingen
waterstofbruggen
binding
- H x OH alcoholfunctie
- H x O
- H x NH2+ aminefunctie
- H x N
delen
- waterstofdonor = stof met covalent gebonden H
- waterstofacceptor = stof met H-brug
soorten
- lineair = sterk
- niet-lineair ≠ sterk
- afh van molecule tot molecule
voorkomen
- eiwitten = secundaire structuur
- DNA complementariteit
londonkrachten
= VanDerWaelskrachten
= dispersiekrachten
= tussen apolaire moleculen
apolaire moleculen kunnen toevallig partiële ladingen tijdelijk bevatten
= door bewegen van elektronen
dicht tegen andere apolaire moleculen
= dipool-induceren
sterkst op VDW-straal
= dichtst tegen elkaar zonder te reageren
effect van water op aantrekkingskrachen
= alle processen in lichaam
= goed solvent voor polaire stoffen
-> gehydrateerde-ionen
= watermantel
-> water is compititeif tegenover andere niet-covalente krachen door zijn polariteit
= afzwakking ionaire bindingen & waterstofbruggen
-> H-bruggen in waterstof moleculen wisselen continu
hydrofoob effect
= apolaire moleculen in water
vb: vetten & vitamines
1) in water
2) verstoring van H-brug netwerk
3) automatisch samenkomen door Gibs-vrije-energie
= meest stabiele toestand
samenvoeging van zwakkekrachen
≈ velcro
-> veel zwakke krachten voremen een sterkgeheel
= som van individuele bijdragen
co-operativiteit
= 2 chemische groepen trekken elkaar aan
-> 2 andere chemische groepen kunnen onderling reageren
= dynamische bindingen