1.8 zuren & basen Flashcards
zuurbase theorie van Arrhenius
= enkel in waterige oplossingen
arrhenius-zuur + water = ionisatie H+ ionen
arrhenius-base + water = dissocitatie OH- ionen
zuur + base = neutralisatie
vb: H+ + H2O = H2O
zuurvormende oxiden = niet-metaaloxiden
basevormende oxiden = metaaloxiden
Brønsted-Lowry
= in alle soorten oplossingen
Brønsted-zuur = H+ afgeven = protondonor
Brønsted-base = H+ opnemen = protonacceptor
-> beide = amfiprotisch
zuur + base <=> geconjugeerde base + geconjugeerd zuur
ionenproduct van water
H20 + H20 <=> OH- + h3O+
Kw = {OH-} {H3O+} = 1,00 x 10^-14
pH = -log {OH-}
pOH = -log {H3O+}
–> pH + pOH = 14
zure-oplossing: pH < 7
neutroale-oplossing: pH = 7
basische-oplossing: pH > 7
-> analoog voor
pKa = - log Ka groter = sterker zuur
pKb = - log Kb groter = sterkere base
soorten & voorbeelden zuren
sterke zuren
- waterstofhalogeniden: HCl, HBr, HI
- oxozuren
-> aantal zuurstofatomen met ioniseerbare zuurstofatomen > 2: HNO3, H2SO4, HCl04
zwakke zuren
- waterstoffluoride: HF
- oxozuren
-> aantal zuurstofatomen met ioniseerbare zuurstofatomen >= 1: HNO2, H2PO4, HCl02
- organische zuren met algemene formule ROOH
soorten & voorbeelden basen
sterke basen
- oxiden M2O & hydroxiden MOH van alkalimetalen
-> M = Li, Na, K, Rb, Cs
- oxiden MO & hydroxiden M2OH van aardalkalimetalen
-> M = Ca, Sr, Ba
zwakke basen
- ammoniak NH3
- organische aminen RNH2, R2NH, R3N
bepalen van pH van sterke zuren & sterke basen
= volledige dissociatie
pH = - log {H+} = Coa = beginconcentratie zuur
pH = 14 - log {OH-} = 14 -Cob = beginconcentratie base
bepalen van pH van zwakke zuren & zwakke basen
Kw = Ka x Kb
zuur: {H+} = √Ka x Coa , pH = - 1/2pKa - 1/2 log Coa
base: {H+} = Kw / √Kb x CoB , pH = 7 + 1/2 pKa + 1/2 log Cob
procentuele ionisatiegraad
= hoeveel % van de initiele concentratie geioniseerd is
alfa = {A-}/Coa
% = {A-}/Coa x 100%
voor zwakke zuren
-> verwaarloosbaar als Ka < 10^-3 en C > 10^-2
-> % = 0
evenwicht & pH van een mengsel
voor evenwicht: alle aanwezige stoffen van belang
voor pH : enkel sterkste zuur & base van belang
= hoogste pKa & pKb waarde
-> stoffen met gelijkaardige niet gevraagd
polyprotorische zuren
= meer dan 1 afsplitsbaar proton
1) sterkzure stap K1
2) zwak zure stap K2
3) zeer zwak zure stap K3
waarbij geldt: K1»_space; K2»_space; K3
pH enkel door de eerste ioniserende stap
hydrolyse
= goed oplosbare zouten
= zouten die samengesteld zijn uit zuren & basen
-> keren terug
1) neutrale oplossing
= afleiding van sterk zuur & sterke base
-> beide hydrolyseren & heffen elkaar op
2) basische oplossing
= afleiding van zwak zuur & sterke base
-> enkel base hydrolyseerd = OH- vrijkomen = basisch
3) zure oplossing
= afleiding van sterk zuur & zwakke base
-> enkel zuur hydrolyseerd = H+ vrijkomen = zuur
4) natrium & kalium amfolyten
-> kunnen zowel als zuur/base reageren
pH = 1/2 (pKan + pKan+1)
–> IN BOEKJE
5) andere gevallen
= afleiding van zwak zuur & zwakke base
-> zowel zuur als base wilt hydrolyseren
-> enkel sterkste Ka/b waarde zal doorgaan
buffers
= meer stabiele pH
-> zuur met geconjugeerde base
-> base met geconjugeerd zuur
1) gemeenschappelijk ion effect
= zout met gemeenschappelijk ion dring dissociatie terug
= lagere dissociatie graad
= minder schommelingen pH
2) Z/B samen met geconjuceerde Z/B
-> H+ neemt toe in oplossing = base of geconjugeerde base zal deze opnemen
-> OH- neemt toe in oplossing = zuur of geconjugeerde zuur zal deze opnemen
= minder schommelingen in pH
pH = pKa + log Cb/Ca
verhouding 1/10 -> 10/1
= schommeling tot +- 1 in pH
–> IN BOEKJE
betekenis pKa pKb
pKa
- log Ka = lager pKa = sterker zuur
als pH < pKa = zuur gaat H terug opnemen
pKb
- log Kb = lager pKb = sterkere base
als pH > pKa = base gaat H terug opnemen