2.3 van structuur naar functie Flashcards

1
Q

weg AZ

A

1) AZ
-> peptidebinding
2) polypeptideketen
-> α-helix, ß-vouwblad & ß-lus
3) secundaire structuur
-> motieven
4) tertiaire structuur
-> associaties
5) quaternaire structuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

primaire structuur

A

unieke sequentie
- grootte & volgorde

  1. grootte
    - 50-1.000AZ
    - 23.000AZ = gaint protein = spieren terug naar originele grootte
    - beperkt door tijd & foutemarge
  2. samenstelling
    - bepaald door genetische code
    - bepaald verdere opvouwing = eiwit
    - veel voorkomend: Gly, Ala, Val, Leu, Ser, Glu
    - wenig voorkomend: Cys, Trp
    - beperkt door complexiteit
  3. opvouwing
    - intermoleculaire aantrekkingskrachten
    - hydrofoob = centraal = vorm & grootte
    - hydrofiel = perifeer = chemische fingers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

beperkte rotatie-mogelijkheden

A
  1. onderdelen van de nucleotide binding
    - psi-binding = Calfa x C2
    - omega-binding = C2 x NH
    - phi-binding = NH x Calfa
  2. omega binding
    - e- paar van O- van C2 vormt dubbele binding
    - CIS-TRANS-isomerie
    - cis = sferische hinder = minder voorkomen
    - trans ≠ sferische hinder = meer voorkomen
    - omega beperkt voornamelijk in 180°
  3. psi & phi-binding
    - enkel beperkt door sferische hinder = ramachandranplot
    - alle AZ gelijkaardig
    - Gly meer
    - Pro minder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

α-helix

A
  1. de binding
    - H brug
    - O op C2
    - NH 4 az verder
  2. structuur
    - 100° per H-brug = 3,6 AZ per draaiing
    - rechtsdraaiend
    - korte onderlinge afstand = stabiel
    - dipoolmoment = positief N-terminus
    - R naar buiten = geen sferische hinder & reactief
  3. voorkomen in eiwitten
    - max 70%
    - 4-40AZ, gemiddeld 12
    - vormers = Ala, Leu, Met, Glu
    - verbrekers = Gly & Pro
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

amfifiele opvouwingen

A

1) α-helix
= om de 4 AZ een hydrofiele AZ
= om de 4 AZ een hydrofobe AZ
–> hydrofiele kant & hydrofobe kant
vb: transmembranaire helices voor lipides

2) ß-vouwblad
= om de 2 AZ een hydrofiele AZ
= om de 2 AZ een hydrofobe AZ
–> hydrofiele kant & hydrofobe kant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ß-vouwblad

A

= H-brug tussen O op C2 x NH van 4 een andere streng

1) parallel
- zelfde richting
= niet-lineair
= minder bindingen
= minder stabiel
= minder voorkomen

2) antiparallel
- tegenovergestelde richting
= lineair
= meer bindingen
= stabieler
= meer voorkomen

psi = -130°
phi = 120°
–> zig-zag
-> R-afwisselend links/rechts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ß-bocht & ß-lus

A

1) ß-bocht
= 4 AZ
i+1 = pro
i+2 = gly
H-brug: i+0 = O - N - i+3

2) ß-lus
= 5-16 AZ
-> geen vast patroon
-> veel hydrofiele zijketens
-> aan de buitenzijde eiwit = bepaald reactiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

tertiare structuur

A

= supersecundaire structuren
= motieven
voorstelling
α-helix = cilinder
ß-streng = pijl
ß-vouwblad = dubbele pijl

soorten
1) ß-hairpin
ß-streng -> ß-bocht -> ß-streng
2) ß-meander
= meerder ß-hairpins na elkaar
vb: ß-propellor
2) rossman-fold
= α-helix -> ß-streng -> α-helix -> ß-streng -> …
vb: lactaat & alcoholdehydrogenase ADH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ADH

A

ADH = alchoholdehydrogenase

  1. structuur
    - gebonden met cofactor NAD
    - Rossmanfold
    - 4 x α-helix + 6 x ß-streng
  2. functie
    - ethanol + NAD = acetaldehyde + NADH
    - vermijden alcohol intoxicatie
    - in darm & lever
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

domeinen

A

= onderdelen van een eiwit ≠ andere eiwitten

1) gobulaire eiwitten
≈ bolvormig
- eenvoudige eiwitten
- multi-domein eiwitten
= mulitglobulair

kenmerken
- 100-200 AZ
- niet altijd sequentieel

soorten
- structureel domein = enkel apparte bol
- functioneel domein = eigen functie

-> modulaire bouw
= door niet-covalente krachten

2) niet-globulaire eiwitten
= fibrillair
= tot 300 primaire structuren
vb: collageen & kreatine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

modificaties aan de tertiare structuur= posttraslationele modificaties

A

≈ modificaties AZ
= aanpassen structuur
= aanpassen functie

1) disulfidebrug
= zwavelbrug
= 2x cysteïne
-> stabiliteit
vb: secretieproducten zwavelbrug vorming om pas buiten de cel actief te maken

2) acetylering
= op N-terminus
= beïnvloeding levensduur
-> onomkeerbeer

3) processing
= verwijdering overige delen
vb pancreas
-> trpinogeen -> trypsine
-> onomkeerbaar

4) toevoeging suikers/lipiden

5) fosforylering
= bij ser, thr & try
-> omkeerbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

opvouwing van eiwitten

A
  • snel
  • spontaan ΔG = ΔH - TΔS
  • direct na eiwit synthese

ΔG = ΔH - TΔS
40Kj/mol
ΔH
- interacties hydrofiele zijketens = H-bruggen & zoutbruggen
- interacties hydrofobe zijketens = zwakke interacties
- vorming nucleotide structuur
- vorming α-helices & ß-vouwbladen
ΔS
- hydrofoob effect
= meer wanorde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

denaturatie van eiwitten

A

thermische denaturatie
1. meer energie
2. meer beweging
3. verbreken zwakke interacties, niet verbreken covalente bindingen
4. denaturatie
- ontvouwen
- volledige structuur veranderd
5. onomkeerbaar

chemische denaturatie
1. verandering pH
2. verlies van ladingen carbonyl- & amine-functies
3. denaturatie
- ontvouwen
- structuur nog aanwezig
4. reversibel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

stoffen om hydrofoob effect te verminderen

A
  • detergent
  • ureum
  • guandinium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

functie quaternaire sturctuur

A

1) enzymmatsche katalyse = metabolisme versnellen

2) transport & stockering
- hemoglobine = O2 transport in erythrocyten
- myoglobine = O2 transport in spieren
- transferine = Fe transport in bloed
- ferritine = ijzerstockering in lever

3) gecoördineerde beweging
vb: actine x myosine

4) steunfunctie
vb: collageen = 30% v/d eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vorming quaternaire structuur

A

= associaties van eiwitten
= complex-vorming
≠ multi-domein-eiwit
dezelfde monomeer = homomeer
andere monomeer = heteromeer

-> door niet-covalente krachten
levensduur afh sterkte binding
afh v
- affiniteit & bindingsoppervlakte

17
Q

sterkte eiwit-eiwit-associaties

A

A + B -> associatie -> AB
AB -> dissociatie -> A + B
Kd = Kdiss/Kass = {A} x {B} / {AB} = 1 / Ka
Kd = omgekeerd evenredig affiniteit
vb antilichaam x antigen = 10^-10

fractionele bezetting Y
Y = {AB} / {Atot} = {B} / Kd + {B}
–> # B gebonden op A / # A totaal

als Kd &laquo_space;{B} -> Y ≈ 1 -> volledige bezetting
= hoge affiniteit

18
Q

allosterie

A

= allosterische regeling
= meerdere bindingsplaatsen op meerdere domeinen
-> 1 binding = gehele conformationele verandering
= inhibering / stimulering binding met andere stoffen

19
Q

voorbeelden belangerije eiwitten

A

1) actine x myosine
= tijdelijke associatie
actine x myosine
- ATP -> ADP
= powerstroke
= gehele conformationele verandering myosine
-> binding verbroken

2) collageen
= permanente verbinding
= 28 types
motief:
gly - X (proline) - Y (4-hydroxylproline)
-> linksdraaiende helix
3 strengen rond elkaar
= rechtsdraaiende superhelix
carboxyl-groep op proline x amine-groep opglycine

3) sacroma protein kinase src
4) antilichaam

20
Q

src

A

= sacrosoma protein kinase
= modulaire bouw

  1. inactieve vorm
  2. fosforylering Tyr op pos527 door fosfatase
  3. fosforylering Tyr op pos 416 door SRC
  4. kinase domeinen actief
    - SH-2 herkent fosfotyrosine
    - SH-3 herkent proline sequenties
  5. defosforylatie = inactiveren
  6. verliezen defosforylatie = kanker
21
Q

antilichaam

A
  1. werking
    - binding met antistof met hofe affiniteit
    - immunoglobine
    - virus, bacterie, eiwit, polysacchariden
  2. constante deel
    - Y vorm
    - 2 zware ketens
    - 2 lichte ketens
    - onderling verbonden door zwavelbruggen
  3. niet-constante delen
    - specifieke moleculaire herkennint = epitroop
    - 2 eindlussen = VH & VL-domein