1.3 Verbindingen Flashcards

1
Q

voorstellingen van bindingen

A

1) minimale formule
- kleinste aantal gehele getallen
- empirische formule = expirmenteel vast te stellen
vb: glucose = CH20 idpv C6H12O6

2) molecuul formule
- werkelijk aantal atomen in binding

3) structuur formule
- geometrische voorstelling
- plaats/soort van atomen & onderlinge bindingen

– atomen & bindingen = lewis
– enkel structuur = organische chemie
– ball & stick
– spacefilling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

afstanden van bindingen

A

atoomstraal
= afstand tussen 2 kernen in binding/2

VDWstraal
= afstand van 2kernen die net geen biding vormen/2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

edelgassen

A

= 8 valentie elektronen
= stabiel
= geen reactie = inerte gassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ionbindingen

A

1) positief mono-atomische ionen = kationen
= ioniseren
-> worden positief = staan ionen af om edelgasconfiguratie te bekomen
x
2) negatief mono-atomische ionen = anionen
= reduceren
-> worden negatief = elektronen opnemen om edelgasconfiguratie te bekomen

—> de ionbinding = aantrekking kation & anion ≠ binding ≠ molecuul
= enkel elektrostatische aantrekking
-> geen molecuulformule -> formule-eenheid

eigenschappen
- hoge kook & smeltpunten = sterke intermoleculaire krachten
- oplosbaar in polaire oplosmiddelen = gehydrateerde ionen
- elektrolyten
- vormen kristallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

soorten covalente bindingen

A

= 2 niet-metalen
-> delen ionen

  • enkelvoudinge binding
  • dubbele -
  • drievoudige -
    + DATIV/donor-acceptor binding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Lewisformule

A

= enkel 1&2 rij
1) laagste EN = centrum
2) totaal aantal valente e- berekenen
-> hou rekening met lading
3) alle atomen enkelvoudige binding geving
4) verdeel alle e- omliggende atomen rond centraal atoom
5) e- over = op centraal atoom plaatsen
5) als geen octet: dubbele bindingen geven
6) bepaal formele ladingen ter controle
-> zo laag mogelijke formele lading

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

resonantie

A

= tussen identieke moleculen
resonantie vormen = de identieken moleculen
resonantie pijl = resonantie aangeven tussen de identieken moleculen
resonantie hybride = verhoudingen van identieke atomen tegenover elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

valentiebindingstheorie

A

methaanprobleem
methaan = CH4
-> onderlinge hoek van 109°
4 bindingen maar enkel 2 vrije e-
–> hybridisatie

binding
- overlap van orbitalen = andere vorm
- gemeenschappelijk e- paar met andere spin
- grootte overlap = sterkte binding

1) δ-binding = 1e binding
- orbitalen op symetrie as
- sterke binding

2) π-binding = meervoudige bindingen
- evenwijdig met symetrie as maar niet samenvallend
- minder sterke binding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hybdridorbitalen

A

S + Px = sp = linear
S + Px + Py = sp2 = diehoekig planair
S + Px + Py + Pz = sp3 = tetraëdisch
S + Px + Py + Pz + Dz2 = dsp3 of sp3d = trigonaal bipiramidaal
S + Px + Py + Pz + Dz2 + Dx2-y2 = d2sp3 + sp3d2 = octaëdrisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

polarisatie van covalente bindingen

A

= verschil in EN-waarde
-> elektron wordt naar atoom met hoogste waarde getrokken
= elektrosch dipoolmoment = p = e x d van — -> +

gevolg
vrije e- paren kunnen bindingen verschuiven
vb: H2O
- O heeft 2 keer een patriele negatieve lading ter hoogte van de H bindingen
- O heeft 2 vrije e- paren
de vrije e- paren stoten de partiele ladingen die kleiner zijn af
= komen dichter bij elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

dipolaire binding

A

= coördinatie verbinding
= coördinatie complexen
complex = centraal metaal-atoom/ion + liganden
-> ligand bindt: beide e- afkomstig van het ligand

coördinatie getal = aantal ligand op centraal atoom
coördinatie sfeer = geheel rond centraal metaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

soorten liganden

A

monodendaat = 1 donor atoom

meerdere donoratomen
- polydendaat = meertandig ligand
- cheland = klauwachtig ligand = chelaat

openketen ligand = meer aanvalsplaatsen = minder stabiel
cyclisch ligand
bicyclisch ligang = minder aanvalsplaatsen = stabieler
-> zelfde geometrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

valentieschaal-elektronpaarepulsie theorie

A

VSEPR
= bepalen van geometrie

ABmEn
A = centrale atoom
Bm = aantal bindingen met A
En = aantal vrije e- paren op A
–> m + n = sferisch getal
–> m + n - 1 = hybdridisatie

ruimte inname elektronen
enkele binding < dubbelebinding < drievoudige binding < vrij e- paar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

geometrie VSEPR

A

m + n =
2 = lineair
= sp, 180°
- AB2 = lineair

3 = diehoekig vlak
= sp2, 120°
- AB3 = driehoekigvlak
- AB2E = hoekig

4 = tertraëdisch
= sp3, 109°
- AB4 = tetraëdisch
- AB3E = trigonaal piramidaal
- AB2E2 = hoekig

5 = trigonaal bipiramidaal
= sp3d
- AB5 = trigonaal bipiramidaal
- AB4E = schommel
- AB3E2 = T-vorm
- AB2E3 = lineair

6 = octaëdrisch
= sp3d2
- AB6 = octaëdrisch
- AB5E = vierkant pyramidaal
- AB4E = vierkant planair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

massa van deeltjes

A

1) molecuul & formule massa = relatief
Mr = absolute massa / 1/12 C12
Mr = absolute massa / 1,66 x 10^-27

2) mol = deeltjes in 12,000g C12
= constante van avogardro = 6,022 x 10^25

3) molaire massa
= massa van molecuul per mol
-> allemaal in boekje

4) samenstellingen
massa %

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

medisch toegepast: liganden

A

stoffen:
AZ: histidine, methionine, cysteïne, tyrosine, aspartine zuur, glutamine zuur
andere: prophine, metaalprophyrine complex, myoglobine & hemoglobine