25. Persoonlijkheidsstoornissen Flashcards
Wat zijn persoonlijkheidsstoornissen?
De DSM-5 criteria voor persoonlijkheidskenmerken kunnen worden samengevat onder:
* Pathologisch: een patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen dat sterk afwijkt van de
verwachtingen en normen van de cultuur van het individu en lijdensdruk veroorzaakt.
* Pervasief: het patroon is niet flexibel en uit zich in meerdere domeinen van het leven.
* Persistent: het patroon is stabiel en van lange duur, en voor het eerst gezien tijdens de
adolescentie of vroeger volwassenheid.
DSM-5 definieert voor iedere persoonlijkheidsstoornis een specifieke set van criteria die samen het
persoonlijkheidsstoornis prototype vormen In de praktijk voldoet slechts zelden iemand aan al
deze criteria. De DSM-5 hanteert een polythetisch classificatiesysteem: iemand krijgt een diagnose
als aan een bepaald minimum aan criteria voldaan werd.
Een veel gehoorde kritiek is dat de het categoriale model van de DSM-5 geen recht doet aan aan
het feit dat er meestal graduele interpersoonlijke verschillen zijn in persoonlijkheidskenmerken.
Om hieraan tegemoet te komen werd een dimensioneel persoonlijkheidsmodel toegevoegd aan
sectie III van de DSM-5 waarin een scoring van de cliënt wordt gedaan op 5 domeinen, ook hierop
komt veel kritiek wegens te ingewikkeld.
De DSM-5 onderscheidt 10 persoonlijkheidsstoornissen:
CLUSTER A: paranoïde, schizoïde, schizotypisch
CLUSTER B: Borderline, narcistisch, theatraal, antisociaal
CLUSTER C: Ontwijkend, afhankelijk, obsessief-compulsief
Naast de 10 persoonlijkheidsstoornissen zijn er volgens DSM-5 nog 3 andere:
Persoonlijkheidsverandering ten gevolge van medische conditie.
* Anders gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis: persoonlijkheidstrekken die systematisch
leiden tot stress of beperkingen in het functioneren, zonder dat er voldaan is aan het minimaal
aantal criteria om te voldoen aan een persoonlijkheidsstoornis.
* Ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis: de clinicus legt hiermee aan de cliënt niet uit
waarom er niet is voldaan aan de criteria van een bepaalde persoonlijkheidsstoornis.
Persoonlijkheidsstoornissen zijn egosyntoon
Persoonlijkheidsstoornissen zijn egosyntoon: iemand ziet de problemen met zichzelf en anderen
als een fundamenteel onderdeel van zichzelf. Men vindt vaak zelf niet dat men aan een stoornis
lijdt, maar dat men ‘gewoon zo is’. Het kan ook zijn dat de cliënt zelf niet onder de stoornis lijdt
(bvb narcisme), maar wel de omgeving.
Egodystoon: klinische stoornissen die niet bij de persoon passen, bvb angst of depressie worden
gezien als ‘tijdelijk’ symptmen, niet als onderdeel van de persoon an sich.
De comorbiditeit tussen persoonlijkheidsstoornissen enerzijds en met klinische, syndromale
stoornissen anderzijds is hoog.
Ondanks hun stabiliteit kunnen persoonlijkheidsstoornissen qua sterkte variëren over tijd, ook
zonder behandeling. Voor alle persoonlijkheidsstoornissen geldt dat men over tijd een daling van
de symptomen ondervindt (bij Cluster C is er een neiging om eerst af te zwakken en daarna te
versterken).
Paranoïde persoonlijkheidsstoornis
Een paranoïde persoonlijkheidsstoornis uit zich in een diep wantrouwen en achterdocht
tegenover andermans motieven. De cliënt heeft de fundamentele verwachting uitgebuit of
gekwetst te zullen worden en is voortdurend op zoek naar bewijs daarvoor, ook al zijn er geen
objectieve bewijzen. Men koestert vaak buitenproportioneel veel wrok.
Kenmerken van een paranoïde persoonlijkheidsstoornis:
Een overheersend wantrouwen tegenover andere mensen, dat als op jongvolwassen leeftijd
aanwezig is en tot uiting komt in minstens 4 van volgende kenmerken:
* Verdenkt anderen ervan hem te bedriegen of uit te buiten.
* Obsessieve twijfels over de loyaliteit of betrouwbaarheid van naaste.
* Wil anderen niet in vertrouwen nemen vanwege de angst dat dit tegen hem gebruikt zal
worden.
* Geeft negatieve betekenis aan onschuldige opmerkingen of gebeurtenissen.
* Is niet vergevingsgezind.
* Ziet iets vaak als een aanval op zijn karakter of reputatie (terwijl anderen dit niet zo zien) en
dat in de tegenaanval.
* Zonder reden aanhoudende twijfel hebben over de trouw van de partner.
Schizoïde persoonlijkheidsstoornis
Een shizoïde persoonlijkheidsstoornis uit zich in liefst alleen zijn omdat het ontbreekt aan de
behoefte om goed contacten met anderen te hebben, niet uit sociale onzekerheid of een gebrek
aan interpersoonlijke vaardigheden. De voorkeur gaat naar solitaire activiteiten en er is weing
belangstelling in seksuele contacten met anderen. Er is weinig interesse in andermans mening en
men is vaak emotioneel afgevlakt.
Kenmerken van een schizoïde persoonlijkheidsstoornis:
Een overheersend patroon van afstandelijkheid en beperkte expressie van emoties in
uiteenlopende sociale interacties dat al op jongvolwassen leeftijd aanwezig was en tot uiting komt
in minstens 4 van volgende kenmerken:
* Geen behoefte hebben aan hechte relaties en daar ook niet van genieten.
* Vrijwel altijd voor solitaire activiteiten kiezen.
* Weinig belangstelling hebben voor seksuele activiteiten met een partner.
* Weinig plezier hebben in sociale activiteiten.
* Geen hechte vriendschappen hebben buiten de naaste familie.
* Onverschillig voor lof of kritiek.
* Emotioneel kil of weinig affectief.
Schizotypische persoonlijkheidsstoornis
Een schizotypische persoonlijkheidsstoornis uit zich in eigenaardigheden in gedachten, gedrag
en uiterlijk. Betrekkingsideeën komen vaak voor, bvb het idee dat er over de persoon gepraat
wordt als men een groep vreemden ziet praten. Men kan bovennatuurlijke ervaringen hebben,
‘magisch’ denken (het idee dat de gedachten bepaalde gebeurtenissen kunnen bepalen) of
ongewone hallucinogene ervaringen hebben. Men kan erg weinig vertrouwelingen en een
merkwaardig of zonderling voorkomen hebben.
Kenmerken van een schizotypische persoonlijkheidsstoornis:
Een overheersend patroon van sociale en interpersoonlijke tekortkomingen dat al op
jongvolwassen leeftijd aanwezig was en wordt gekenmerkt door het moeilijk aangaan van hechte
relaties, vreemde denkbeelden en excentriek gedrag, en tot uiting komt in minstens 5 van volgende
kenmerken:
* Betrekkingsideeën: toevallige gebeurtenissen op zichzelf betrekken.
* Magische denkbeelden met invloed op het gedrag.
* Vreemde waarnemingservaringen: vreemde dingen zien, horen, voelen en ruiken.
* Vreemde manier van denken en spreken.
* Achterdochtige paranoïde gedachten.
* Inadequaat affect.
* Excentriek gedrag of uiterlijk.
* Geen hechte vriendschappen.
* Extreme, vaak paranoïde sociale angst die niet vermindert wanneer men iemand beter kent.
Antisociale persoonlijkheidsstoornis
De antisociale persoonlijkheidsstoornis uit zich in een diepgaand patroon van gebrek aan
achting voor en schending van de rechten van anderen. Gedragsmatig gaat het vaak om
veelsoortig en veelvuldig crimineel gedrag, het ontbreken van spijtgevoelens en oneerlijkheid.
Kenmerken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis:
Een overheersend patroon van respectloos gedrag en schending van de rechten van anderen dat
aanwezig is vanaf de leeftijd van 15 jaar en tot uiting komt in minstens 3 van volgende kenmerken:
* Herhaaldelijk zijn aangehouden voor het overtreden van de wet.
* Liegen of duperen van anderen voor eigen voordeel.
* Impulsiviteit of niet kunnen plannen.
* Herhaaldelijke vechtpartijen of geweldpleging.
* Roekeloos gedrag.
* Continu onverantwoordelijk gedrag vertonen, herhaaldelijk niet nakomen van verplichtingen.
* Onverschilligheid voor de gevolgen van de eigen daden voor een ander, ontbreken van
berouw.
Bordeline persoonlijkheidsstoornis
De kern van de borderline persoonlijkheidsstoornis is instabiliteit in relaties, zelfbeeld, gevoel
en/of impulsiviteit. Het is vaak moeilijk voor bordeline patiënten om een goed omlijnd beeld
van zichzelf te hebben. Hun prioriteiten, doelen en voorkeuren wisselen vaak. Er zijn ook
stemmingswisselingen zonder duidelijke externe oorzaak. Men doet vaak verwoede pogingen
om te vermijden in de steek gelaten te worden en men ervaart vaak lange periodes van leegte
met de neiging te dissociëren of tijdelijk erg achterdochtig te worden onder hevige stress.
Kenmerken van een borderline persoonlijkheidsstoornis:
Een overheersend patroon van instabiele interpersoonlijke relaties en gevoelens, een
onevenwichtig zelfbeelden duidelijke impulsiviteit dat al aanwezig is op jongvolwassen leeftijd en
tot uiting komt in minstens 5 van volgende kenmerken:
* Felle pogingen om (ingebeelde) verlating te voorkomen.
* Patroon van intense maar instabiele interpersoonlijke relaties waarbij men de ander
afwisselend idealiseert en devalueert.
* Duidelijk en aanhoudend instabiel zelfbeeld.
* Impulsiviteit die potentieel schade kan aanrichten (suïcidale gedragingen en automutulatie).
* Herhaaldelijk vertonen van dreiging met suïcidaal gedrag of zelfverwonding.
* Forse stemmingswisselingen
* Gevoel van leegte.
* Moeite met het beheersen van soms intense woede.
* Periodes met paranoïde ideeën of dissociatieve symptomen.
Histrionische persoonlijkheidsstoornis
De kernthema’s van de borderline persoonlijkheidsstoornis zijn buitensporige emotionaliteit en
aandacht vragen. Men doet veel moeite om in het middelpunt van de belangstelling te staan of te
blijven, bvb door flirterig gedrag, aparte kledij of zich bijzonder expressief te uiten. Men wisselt
vaak van mening en omschrijft vage kennissen vaak als ‘goed vrienden’.
Kenmerken van een histrionische persoonlijkheidsstoornis:
Een overheersend patroon van extreem emotioneel gedrag en aandacht vragen dat al aanwezig is
op jongvolwassen leeftijd en tot uiting komt in minstens 5 van volgende kenmerken:
* Zich ongemakkelijk voelen wanneer men niet het centrum van de aandacht is.
* Vaak ongepast flirterig of provocerend gedrag.
* Snel wisselende en oppervlakkige emoties.
* Continu aandacht proberen krijgen met het eigen uiterlijk.
* Uitzonderlijk ‘impressionistische’ manier van spreken.
* Theatraal en veel gevoel voor zelfdrama.
* Makkelijk beïnvloedbaar.
* Ziet relaties als intiemer dan ze werkelijk zijn.
Narcistische persoonlijkheidsstoornis
De narcistische persoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door grootheidsgevoelens (fantasie
en gedrag), behoefte aan bewondering en gebrek aan empathie. Men beschouwt zichzelf vaak als
uniek en uitzonderlijk en men verwacht ook dat anderen dat zo zien. Men is erg gevoelig voor
status, heeft een lage dunk van anderen en is mogelijks agressief door jaloezie.
Kenmerken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis:
Een overheersend patroon van grandiositeit, behoefte aan bewondering en weinig empathie dat al
aanwezig is op jongvolwassen leeftijd en tot uiting komt in minstens 5 van volgende kenmerken:
* Een opgeblazen gevoel van belangrijkheid.
* Obsessieve fantasieën over bvb grenzeloos succes, macht en genialiteit.
* Zichzelf bijzonder vinden en alleen willen omgaan met andere bijzondere mensen.
* Verwacht een voorkeursbehandeling.
* Maakt misbruik van anderen om de eigen doelen te verwezenlijken.
* Niet beried om gevoelens en behoeftes van anderen te erkennen of daarmee rekning te
houden.
* Vaak afgunstig.
* Arrogant of hooghartig.
Vermijdende persoonlijkheidsstoornis
Centraal in de vermijdende persoonlijkheidsstoornis is het uit de weg gaan van sociale situaties
uit angst tekort te schieten. Men vermijdt contacten en openheid naar anderen toe omdat men
van zichzelf denkt minder slim, aantrekkelijk en interessant te zijn. Men is hypergevoelig en
rumineert veel over minderwaardigheidsgevoelens. Men is niet geneigd nieuwe beroepstaken
aan te nemen of nieuwe dingen te proberen door die angst. Men zal geen initiatief nemen om
nieuwe contacten aan te gaan met anderen en zich zo onzichtbaar mogelijk opstellen als men
iemand nieuw ontmoet, oa uit angst om uitgelachen te worden.
Kenmerken van een vermijdende persoonlijkheidsstoornis:
Een overheersend patroon van sociale geremdheid, gevoelens van tekortkomen en extreem
gevoelig zijn voor negatieve beoordeling, dat al aanwezig is op jongvolwassen leeftijd en tot uiting
komt in minstens 4 van volgende kenmerken:
* Vermijden van interpersoonlijke contacten vanwege de angst voor kritiek of afwijzing.
* Niet graag betrokken bij mensen, behalve wanneer men er zeker van is aardig gevonden te
worden.
* Gereserveerd in intieme relaties vanwege de angst uitgelachen te worden.
* Obsessief gericht op potentiële kritiek of afwijzing in sociale situaties.
* Geremd in nieuwe interpersoonlijke relaties.
* Vindt zichzelf sociaal onbeholpen of minderwaardig tov anderen.
* Wil geen nieuwe activiteiten ontplooien omdat dit verlegenheid kan uitlokken.
Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis
Cliënten met een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis hebben het idee dat ze niet voor zichzelf
kunnen zorgen en willen altijd anderen om zich heen waaraan ze zich kunnen vastklampen. Ze
zullen vragen dat anderen grote (en kleine) beslissingen voor hen nemen omdat ze het idee
hebben daar zelf niet toe in staat te zijn. Ze zijn geneigd anderen altijd gelijk te geven uit angst
hen te verliezen, ook al zijn ze het feitelijk oneens. Ze kunnen volledig in beslag genomen
worden door de angst alleen gelaten te worden.
Kenmerken van een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis:
Een excessieve behoefte verzorgd te worden, met als gevolg onderdanig gedrag uit angst voor
verlating, die al aanwezig is op jongvolwassen leeftijd en tot uiting komt in minstens 5 van
volgende kenmerken:
* Moeite met het nemen van alledaagse beslissingen zonder uitgebreid advies en geruststelling
van anderen.
* Wil dat anderen verantwoordelijk zijn voor belangrijke domeinen van het eigen leven.
* Moeite met meningsverschillen, omdat men bang is steun te verliezen (niet realistische vrees
om afgestraft te worden).
* Vindt het moeilijk initiatief te nemen of alleen dingen te ondernemen (eerder door gebrek aan
zelfvertrouwen dan uit een gebrek aan motivatie en energie).
* Gaat extreem ver voor steun van anderen.
* Voelt zich hulpeloos zonder anderen.
* Zoekt direct een nieuwe relatie zodra een relatie beëindigd is.
* Heeft een obsessieve en irreële angst om alleen gelaten te worden.
Dwangmatige persoonlijkheidsstoornis
Cliënten met een dwangmatige persoonlijkheidsstoornis stellen orde en perfectionisme centraal.
Ze besteden veel tijd aan het maken van lijstjes en details rondom hun werk, in die mate dat er
amper tijd is voor vrienden en ontspanning. Ze zijn streng voor zichzelf, scrupuleus en gierig. Ze
hebben de neiging moreel hoogdravend te zijn en vinden dat regels onder alle omstandigheden
gehandhaafd moeten worden. Ze zijn koppig en star en niet bereid zich aan te passen aan
anderen. Die strenge eisen passen ze vaak ook toe op anderen.
Kenmerken van een dwangmatige persoonlijkheidsstoornis:
Preoccupatie met ordelijkheid, perfectionisme en beheersing, die al aanwezig is op jongvolwassen
leeftijd en tot uiting komt in minstens 4 van volgende kenmerken:
* Zo gericht op details, regels, orde, organisatie, lijstjes of schema’s dat het doel uit het oog
wordt verloren.
* Zo perfectionistisch dat dit het uitvoeren van taken in de weg staat.
* Extreem gericht op werk en productiviteit.
* Extreem zorgvuldig en niet flexibel bij morele of ethische zaken.
* Niet in staat oude voorwerpen weg te gooien.
* Wil niet delegeren of samenwerken, behalve als het precies op zijn manier gebeurt.
* Geeft moeilijk geld uit omdat men dit wil bewaren voor een mogelijke toekomstige noodzaak.
* Rigide en koppig.
Historisch perspectief
Freud, grondlegger van de psychoanalyse, was de eerste die schreef over persoonlijkheid. In de
DSM-3 werden voor het eerst persoonlijkheidsstoornissen opgenomen.
In de overgang van DSM-4 naar DSM-5 hebben 2 belangrijke veranderingen plaatsgevonden:
* Persoonlijkheidsstoornissen worden in DSM-5 benaderd zoals andere psychische stoornissen,
niet meer op een afzonderlijke ‘as’.
* Er werd een alternatieve benadering voor diagnostiek toegevoegd als werkbaar alternatief
voor etiologie. In deze alternatieve methode wordt uitgegaan van een beperking in algemeen
persoonlijkheidsfunctioneren, dus of iemands persoonlijkheid leidt tot disfunctioneren,
ongeacht het type van persoonlijkheid. Daarna wordt vastgesteld welke trekken van de
persoon hiertoe bijdragen. Indien de samenstelling van die trekken de vorm aanneemt van
een ouder concept, kan dit worden vermeld. Dit model laat individuele verschillen toe en past
beter bij de huidige etiologische kennis en schetst dus beter de behandelbehoefte. Een
belangrijk verschil met het categorie model is dat de nadruk alleen op gedragspatronen ligt.
Dit model legt de nadruk dus minder op disfunctioneren op gedragsniveau, maar richt zich
ook op andere gebieden zoals interpersoonlijk functioneren.