17. Eetstoornissen Flashcards
Anorexia nervosa
Patiënten met anorexia nervosa zijn voortdurend in de overtuiging dat ze dik zijn en verlangen
ernaar mager te zijn (magerzucht). Het fervente streven naar gewichtsverlies overheerst de
gedachten, gevoelens en het gedrag van de patiënt. De gedachte dik te zijn en de angst om
dikker te worden verdwijnen niet of nemen zelfs toe bij gewichtsverlies.
Men vermoedt dat patiënten met anorexia nervosa een gestoorde lichaamsperceptie hebben, al gaf
onderzoek hierover geen uitsluitsel. Onderzoek suggereert wel dat het lichaamsbeeld aan een
soort van depressief realisme onderhevig kan zijn: een realistische kijk op het eigen lichaam maakt
ongelukkig, terwijl een optimistische kijk eerder leidt tot een blije gezondheid.
Anorexia nervosa is op te delen in 2 types:
* Eetbuien/purgerende type: purgeren verwijst naar het zuiveren of reinigen van het lichaam,
het zijn alle gedragingen die erop gericht zijn voedsel zo snel mogelijk weer uit het lichaam te
verwijderen: overgeven, laxeermiddelen, diuretica (middelen voor vochtafscheiding).
* Beperkende type: voortdurende beperking van de voedselinname, zonder eetbuien en met
minder purgeergedrag.
Gevolgen van ondervoeding en purgeergedrag:
* Verstoring of verdwijnen van de menstruatiecyclus.
* Cyanose: de extremiteiten zijn koud en worden blauwpaars.
* Hypothermie: lage lichaamstemperatuur.
* Lagunabeharing: donsachtige beharing op het lichaam.
* Hypothensie: verlaagde bloeddruk.
* Bardycardie: verlaagde hartslag, vaak minder dan 60 slagen per minuut.
* Vertraagde ruststofwisseling.
* Slaapstoornissen en depressiviteit.
Kenmerken van anorexia nervosa:
* Minder eten dan noodzakelijk, wat resulteert in een significant te laag (ongezond) gewicht.
* Enorme angst om aan te komen of blijvend verhinderen van gewichtstoename.
* Vertekend beeld van het eigen lichaam, een zelfoordeel dat disproportioneel afhankelijk is van
het lichaam en gewicht, of blijft de ernst van het lage gewicht negeren.
Boulimia nervosa
Boulimia nervosa uit zich in een chaotisch eetpatroon, compensatiegedrag en irrationele ideeën
over lichaamsvormen, uiterlijk en gewicht. Doorgaans worden periodes van karig eten
afgewisseld met aanvalsgewijs overmatig eten, waarbij met een controleverlies ervaart.
Een eetbui kan uitgelokt worden door allerlei stimuli:
* Stemmingsfuncties: depressie, angst, euforie.
* Het eten van ‘verboden’ (calorierijk) eten.
* Gedachten over eten (bvb toch al te veel gegeten, dan kan meer ook wel).
* Door de geur van voedsel opgewekte drang.
Na een eetbui zijn patiënten bang voor gewichtstoename en gaan ze compensatiegedrag vertonen:
purgeren, lijnen, vasten en/of bewegen. Het chaotische eetpatroon van afwisselend veel en weinig
eten vloeit voort uit een extreme bezorgdheid om lichaamsvormen, uiterlijk en gewicht. Nochtans
hebben patiënten vaak een normaal gewicht, maar hun zelfwaardering is meestal laag.
Niet enkel over lichaamsvormen en gewicht, maar ook over voedsel en eetgedrag wordt door
patiënten met boulimia nervosa disfunctioneel gedacht. Alles wat eetbaar is wordt onderscheiden
in ‘goed’ en ‘slecht’. Vaak ontstaan ook gezondheidsklachten als gevolg van eetbuiten, braken,
vasten en laxatie en diuretica gebruik, maar deze zijn meestal reversibel en verdwijnen weer als het
eetgedrag zich herstelt.
Dehydratie kan leiden tot dorst, droge huid, duizeligheid bij opstaan, zweverig gevoel in het
hoofd en flauwvallen.
Chronisch purgeergedrag kan leiden tot ernstige stoornissen in de elektrolyten huishouding, de
belangrijkste zijn natrium, kalium en chloride. Elektrolyten zorgen voor de overdracht van
elektrische signalen tussen de cellen van het lichaam en spelen een belangrijke rol in processen van
stofwisseling en zorgen voor een goed functioneren van zenuw- en spiercellen.
* Hyponatriëmie: tekort aan natrium: misselijkheid, versuft, verward, zin in zout eten.
* Hypokaliëmie: tekort aan kalium:vermoeidheid, verslapping van spieren, slechte stoelgang.
Een ernstig tekort aan kalium kan de hartspier verzwakken.
Kenmerken van boulimia nervosa:
* Herhaaldelijke eetbuien.
* Compensatie van eetbuien om gewichtstoename te voorkomen.
* Zelfoordeel is disproportioneel afhankelijk van lichaam en gewicht.
* De stoornis treedt niet op tijdens periodes van anorexia nervosa.
Eetbuistoornis
Een eetbuistoornis uit zich in regelmatige eetbuien, maar zonder compenserende maatregelen.
Men ervaart controleverlies. De eetbuistoornis is de meest voorkomende eetstoornis (3,5% bij
vrouwen en 2% bij mannen) en komt vaker voor bij mensen met overgewicht.
Kenmerken van een eetbuistoornis:
* Herhaaldelijke eetbuien, gedurende minstens 3 maanden minstens 1x per week.
* Minstens 3 van volgende kenmerken:
* Veel sneller eten.
* Blijven eten tot een onaangenaam gevoel.
* Grote hoeveelheden eten zonder trek te hebben.
* Uit schaamte over de grote porties alleen eten.
* Achteraf van zichzelf walgen.
* Zich somber of schuldig voelen.
* De eetbuien worden niet gecompenseerd zoals bij boulimia nervosa
Overige eet- en voedingsstoornissen
In de categorie ‘andere gespecificeerde voeding- of eetstoornissen’ vallen andere voedings- of
eetstoornissen die wel typische symptomen hebben, maar niet geheel of precies onder te brengen
zijn in de diagnostische criteria van de andere eet en voedingsstoornissen:
* Purgeerstoornis: vaak purgeren, maar zonder eetbuien.
* Nachtelijk eetsyndroom: nachtelijk eten of excessieve consumptie laat op de avond.
Differentiële diagnostiek en comorbiditeit
Sommige kenmerken van anorexia en boulimia nervosa kunnen ook voorkomen bij patiënten met
andere psychische (schizofrenie, depressie) of somatische (aids, kanker, darmziekte)
aandoeningen. Men moet deze vormen van gewichtsverlies onderscheiden als de patiënt niet
voldoet aan de diagnostische criteria van de eetstoornis, bvb extreme angst voor toenemend
gewicht en de wens om verder af te vallen. Eetbuien kunnen bvb voorkomen bij patiënten met
schizofrenie, borderline persoonlijkheidsstoornis en bepaalde neurologische aandoeningen. Als
men geen blijk geeft van extreme aandacht voor de lichaamsvormen en geen compensatiegedrag
vertoont, voldoet men niet aan die voorwaarden.
Epidemiologie en verloop
Over de prevalentie van anorexia en boulimia nervosa:
* Vaker bij vrouwen dan bij mannen. Slechts +/-10% van de patiënten zijn mannen.
* Anorexia nervosa: +/-0,5%-1% van de meisjes en jongvolwassen vrouwen.
* Boulimia nervosa: 1%-3% van de meisjes en jongvolwassen vrouwen.
* Anorexia en boulimia nervosa komen in alle lagen van de bevolking ongeveer even vaak voor.
* Anorexia en boulimia nervosa lijken vaker voor te komen in geïndustrialiseerde landen.
Anorexia nervosa (14-18 jaar) begint meestal vroeger dan boulimia nervosa (+/-18jaar). Ongeveer
in 10% van de gevallen waarbij hospitalisatie vereist is, leidt anorexia nervosa tot een vroegtijdige
dood, meestal door suïcide of medische complicaties.
Een eetbuistoornis doet zich meer bij oudere leeftijdsgroepen voor, daar is de sekseverdeling ook
minder scheef.
Theorieën over de etiologie van eetstoornissen
- Socioculturele verklaring: slankheidsideaal
- Biologische verklaring: serotinine model
- Leertheoretische verklaring: klassieke conditionering
- Cognitieve verklaring: disfunctionele overtuigingen
- Mulitcausaliteitsmodel
Socioculturele verklaring: slankheidsideaal
In werkelijkheid is er geen samenhang tussen uiterlijk en de positieve eigenschappen die men vaak
toeschrijft aan mooie mensen. Hun leven wordt hierdoor nog mooier dan het al is.
De media presenteren systematisch irrealistische informatie over het ideale ultraslanke figuur
waaraan vrouwen niet of slechts met uitzonderlijke moeite kunnen voldoen. Vrouwen doen hun
uiterste best om slank te zijn en sommigen ontwikkelen een eetprobleem. Dat de Westerse cultuur ,
in het bijzonder het slankheidsideaal, eetstoornissen veroorzaakt is een te eenvoudige stelling. Het
is wel zo dat dit ideaal aanzet tot lijnen, maar op zich hoeft dat geen eetprobleem te worden.
Veroorzaakt lijnen ook overeten? Volgens de set-point theorie wel: ieder organisme is uitgerust
met een bepaalde hoeveelheid vet die in principe het hele leven hetzelfde blijft. Een organisme dat
die hoeveelheid in stand wilt houden wordt voortdurend geïnformeerd over het vetgehalte, bij een
tekort worden mechanismen in gang gezet die de hoeveelheid vet weer naar het set-point niveau
brengen, dit gebeurt ook bij een overschot aan vet. Volgens de theorie krijgen mensen eetbuien
wanneer ze door hun dieet onder hun set-point komen.
Problemen met de set-point theorie:
* Mensen op dieet krijgen vaak evenveel of meer calorieën binnen dan mensen die niet diëten.
* Anorexia nervosa patiënten zijn sterk ondervoede lijners, maar hebben niet altijd eetbuiten.
* Er zijn mensen met overgewicht die succesvol afvallen zonder eetbuien
Onderzoek naar de relatie tussen lijnen en eetbuien is meestal retrospectief of correlationeel van
aard en kunnen dus geen uitsluitsel geven over causaliteit
Biologische verklaring: serotinine model
Eetstoornissen komen in bepaalde families vaker voor. +/-80% van de eetstoornissen zou genetisch bepaald zijn. Eerstegraads bloedverwanten van mensen met eetstoornissen hebben bovendien ook vaker stemmingsstoornissen. Verschillende onderzoekers suggereren voor beide stoornissen een gemeenschappelijke biologische basis.
Het eten van veel koolhydraten leidt tot betere stemming, wellicht wordt dit gemedieerd door neurotransmitter serotinine. De aanmaak hiervan wordt gestimuleerd door eten van weinig proteïne en veel koolhydraten.
Dierexperimenten tonen aan dat koolhydraat deprivatie de koolhydraatregulering sterk ontregelt. Het serotinine niveau is sterk verlaagd en herstelt zich pas na het eten van een overmatige dosis koolhydraten.
Hypothese over eetbuien bij boulimia nervosa: door een rigide eetregime met weinig koolhydraten
zal leiden tot een ontregeling van het serotonerge systeem in het brein. Latere consumptie wordt echter niet gevolgd door een noodzakelijke toename van serotinine, dit gebeurt pas na excessieve inname van koolhydraten, in die zin is een eetbui dus een soort van zelfmedicatie.
Trypofaanratio: hoeveelheid trypofaan (neutraal aminozuur en precursor of ‘moederstof’ van serotinine) t.o.v. andere grote neutrale aminozuren in bloedplasma. Deze ratio geeft indicatie over hoeveel trypofaan uiteindelijk in hersenen terecht komt en bepaalt hoeveel serotinine daar kan worden aangemaakt. Onderzoek toonde aan dat eetbuien bij patiënten met boulimia nervosa pas stopten nadat de trypofaanratio in het bloedplasma normaal werd.
Leertheoretische verklaring: klassieke conditionering
Volgens het leertheoretische model zullen stimuli die een eetbui voorspellen, bvb tijdstip,
omgeving, zien van voedsel,.. na conditionering in staat zijn om eetlust op te wekken. In die zin
hebben verslavingen en eetstoornissen veel gemeen: een drang om te consumeren en een verlies
van controle.
Cognitieve verklaring: disfunctionele overtuigingen
De negatieve gedachten over lichaam zijn bij pers met eetstoornis erg bepalend voor zelfbeeld, wat meestal laag is.
**Disfunctionele gedachten en overtuigingen houden abnormale eetgedrag in stand. **
Bij anorexia nervosa kunnen patiënten zich meestal goed in de hand houden, maar bij patiënten met eetbuien gebeurt het vaak dat ze hun** eigen eetregels overtreden**, deze ontremmende gedachten zijn verantwoordelijk voor het ontstaan van eetbuien.
Mulitcausaliteitsmodel
Volgens het multicausaliteitsmodel reflecteert een eetstoornis een final common pathway in een samenspel van biologische, psychologische en socioculturele factoren.
- Predisponerende factoren: cultuurinvloed, gezinsmilieu, persoonlijkheid, fysieke toestand.
- Perpetuerende factoren: verstoorde sociale interacties, een veranderde zelfbeleving, fysiologische afwijkingen, vervormde lichaamsbeleving.
- Percipiterende factoren of stressfactoren: uitlokkers: sociaal, psychisch, biologisch.
De multicausaliteitsopvatting** lijkt geloofwaardig, maar omdat eetstoornissen in dit model oorzaak zijn van steeds wisselende oorzaken, is het onmogelijk om het ontstaan hiermee te voorspellen**.
Toch is het populair aangezien veel hulpverleners van mening zijn dat een behandeling moet gericht zijn op het unieke van elke patiënt. Echter, voor eetstoornissen zijn het net de stereotiepe overtuigingen en gedragingen die door een effectieve interventie veranderd moeten worden.
Behandeling
Vroeger: ziekenhuis behandeling met programma voor gewichtstoename o.b.v. operante leerprincipes. De effectiviteit hiervan is echter nooit
onderzocht. De irrationele cognities veranderen blijkbaar niet wanneer men zich enkel richt op gewichtstoename, na ontslag vallen veel patiënten gewoon weer af.
Daarom zijn behandelingen nu veelzijdiger, men leert lichaam accepteren en emoties worden besproken. Soms is er spiegelexposure en worden ook gezinsleden betrokken.
Cognitieve gedragstherapie (+/-20 sessies) blijkt meest effectief en is gericht op verandering van zowel eetgedrag als irrationele of disfunctionele gedachten. Na afloop wordt een reductie in eetbuien en purgeergedrag van ruim 70% waargenomen. Met interpersoonlijke
therapie worden gelijkaardige resultaten bereikt.