16. Slapen en waken & slaapstoornissen Flashcards

1
Q

De regeling van slapen en waken

A

De regeling van dagelijks slapen en waken wordt gestuurd door 2 neurobiologische porcessen:
* Homeostatisch proces: de energie investering die nodig is om wakker en actief te blijven genereert afvalstoffen die zich in de loop van de waakperiode ophopen en tijdens de slaap worden opgeruimd. Dit homeostatisch proces wordt beschreven in termen van ‘slaapfactor’ of slaapstof, hoe hoger de concentratie ervan, hoe sterker de slaapdruk.
* Circadiaan proces: ritmisch proces van 24 uur wordt gestuurd door een aan de hersenbasis gelegen biologische klok die de timing coördineert van fysiologische processen in vele organen van het lichaam.

Onder normale omstandigheden verlopen de homeostatische en circadiaanse processen synchroon. In de loop van de dag stijgt de homeostatische slaapfactor geleidelijk, terwijl het circadiaanse slaperigheidsritme daalt. Deze processen neutraliseren elkaar lange tijd met een stabiele waaktoestand als resultaat. In de namiddag bereikt het slaperigheidsritme zijn laagste punt en begint daarna geleidelijk weer te stijgen, terwijl de slaapfactor blijft toenemen, het netto resultaat van de 2 processen zorgt dan voor een snelle stijging van slaapdruk. In de loop van de slaap neemt de homeostatische slaapdruk geleidelijk af, terwijl het stijgende slaperigheidsritme zorgt dat een stabiele slaaptoestand gehandhaafd wordt. In de vroege ochtend gaat het slaperigheidsritme weer dalen en neemt de kans op ontwaken toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De normale slaap

A

Algemeen wordt aangenomen dat slaap een herstellende functie voor het lichaam heeft. Bij het
onderzoeken en diagnosticeren van slaapproblemen gebruikt men vaak metingen van elektrische
hersenactiviteit (via EEG), aangevuld met ten minste de registratie van de oogbewegingen en
spierspanning. Voor een goed differentiaaldiagnose kunnen ook de hartslag, nasale en orale
luchtstroom, borst en buikademhaling, beenbewegingen en zuurstofverzadiging hieraan worden
toegevoegd. Het totaal aan registraties wordt polysomnogram genoemd.
Op basis van het EEG wordt slaap onderverdeeld in 4 stadia:
* Stadium 1: geleidelijke overgang van waken naar slapen, doezelperiode waarin men zich
minder bewust wordt van de omgevingen en gedachten meer en meer op dromen gaan lijken.
Soms kan men in de ruimte lijken te zweven of korte, onwillekeurige spiertrekkingen voelen.
* Stadium 2: ook nog te lichte slaap (zoals stadium 1), komt het meest voor en kenmerkt zich
door specifieke golfpatronen in het EEG. Deze fase is het begin van de slaap, een van de
golfpatronen, de slaapspoelen vormt de indicatie dat de geleiding van sensorische prikkels
naar het brein geremd wordt, de wekdrempel verhoogt hierdoor.
* Stadium 3 en 4: diepe slaap, trage grote EEG deltagolven, ook wel slow wave sleep. Het lichaam
ontdoet zich van afvalstoffen die zich tijdens de dag hebben opgebouwd in de hersenen. Men
is moeilijk te wekken en en moest dit toch lukken, dan is men nog enige tijd gedesoriënteerd
en presteert men suboptimaal: slaapinertia. Tijdens REM slaap is er een sterke vermindering
van spierspanning en een grote toename van variabiliteit in het autonome zenuwstelsel (grote
schommelingen in hartslag en bloeddruk) Het niveau van cerebrale stofwisseling benadert
dat van een waaktoestand. Wordt men tijdens de REM slaap gewekt, dan kan men vaak
verslag doen van visueel gekleurde dromen.

Het hypnogram of slaappatroon volgt een vrij vast patroon. Voor jongvolwassenen is dat:
* Inslaaplatentie meestal korter dan 30 minuten.
* Vrij korte periodes van stadia 1 en 2 (lichte slaap).
* Lange periode van diepe slaap, vooral stadium 4 aan het begin van de nacht.
* Eerste REM periode ongeveer 1 uur na inslapen, gemiddelde duur van 5 minuten. Deze REM
episodes treden ongeveer elk anderhalf uur op, met een duur die toeneemt tot 25 minuten aan
het eind van de nacht.
* Ongeveer 4-5 REM/non-REM cycli per nacht. Aan het begin van de nacht wisselen REM en
diepe slaap elkaar af, later is dat REM en lichte slaap.
* Tegen de ochtend maakt stadium 4 plaats voor stadium 3, dan weer lichte slaap en stadium 2.
* +/-20% diepe slaap, +/-25% REM slaap, +/-50%lichte slaap?
Bij dagslaap wordt de periode van diepe slaap eerder afgebroken en direct gevolgd door een lange
REM periode.
Met stijgende leeftijd verandert het slaappartoon ingrijpend. Diepe slaap neemt af en lichte slaap
neemt toe, REM blijft nagenoeg hetzelfde. Korte periodes van ontwaken (microarousals van enkele
seconden) nemen toe tot +/- 20 per uur bij 60+.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het slaap-waakritme

A

Omdat de biologische klok verankerd is, is het moeilijk om een slaapritme te veranderen, denk aan
jetlag. Ook mensen in ploegdiensten hebben last van een verschoven slaap-waak patroon.
Interindividuele verschillen vallen vooral op in het ochtendmens/avondmens ritme. Onderzoek
toont aan dat de biologische klok van avondmensen ruim 2 uur vertraagd is ten opzichte van die
van ochtendmensen en dat dit verschil voor ongeveer de helft genetisch bepaald is. Tussen 10-20
jaar treedt een verschuiving op naar avondmenstypering, nadien zet zich weer de omgekeerde
trend in.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Klinisch beeld, diagnostiek en behandeling: anamnese

A

De DSM-5 kent 11 groepen van slaapstoornissen. De anamnese gebeurt ahv een gestructureerde
vragenlijst, eventueel aangevuld met specifieke vragenlijsten en/of meerdaagse registratie van
verschillende fysiologische variabelen. Volgende aspecten zijn belangrijk in de anamnese:
* Slaapklacht: Welke is de klacht en hoe lang houdt deze aan? Met een actometer kan man een
sterk vereenvoudig slaapprofiel verkrijgen: bewegingsmeter ter grootte van een horloge aan
de niet schrijvende hand die polsbewegingen registreert om slaap/waak te onderscheiden.
* Slaap/waak schema: vaak bij te houden via dagboekje.
* Voorgeschiedenis: omstandigheden van ontstaan slaapproblemen? Eerdere behandelingen?
* Slaapcondities of slaaphygiëne: slaaprituelen? Wat bepaalt de keuze voor slaaptijd? Is het bed
comfortabel? Is er en TV in de kamer,…
* Levensstijl: werkritme? Fysieke belasting? Koffie, alcohol? ..
* Medische status: gezondheid? Ziektes? (Slaap)medicatie + afhankelijkheid,..
* Psychologische status: bij voorkeur bepaald met gevalideerde vragenlijsten? Is men eerder in
behandeling geweest bij psycholoog of psychiater? ..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Isomniastoornis

A

De insomniastoornis wordt gekenmerkt door slechte kwaliteit van de slaap, ondanks voldoende
tijd en gelegenheid om te slapen. Deze klachten hebben betrekking op moeite met inslapen, te
vroeg ontwaken of meerdere langdurige slaaponderbrekingen. Dit beïnvloedt het functioneren
overdag, bvb hoofdpijn, vermoeidheid,.. en de mate van disfunctioneren wordt gezien als een
graadmeter voor de ernst van de insomniastoornis.

Kenmerken van een insomniastoornis:
* Ontevredenheid over hoeveelheid of kwaliteit van de slaap en minstens 1 van volgende:
* Moeilijk inslapen >30 minuten.
* Moeite met doorslapen >30 minuten wakker.
* Vroeg en vaak wakker worden, totale slaapduur <6,5 uur.
* Cognitief, sociaal en beroepsmatig minder goed dan normaal functioneren.
* Klachten zijn minstens 3 maanden aanwezig op minstens 3 nachten per week en treden niet
op omdat er te weinig gelegenheid is om te slapen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hypersomnolentie

A

Hypersomnolentie is een bovenmatige slaperigheid overdag. De term dekt klachten voor een
ongebruikelijk lange slaapduur die niet verkwikkend is, grote moeite met wakker worden en een
verhoogde slaapdruk tijdens het wakker zijn, onbedoelde dutjes, automatisch gedrag en
slaapinertie (slaapdronkenheid), verminderde alertheid en minder presteren na ontwaken uit de
hoofdslaap of een dutje

Kenmerken van hypersomnolentie:
* Na minstens 7 uur slaap nog steeds extreem slaperig zijn, aangevuld met minstens 1 van
onderstaande kenmerken:
* Verschillende keren per dag slapen.
* Meer dan 9 uur per nacht slapen zonder herstellend gevoel.
* Moeite met volledig ontwaken
* De klachten zijn minstens 3 maanden aanwezig op minstens 3 nachten per week.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Nacrolepsie

A

Nacrolepsie is een neurologische aandoening gekenmerkt door onbedwingbare slaapaanvallen
overdag. Het is een zeldzame aandoening met een prevalentie van 0,05%

Gedurende minstens 3 maanden op minstens 3 dagen van de week is er sprake van terugkerende
periodes van enorme slaap en in slaap vallen op eenzelfde dag. Aangevuld met minstens 1 van de
onderstaande kenmerken:
* Verschillende keren per maand kataplexie.
* Hypocretinedeficiëntie: een tekort aan hypocretine, een overdachtstof in de hersenen die de
waaktoestand ondersteunt.
* REM slaap latentietijd van minder dan 15 minuten of tijdens een herhaalde inslaaptest
overdag een gemiddelde slaaplatentietijd van minder dan 8 minuten en minstens 2 REM slaap
periodes tijdens het inslapen.

Bij de behandeling van narcolepsie is het van primair belang om levensbedreigende situaties door
concentratieverlies te voorkomen. De behandeling bestaat uit:
* Niet -specifieke gedragsbehandeling ter bevordering van slaaphygiëne.
* Stimulerende medicatie, bvb rilatine of modafinil. Voor kataplexie kunnen anti-depressiva
worden voorgeschreven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kataplexie

A

periodes ven plotselinge spierverslapping die worden uitgelokt door intense emotie.
Nacrolepsie met en zonder kataplexie wordt in aparte subklasses onderscheiden. Kataplexie kan
mild zijn en onopgemerkt blijven, bij 10%-15% van de cliënten zijn alle symptomen waarneembaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Slaapparalyse

A

onvermogen om te bewegen tijdens het inslapen, of in zeldzame gevallen tijdens
het ontwaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hypnagoge hallucinaties

A

levendige zintuiglijke prikkelingen tijdens het proces van inslapen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Slaapaanvallen

A

acute periodes van onweerstaanbare slaperigheid overdag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Slaapapneu

A

Slaapapneu: ademhalingsproblemen tijdens de slaap die kunnen leiden tot excessieve
slaperigheid en slaapaanvallen overdag. Men onderscheidt het obstructief slaapapneu syndroom
en centrale slaapapneu.

Obstructief slaapapneu syndroom: de ademweg wordt geheel (apneu) of gedeeltelijk (hypopneu)
afgesloten, meestal door een combinatie aan factoren zoals overgewicht, anatomische bouw,
rugligging en verslapping van de spieren.
Centrale slaapapneu: geen obstructie van de luchtwegen, veroorzaakt door een stoornis van de
ademhalingsregeling vanuit de hersenstam.
Als een ademstop enige tijd duurt, zal een wekreflex optreden, gevolgd door een aanspanning van
de spieren en opening van de luchtwegen, daarna valt men weer is slaap. Dit kan tot 100’den keren
per nacht voorkomen.
Voor een klinische diagnose moet de apneu of hypopneu minstens 10 seconden duren en minstens
5 keer per uur slaap gemeten worden.
Voor de behandeling van slaapapneu wordt vaak een CPAP apparaat gebruikt dat lichte overdruk
veroorzaakt in de keelholte.
Kenmerken van obstructieve slaapapneu/hypopneu syndroom:
Minstens 15 obstructieve apneus of hypnpneus per uur of minstens 5 aangevuld met minstens 1
van onderstaande klachten:
* Snurken, stokkende ademhaling tijdens de slaap.
* Bovenmatig slaperig wakker worden, zonder dat er een verklaring is in een andere psychische
of somatische aandoening.
Kenmerken van centrale slaapapneu: meer dan 5 of meer centrale apneus per slaapuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Circadianeritme slaap/waak stoornissen

A

Circadianeritme slaap/waak stoornissen: het verstoord zijn van de natuurlijke afwisseling
tussen dag en nacht (biologische klok) door extrinsieke (bvb ploegendienst) of intrinsieke
(stoornis van het biologische klok mechanisme zelf) oorzaken.

Kenmerken van circadianeritme slaap/waak stoornissen:
Aanhoudend en regelmatig terugkerend patroon van ontregelde slaap, ten gevolge van een
ontregeld circadiaan systeem of onevenwicht tussen het circadiaan systeem en het slaap/waak
patroon. Men voelt zich extreem slaperig of lijdt aan insomnia.
Er zijn 4 vormen van intrinsieke circadiane verstoring, allen gekenmerkt door de onconventionele
tijden waarop geslapen wordt:
* Relatief laat (verlate slaapfase).
* Relatief vroeg (vervroegde slaapfase).
* Volkomen willekeurig (onregelmatig slaap/waak patroon).
* Stelselmatig verschuivende tijden (niet 24-uurs slaap/waak patroon).
Extrinsieke verstoringen:
* Jetlagsyndroom (niet opgenomen in DSM-5)
* Ploegendienstsyndroom.
Voor de behandeling wordt primair gebruik gemaakt van het synchroniserend effect van
lichtblootstelling. Indien dit niet mogelijk is kan een gesynthetiseerde vorm van melatonine
overwogen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Non-REM slaap arousalstoornissen

A

Bij non-REM slaap arousalstoornissen Ontwaakt men meestal geheel of gedeeltelijk tijdens het
eerste derde deel van de hoofdslaap. Dit kan gepaard gaan met slaapwandelen of met pavor
nocturnus

Kenmerken van non-REM slaap arousalstoornissen:
* Terugkerende periodes van niet volledig ontwaken met slaapwandelen of pavor nocturnis.
* Weinig tot geen herinnering van dromen.
* Men kan zich een dergelijke periode niet herinneren.
Behandeling bestaat doorgaans uit hypnose en stressreductietechnieken. Bij gevaarlijk gedrag kan
een lage dosering tricyclish anti-depressivum of benzodiazepine voorgeschreven worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Slaapwandelen of somnambulisme:

A

reeks van complexe gedragingen die optreden na plotse
wekreacties vanuit diepe slaap en leiden tot wandelen zonder dat men zich daarvan bewust is en
zonder rationele sturing. Men kan moeilijk gewekt worden, maar laat zich wel makkelijk terug
naar bed leiden. Een prevalentie van 17% voor kinderen, met een piek tussen 12-17 jaar, onder
volwassenen 4%. Er is een sterke genetische predispositie. Risicofactoren zijn slaaptekort, fysieke
of emotionele stress, slaapapneu, premenstruele periode en alcoholgebruik. Comorbiditeit met
andere vormen van psychopathologie werd niet aangetoond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Pavor nocturnis

A

: nachtelijke paniekaanvallen, anders dan bij nachtmerries of paniekaanvallen van
een paniekstoornis heeft men ’s ochtends vrijwel geen herinneringen aan wat gebeurd is. Kinderen
hebben een prevalentie van 3%, bij volwassenen is dar minder dan 1%.

17
Q

Nachtmerriestoornis

A

Bij een nachtmerriestoornis heeft iemand lange, coherente dromen die beangstigend reëel lijken
en meestal angst of paniek, maar ook woede, walging en andere negatieve gevoelens opwekken.
Na het wakker worden is men zich goed bewust van wat gebeurde, vooral van de beangstigende
aspecten, wat opnieuw inslapen kan bemoeilijken.

Kenmerken van een nachtmerriestoornis:
* Herhaaldelijk extreem angstige droombeelden die echt lijken en goed herinnerd worden, deze
treden op in de 2e helft van de belangrijkste slaapperiode. Deze nachtmerries gaan vaak over
pogingen om te ontsnappen uit een gevaarlijke situatie.
* Bij ontwaken is men snel alert en bewust van de omgeving.
Nachtmerries die die direct na (1 maand, acute stressstoornis) of langer na (posttraumatische
stressstoornis) een traumatische ervaring optreden , komen vooral tijdens REM slaap voor, maar
kunnen ook in de non-REM slaap plaatsvinden. Wanneer nachtmerries een symptoom zijn van een
andere psychische aandoening (PTSS, angststoornis), dient de behandeling eerst daarop gericht te
worden.
Persisterende nachtmerries kunnen effectief behandeld worden met psychotherapie, bvb hypnose,
systematische desensitisatie en cognitieve gedragstherapie. Antidepressiva en benzodiazepinen
werken slechts tijdelijk.
De prevalentie van nachtmerriestoornissen bij volwassenen is +/-1%

18
Q

REM slaapgedragsstoornis

A

Een REM slaapgedragsstoornis wordt gekenmerkt door een verminderde remming van de
spiertonus, waardoor een droom tot uitdrukking komt in gedrag. Het gebeurt dat men zichzelf
of de bedpartner verwondt.

Kenmerken van de REM slaapgedragsstoornis:
* Terugkerende periodes van onrust tijdens de slaap onder de vorm van praten en/of motorisch
onrustig gedrag.
* Het gedrag ontstaan tijdens de REM slaap en komt voor in een latere fase van de slaap.
* Men wordt volledig wakker, is alert en bewust van de omgeving.
* Er is geen sprake van antonie of de anamnese wijst op een REM slaapgedragsstoornis en er is
al synucleopathie vastgesteld.

19
Q

Andere arousalstoornissen

A

In de categorie andere arousalstoornissen worden andere, niet anderzinds omschreven varianten
van slaapstoornissen ondergebracht. Arousalstoornissen kunnen potentieel gevaar inhouden.

Andere arousalstoornissen:
* Slaapparalyse: korte periode tijdens slapen of ontwaken waarin men niet kan bewegen, wat
gepaard gaat met hallucinatoire, uiterst angstige belevenissen.
* Jactatio capitit nocturna: ritmisch heen en weer bewegen met het hoofd of volledige lichaam.
* Praten tijdens de slaap.
* Bruxisme: tandenknarsen.
* Enuresis: bedplassen.
* Pijnlijke erecties.
* …

20
Q

Rusteloze benen syndroom

A

Bij rusteloze benen syndroom heeft men door een drang de benen te bewegen moeite met in- of
doorslapen en is men overdag vaak vermoeid.

Kenmerken van rusteloze benen syndroom:
* Drang om de benen te bewegen, vaak als reactie op een onprettig gevoel in de benen. Deze
drang komt op of verergert in rust en verdwijnt door te bewegen.
* De klachten zijn minstens 3 maanden aanwezig en komen minstens 3x per week voor.
90% van de mensen met rusteloze benen syndroom heeft ook periodic limb movement disorder:
schokkende bewegingen die enkele malen per nacht, en dan iedere 20-30 seconden, voorkomen en
de slaap verstoren. Beide aandoening worden vrijwel altijd met medicatie behandeld.

21
Q

Slaapstoornis door een middel of medicatie

A

Bij slaapstoornis door een middel of medicatie ontstaan ernstige slaapklachten ten gevolge van
het gebruik van een middel of medicatie dat slaapverstoring kan veroorzaken

Kenmerken van een slaapstoornis door een middel of medicatie:
* Ernstige verstoring van de slaap.
* De klachten ontstaan tijdens of kort na het gebruik van een (genees) middel waarvan bekend
is dat dit slaapverstoring kan veroorzaken, of juist na het stoppen met een dergelijk (genees)
middel.
Er zijn 3 soorten middelen waarvan bekend is dat ze de slaap kunnen verstoren:
* Slaapmiddelen bedoeld om slaperigheid te verhogen en slaap te bevorderen.
* Wekmiddelen voorgeschreven bij pathologische slaperigheid of bij niet-slaapgerelateerde
aandoeningen, bvb ADHD.
* Medicijnen die onbedoeld de slaap verstoren.
Genotmiddelen bvb alcohol, cafeïne, nicotine en drugs (cocaïne veroorzaakt hyperactiviteit) leiden
tot verschillende vormen van slapeloosheid, zowel na (herhaalde) inname als na stoppen.