20. Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen Flashcards
Psychotische verschijnselen
Psychotische verschijnselen komen veel voor onder de bevolking en zijn bij de meeste mensen
mild, onschuldig en van voorbijgaande aard. Een kleine groep ontwikkelt de status van hoog risico
en van deze groep zal ongeveer 1/3 binnen het jaar psychotisch worden. Bij een psychose slepen
neurobiologische en psychologische processen een belangrijke rol.
Schizofrenie
Schizofrenie is een stoornis die zich karakteriseert door positieve symptomen zoals wanen,
hallucinaties en/of verwardheid, en negatieve symptomen zoals het weinig uiten van emoties in
mimiek en gebaar, geen of weinig initiatief nemen, sociale terugtrekking en weinig spreken. Bij
positieve symptomen gaat het om het verschijnen van symptomen en bij negatieve symptomen
gaat het om het verdwijnen of afwezig zijn van normaal gedrag.
Veel mensen met schizofrenie hebben complexe stoornissen en er is vaak sprake van 2, 3 of 4
stoornissen tegelijkertijd. De psychologische behandeling bij schizofrenie moet altijd bestaan uit
een combinatie van verschillende protocollen voor die verschillende stoornissen. De wens van de
cliënt en de mate van lijdensdruk is meestal bepalend voor de volgorde van toepassing ervan.
Waan
opvatting die door de meerderheid van de bevolking als onjuist wordt gezien en die een
zeker hardnekkigheid heeft omdat de cliënt niet openstaat voor ander informatie. In de DSM-5
worden wanen geen false beliefs meer genoemd, maar fixed beliefs. Hiermee verschuift het begrip
van het domein van de pathologie naar dat van de psychologie. Het onderscheid met een sterke
overtuiging vervaagt zo ook.
Hallucinatie
waarneming waaraan geen bron ten grondslag ligt. De cliënt, hoort, ziet, ruikt of
voelt dingen die niet worden waargenomen door anderen die ter plekke aanwezig zijn
Kenmerken van een waanstoornis
- Aanwezigheid van 1 of meer wanen die minstens 1 maand duren.
- Er is geen sprake van schizofrenie en de hallucinaties zijn niet op niet prominent aanwezig.
- Het functioneren is niet duidelijk beperkt en het gedrag is niet uitgesproken vreemd of bizar.
- Indien er sprake is van manische of depressieve voorvallen, dan zijn deze relatief kortdurend,
vergeleken met de waanperiode.
Kenmerken van een kortdurende psychotische stoornis
- Een episode die wordt gekenmerkt door 1 of meer van volgende symptomen:
- Wanen.
- Hallucinaties.
- Gedesorganiseerd spreken.
- Eventueel vergezeld van ernstig gedesorganiseerd of katatoon gedrag.
- De episode duurt minstens 1 dag en niet langer dan een maand. De symptomen verdwijnen
uiteindelijk volledig en de betrokkenen functioneert weer als voorheen.
Kenmerken van een schizofreniforme stoornis
- Er is sprake van wanen, hallucinaties, gedesorganiseerd spreken of een combinatie hiervan,
eventueel vergezeld van ernstig gedesorganiseerd of katatoon gedrag en/of negatieve
symptomen. In elk geval zijn minstens 2 van voornoemde symptomen gedurende minstens 1
maand een groot deel van de tijd aanwezig. - De episode duurt minstens 1 maand en niet langer dan 6 maanden.
Kenmerken van een shizofrenie
- Er is sprake van wanen, hallucinaties, gedesorganiseerd spreken of een combinatie hiervan,
eventueel vergezeld van ernstig gedesorganiseerd of katatoon gedrag en/of negatieve
symptomen. In elk geval zijn minstens 2 van voornoemde symptomen gedurende minstens 1
maand een groot deel van de tijd aanwezig. - Sinds het begin van de stoornis functioneert de betrokkene voor een groot deel van de tijd
minder goed dan voorheen. - De symptomen zijn minstens 6 maanden continu aanwezig, waarbij er minstens 1 maand
sprake was van symptomen uit het eerste punt en daarnaast wellicht in afgezwakte vorm.
Kenmerken van een shizoaffectieve stoornis
- Continue periode waarin zowel sprake is van een depressieve of manische stemmingsepisode
als van symptomen van schizofrenie. - Tijdens de periode is er gedurende minstens 2 weken sprake van wanen of hallucinaties die
niet samengaan met een manische of depressieve stemmingsperiode. - De symptomen van een stemmingsepisode zijn het grootste deel van de ziekte aanwezig.
Kenmerken van een katatonie
Men spreek van katatonie als minstens 3 of meer van onderstaande symptomen aanwezig zijn:
* Stupor: geen psychomotore activiteit, geen interactie met de omgeving.
* Katalepsie: het passief laten innemen van een houding die tegen de zwaartekracht in wordt
volgehouden.
* Wasachtige buigzaamheid.
* Mutisme.
* Negativisme: verzet tegen of geen reactie op instructies.
* Poseren: spontaan of actief vasthouden aan een houding tegen de zwaartekracht in.
* Motorische maniërismen: vreemde, overdreven karikaturen van normale handelingen.
* Agitatie, niet onder invloed van externe stimuli.
* Grimassen.
* Echolalie: anderen napraten.
* Echopraxie: bewegingen van anderen nadoen
Diagnostiek door de jaren heen
1896: Kraepelin onderscheidde dementia preacox (vroegtijdige geestelijke aftakeling) van manischdepressieve psychoses.
1911: Bleuler noemde deze stoornis ‘schizofrenie’
DSM-5: het 10 jaar oude onderscheid tussen schizofrenie en affectieve psychose bestaat nog steeds,
hoewel daar weinig redenen voor zijn. Een affectieve psychose wordt gekemerkt door manische
ontremming en/of depressie met wanen en/of hallucinaties. Er is aanzienlijke overlap tussen
beide stoornissen inzake symptomen en ook de behandelwijzes zijn dezelfde. Bij beide stoornissen
variëren de uitkomst en het beloop van gunstig tot volledige aftakeling en beperkingen.
Stoornis of continuüm in de bevolking?
Wanen en hallucinaties van een psychotische stoornis zijn niet goed af te grenzen van psychoseachtige ervaringen die in de bevolking vaak voorkomen (bvb je eigen gedachten hardop horen), dit
noemt men subklinische symptomen.
De grens tussen klinisch en subklinisch wordt overschreden wanneer symptomen meer frequent
en meer intens worden en als meer lijdensdruk en daardoor behoefte aan zorg ontstaat.
Intrusieve beelden en afwijkende waarnemingen komen veel voor, het is pas als er disfunctionele
gedachten en vermijding bijkomen dat men spreekt van respectievelijk obsessief-compulsieve
stoornis of psychose.
McGorry stelde een eerste stadiëringsmodel voor de ontwikkeling van psychotische stoornissen
voor (cfr stadiëringsmodel in de oncologie). Elk stadium vraagt andere behandelmethodes en heeft
een andere prognose.
Stadiëringsmodel voor psychotische stoornissen
samenvatting p 84
Stadiëringsmodel voor psychotische stoornissen: 1a psychotic-lie experiences
OMSCHRIJVING
* Psychoseachtige ervaringen
* Geen recent of langdrurig
verminderd functioneren.
* Milde cognitieve problemen.
* Geen lijdensdruk
INTERVENTIE
* Kortdurend gespecialiseerde
psycho-educatie aangaande
dopaminesensitisatie en het
vermijden van preoccupatie met
subklinisch symptomen.
Ongeveer 75%-100% van de psychotische ervaringen zijn van voorbijgaande aard en verdwijnen
over tijd. Misschien zijn psychotische ervaringen alleen kwalitatief verschillend van de ervaringen
van mensen met een psychose. Het verschil zit in de lijdensdruk en de inhoud van wat de
stemmen zeggen. Bij de niet-psychiatrische groep zijn de stemmen vriendelijk of neutraal, maar bij
de psychiatrische groep zijn ze kwetsend, commanderend of becommentariërend. Niet zozeer de
frequentie en de intensiteit van de stemmen, maar ook de eigen interpretaties ervan bepalen de
lijdensdruk.
Stadiëringsmodel voor psychotische stoornissen: 1b ultra high risk
OMSCHRIJVING
* Matig ernstige subklinische
symptomen.
* Sociaal verval van minimum
30% in afgelopen periode of
score of sociaal functioneren
SOFAS van 55 of minder in het
afgelopen jaar + hulp zoekend
gedrag.
INTERVENTIE
* CGT met educatie & training
rond cognitieve tendensen.
* CGT voor comorbide
symptomen.
* 3 jaar monitoring na het
afronden van de CGT.
De ultrahoog risico groep (‘at risk mental state’) ontwikkelt in ongeveer 1/3 van de gevallen
binnen de 3 jaar een psychotische stoornis. Er worden 3 subgroepen onderscheiden van mensen
die een zeer hoog risico lopen:
* Groep met familiale belasting en verval in sociaal maatschappelijk functioneren.
* Groep met subklinisch psychotische symptomen. Dit is de grootste groep, 2 subgroepen:
* Subdrempel intensiteit (lage intensiteit) van de psychoseachtige ervaringen, waaraan
nog getwijfeld kan worden.
* Subdrempel frequentie (lage frequentie) van de psychoseachtige ervaringen, waarbij er
geen twijfel meer is aan een psychose, maar waarbij de frequentie laag is.
* Groep met een kortdurende psychose van minder dan 1 week die vanzelf in remissie kwam,
de ‘BLIPS-groep’: brief and limited interval of psychotic symptoms.
Bij alle groepen moet het sociaal functioneren verminderd zijn, dit wordt gemeten ahv SOFAS:
social and occupational functioning assesment scale.