18. Disruptieve-, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen Flashcards
Disruptieve-, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen
Bij disruptieve-, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen ervaart men problemen met
de beheersing van emoties en gedrag. Het gaat hierbij om gedrag dat de rechten van anderen
schendt (bvb mishandeling, diefstal), regelovertredend is (bvb brandstichting, vandalisme) of
gedrag dat leidt tot conflicten met autoriteitsfiguren (bvb spijbelen).
Oppositionele-opstandige stoornis
Kenmerkend voor oppositionele-opstandige stoornis zijn brutaal, opstandig gedrag, boosheid
en prikkelbaarheid die gedurende langere tijd tegelijk voorkomen en negatieve gevolgen
inhouden voor het sociale, school of beroepsfunctioneren.
Kenmerken van oppositionele-opstandige stoornis:
* Gedurende minstens 6 maanden sprake van brutaal ongehoorzaam gedrag, een prikkelbare
stemming of ontevredenheid, aangevuld met minstens 4 van onderstaande kenmerken en niet
alleen gericht op een broer of zus:
* Verliest vaak het geduld.
* Lichtgeraakt of snel geïrriteerd.
* Vaak boos en ontevreden.
* Maakt veel ruzie met volwassenen of autoriteitsfiguren.
* Verzet zich tegen regels.
* Ergert anderen opzettelijk.
* Geeft anderen de schuld van eigen fouten.
* In de afgelopen 6 maanden minstens 2x hatelijk of wraakzuchtig geweest.
* Het gedrag gaat samen met lijdensdruk bij de betrokkene of bij anderen in de directe sociale
omgeving, of het gedrag heeft een negatieve invloed op het sociaal functioneren.
Vaak manifesteren symptomen zich eerst in de thuisomgeving en later ook in andere omgevingen
zoals school, in relaties met leeftijdsgenoten of op het werk. Wanneer de symptomen in meerdere
settings voorkomen, wordt dit gezien als een ernstigere vorm van OOS, in een lichte vorm zijn de
symptomen beperkt tot 1 omgeving.
Prevalentie: oppositionele-opstandige stoornis
Oppositionele-opstandige stoornis begint gemiddeld rond 12 jaar en duurt gemiddeld 6 jaar. De
prevalentie wordt geschat op 3,3%.
Comorbiditeit: oppositionele-opstandige stoornis
De meest comorbide stoornis bij oppositionele-opstandige stoornis is ADHD, ongeveer 45% bij
kinderen en adolescenten. Tot de differentiaaldiagnosen behoren ADHD, normoverschrijdend gedragsstoornis (gaat vaak aan OSS vooraf!), stemmingsstoornissen, periodiek explosieve stoornis,
disruptieve-stemmingsregulatie stoornis, verstandelijke beperking, taalstoornis en de sociale angst
stoornis. Bij personen ouder dan 18 jaar dient de antisociale persoonlijkheidsstoornis uitgesloten te
worden.
Etiologie: oppositionele-opstandige stoornis
Qua psychologische omgevingsfactoren blijkt er een verband te zijn met lage sociaal-economische
status, relatieproblemen bij de ouders, gebrekkige opvoedingsstijlen, verwaarlozing en/of
overdreven hard straffen, psychische stoornissen en/of middelenmisbruik bij de ouders.
Uit neurobiologisch onderzoek blijkt dat verschillende hersengebieden niet goed functioneren bij
kinderen en adolescenten met OOS of normoverschrijdend-gedragsstoornis.
Diagnostische methodes: oppositionele-opstandige stoornis
Voor volwassenen gebruikt men het composite international diagnostic interview CIDI waarbij de
aanwezigheid van OOS symptomen in de kindertijd en adolescentie bevraagd wordt en of ze de
afgelopen 12 maanden aanwezig waren. Bij kinderen kan men gebruik maken van een gevalideerd
semigestructureerd interview dat gericht is op het systematisch vaststellen van emotionele en/of
gedragsproblemen bij kinderen en adolescenten (6-18 jaar). Daarnaast kan bvb ook de child
behavior checklist ingevuld worden door ouders of verzorgers
Behandeling: oppositionele-opstandige stoornis
Bij zowel oppositionele-opstandige stoornis als normoverschrijdend-gedragsstoornis wordt
voorkeur gegeven aan psychologische behandelingen die zowel op het individu als het gezin zijn
gericht: oudertraining (kind onder 12 jaar), gedragstherapie en multisysteemtherapie.
Periodiek explosieve stoornis
Kenmerkend voor periodiek-explosieve stoornis is het niet kunnen beheersen van impulsief
fysiek en/of verbaal agressief gedrag, wat zich uit in terugkerende agressieve uitbarstingen die
snel komen opzetten, niet instrumenteel van aard zijn en niet van tevoren gepland werden. Deze
uitbarstingen zijn buitensporig in verhouding tot de uitlokkende gebeurtenis en treden vaak in
reactie op minimale provocatie door iemand uit de nabije omgeving. De uitbarstingen
veroorzaken lijdensdruk voor de betrokkene en/of beperking in het psychosociaal functioneren. Kenmerken van de periodiek explosieve stoornis:
* Herhaalde agressieve uitbarstingen:
* Uitbarstingen van verbale of fysieke agressie jegens spullen, dieren of andere mensen,
gedurende minstens 3 maanden en gemiddeld 2x per week. De uitbarstingen leiden niet
tot lichamelijke verwondingen bij dieren of mensen.
* 3 agressieve uitbarstingen binnen 1 jaar jegens spullen dieren of mensen die wél schade
aan eigendommen en/of lichamelijke verwondingen tot gevolg hebben.
* De agressie is tijdens uitbarstingen extreem disproportioneel ten opzichte van de aanleiding
of voorafgaande stressoren.
* De uitbarstingen zijn impulsief, niet gepland en dienen geen concreet doel.
* De betrokkene is minimaal 6 jaar.
Periodiek explosieve stoornis: Prevalentie, comorbiditeit, etiologie, diagnostische methodes en behandeling
Prevalentie
* lifetimeprevalentie = +/-5,%
* éénjaarsprevalentie = +/-2,7%.
* Vaker bij mannen dan vrouwen 7:1, bij mensen tot 44j en bij mensen met lager opleidingsniveau.
Comorbiditeit
2/3 voldoet ook aan classificatie
voor andere DSM-5 stoornis:
1. angststoornissen
2. middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
Etiologie
1. Genetisch effect voor agressie en impulsief gedrag.
2. Verleden als slachtoffer van geweld, geweld van dichtbij meegemaakt of traumatische life events meegemaakt.
Diagnostische methodes
1.** semi-gestructureerd interview**
2. intermittent explosive disorder interview om zowel kwantitatieve als kwalitatieve info over stoornis naar boven te brengen.
3. Minnesota impulsive disorder interview
Behandeling
1. anti-depressiva
2. anti-elleptica
3. cognitieve gedragstherapie
Normoverschrijdend-gedragsstoornis
Normoverschrijdend-geragsstoornis kenmerkt zich door een gebrek aan respect voor regels,
maatschappelijke normen, waarden en gevoelens van anderen. Dit leidt tot een aanhoudend en
herhaald patroon van wangedrag zoals diefstal, agressie, vernielingen, misleiding, bedrog en
manipulatie. Mensen met normoverschrijdend-gedragsstoornis zijn geneigd de intenties van
anderen als vijandiger of agressiever te interpreteren dan ze werkelijk zijn. Het gedrag is vaak
zichtbaar in meerdere settings.
Kenmerken van normoverschrijdend-gedragsstoornis:
Herhaaldelijk schenden van de basisrechten van anderen of van belangrijke maatschappelijke
normen of regels. Dit uit zich in minstens 3 van onderstaande criteria die het afgelopen jaar (en
minstens 1 de laatste 6 maanden) aanwezig waren:
* Agressie:
* Heeft anderen gepest, bedreigd of geïntimideerd.
* Is vaak gevechten begonnen.
* Heeft een gevaarlijk wapen gebruikt.
* Heeft mensen mishandeld.
* Heeft dieren mishandeld.
* Heeft mensen bestolen (in directe confrontatie).
* Heeft seksuele handelingen afgedwongen.
* Vernieling:
* Heeft opzettelijk brand gesticht.
* Heeft opzettelijk eigendommen vernield.
* Bedrog of diefstal:
* Heeft ingebroken.
* Heeft vaak gelogen om iets te krijgen of te ontlopen.
* Heeft waardevolle spullen of geld gestolen (niet in directe confrontatie).
* Ernstige overtredingen van regels:
* Komt ’s avonds of ’s nachts niet op tijd thuis.
* Is minstens 2x weggelopen en ’s nachts weggebleven, of is 1x weggelopen voor een
lange periode zonder terug te keren.
* Spijbelt vaak.
De DSM-5 maakt bij normoverschrijdend-gedragsstoornis onderscheid tussen 2 subtypes in functie
van van de leeftijd waarop de stoornis is ontstaan:
* Met begin in de kindertijd: minstens 1 symptoom voor de leeftijd van 10 jaar. Hier is een
grotere kans dat het antisociaal gedrag aanhoudt in de volwassenheid.
* Met begin in de adolescentie: geen symptomen voor de leeftijd van 10 jaar.
Normoverschrijdend-gedragsstoornis: Prevalentie & comorbiditeit, etiologie, diagnostische methodes en behandeling
Prevalentie
Bij kinderen is normoverschrijdend-gedragsstoornis bij de meest voorkomende psychiatrische
stoornissen, het ontstaat gemiddeld bij 11,6 jaar. De stoornis komt vaker voor bij mannen dan bij
vrouwen, +/- 5,6% van de Nederlandse volwassenen heeft in de kindertijd normoverschrijdend
gedrag gesteld.
Comorbiditeit
De meest voorkomende comorbiditeit met normoverschrijdend-gedragsstoornis is ADHD en OOS.
Vooral de comorbiditeit met ADHD hangt samen met een verhoogd risico van antisociaal gedrag
en geweld in de volwassenheid. Mannen tonen een hogere comorbiditeit met andere stoornissen
dan vrouwen.
Tot de differentiaaldiagnoses behoren stemmingsstoornissen, de periodiek explosieve stoornis en
aanpassingsstoornissen. Indien de persoon ouder is dan 18 jaar dienen de stoornis psychopathie
en/of de antisociale persoonlijkheidsstoornis uitgesloten te worden.
Etiologie: Normoverschrijdend-gedragsstoornis
De ontwikkeling van normoverschrijdend-gedragsstoornis wordt zowel door genetische als door
omgevingsfactoren beïnvloed. Bij het subtype dat begint in de kindertijd lijkt de genetische
inbreng groter, er is vaak een chronische er ernstiger verloop en ze hebben een grotere kans op het
ontwikkelen van aan antisociale persoonlijkheidsstoornis.
Bij kinderen van ouders met ADHD, normoverschrijdend-gedragsstoornis, stemmingsstoornissen,
schizofrenie of een stoornis in alcoholgebruik is er een grotere kans op ontwikkelen van
normoverschrijdend-gedragsstoornis.
Er is tevens samenhang tussen normoverschrijdend-gedragsstoornis en aangeboren temperament.
Vooral weinig angst en de neiging om met sterke emoties te reageren op de omgeving zijn
geassocieerd met normoverschrijdend-gedragsstoornis.
Neurobiologisch onderzoek toont structurele en functionele verandering in het brein van mensen
met normoverschrijdend-gedragsstoornis, vooral in de prefrontale cortex en het limbisch systeem
die samen een grote rol spelen bij emotieverwerking, emotieregulatie en executieve functies, zoals
beslissingen nemen, plannen en impulsbeheersing.
Omgevingsfactoren die sterke samenhang hebben met het ontwikkelen van normoverschrijdendgedragsstoornis:
* Psychische en lichamelijke mishandeling.
* Gebrek aan ouderlijk toezicht.
* Seksueel misbruik.
* Uithuisplaatsing in een instelling op jonge leeftijd.
* Inconsequente of meedogenloze opvoedingsstijl.
* Echtelijke ruzies van de ouders.
* Grotere gezinsomvang.
* Crimineel gedrag van de ouders.
* Omgang met delinquente leeftijdgenoten.
* Hoge buurtcriminaliteit.
Men gebruikt dezelfde diagnostische en behandelmethodes als bij OOS. Eventueel aangevuld met
psychostimulantia, vooral bij comorbiditeit met ADHD.
Pyromanie
Pyromanie kenmerkt zich door het doelbewust en herhaaldelijk stichten van brand. Men beleeft
opluchting of plezier tijdens of na het stichten van de brand door naar de brand te kijken, deze te
helpen blussen of te helpen bij de gevolgen van de brand. De brandstichting wordt voorafgegaan
door spanning of emotionele opwinding. Men heeft grote interesse in alles wat met vuur en
brand te maken heeft en gaat daarom soms bij de brandweer. Er mogen geen andere redenen
voor de brandstichting zijn, bvb financiële winst, verhulling van een misdaad of een uiting van
wraak en men mag op dat ogenblik niet onder invloed zijn van middelen of brand stichten door
hallucinaties of wanen.
Kenmerken van pyromanie:
* Meer dan 1x opzettelijk en doelgericht brand stichten, gepaard met spanning of opwinding.
* Fascinatie met vuur.
* Lust, voldoening of opluchting voelen tijdens het brandstichten of bij het kijken naar brand.
* Het brandstichten is geen uiting van een ideologie, boosheid of wraak en de brandstichter
wint er niets mee. Het is ook geen reactie op een waan of hallucinatie of het gevolg van een
stoornis in het oordeelsvermogen.
Comorbiditeit pyromanie
Pyromanie komt vaak samen voor met kleptomanie, depressieve stemmingsstoornissen en/of
andere stoornissen uit de categorie stoornissen in impulsbeheersing.
Tot de differentiaaldiagnoses behoren normoverschrijdend-gedragsstoornis, manische episode,
antisociale persoonlijkheidsstoornis, schizofrenie, neurocognitieve stoornissen, intoxicatie door een
middel en verstandelijke beperking
Kleptomanie
Kleptomanie kenmerkt zich door het herhaaldelijk stelen van spullen die men eigenlijk niet
nodig heeft en waarbij het stelen niet gebeurt om er geld mee te verdienen. Men ervaart een
toenemende drang om te stelen en voelt zich nadien opgelucht. De diefstal is niet gepland en
wordt meestal gepleegd zonder rekening te houden met de mogelijke gevolgen.
Kenmerken van kleptomanie:
* Herhaaldelijk niet in staat zijn weerstand te bieden aan de impuls voorwerpen te stelen die
men niet nodig heeft.
* Oplopend gevoel van spanning vlak voor de diefstal.
* Lust, voldoening of opluchting voelen na de diefstal.
* De diefstal is geen uiting van boosheid of wraak of een reactie op een waan of hallucinatie.