2018 1 Flashcards

1
Q

De chemokine MCP-1 wordt in de vaatwand voornamelijk geproduceerd door … en heeft een … effect op … .

A

Geproduceerd door macrofagen, aantrekkend effect op monocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Een man van 59 jaar meldt zich bij de huisarts met ernstige pijn (in rust) aan het rechter been. De huisarts voelt geen pulsaties aan de arteria
tibialis posterior en arteria dorsalis pedis rechts. Zij denkt ogenblikkelijk aan een afsluiting van de arteria femoralis, en stuurt patiënt direct naar de
vaatchirurg. Het angiogram toont inderdaad de genoemde diagnose. De chirurg besluit in overleg met de patiënt dat interventie in de hemostase
moet worden ingezet.
Welke twee farmaca zijn in deze situatie DIRECT zinvol?
A
rivaroxaban
B
urokinase
C
recombinant tissue plasminogen activator (rtPA)
D
acenocoumarol
E
aspirine
F
Simvastatine

A

B
urokinase
C
recombinant tissue plasminogen activator (rtPA)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een 55-jarige man wordt ingestuurd naar de spoedeisende hulp vanwege een hypertensieve crisis en een acute nierinsufficiëntie. Hij heeft sinds
enkele dagen last van moeheid, misselijkheid en hoofdpijn. De bloeddruk is 220/130 mmHg, de polsfrequentie is 90/min en de temperatuur is 37,1
°C. In het laboratoriumonderzoek wordt een plasmacreatinineconcentratie van 300 μmol/L (normaal < 100 μmol/L) en een ureumconcentratie
van 25 mmol/L (normaal < 7,5 mmol/L) gevonden. Ook is er een anemie, een trombocytopenie, een ongeconjugeerde hyperbilirubinemie en
verlaagd haptoglobine.
De meest waarschijnlijke diagnose is
A
acute postinfectieuze glomerulonefritis
B
acute tubulusnecrose door rhabdomyolyse
C
granulomatose met polyangiitis (voorheen: de ziekte van Wegener)
D
trombotische trombocytopenische purpura

A

D
trombotische trombocytopenische purpura

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een 52-jarige vrouw, bekend met een mammacarcinoom, komt op de Spoedeisende hulp vanwege kortademigheid, pijn aan de thorax en pijn
tussen de schouderbladen. Haar saturatie daalt plotseling naar 88%. De arts vraagt met spoed een CT-angio aan en daarop wordt een
longembolie gezien.
Welke behandeling moet worden ingezet?
A
apixaban (een direct oraal anticoagulant (DOAC)) 2dd 10 mg
B
acenocoumarol (een vitamine K antagonist) 1dd 6 mg
C
clopidogrel (een P2Y12-receptor remmer) 1dd 75 mg, na een oplaaddosis met 300 mg
D
acenocoumarol 1 dd 2 mg

A

A
apixaban (een direct oraal anticoagulant (DOAC)) 2dd 10 mg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een 69-jarige vrouw komt op het spreekuur van de huisarts in verband met aanvallen van duizeligheid de afgelopen twee weken. Tijdens zo’n
aanval heeft ze ook last van hartkloppingen. Met name bij inspanning heeft ze er last van. Gisteren is ze er zelfs bij flauwgevallen. Ze is bekend
met COPD en die speelt in diezelfde periode ook erg op. Haar voorgeschiedenis vermeldt daarnaast hypertensie, COPD en een depressieve
stoornis. Als medicatie gebruikt zij hydrochloorthiazide, lisinopril, salbutamol-inhalaties (zo nodig) en citalopram.
Bij het lichamelijk onderzoek meet de huisarts een hartfrequentie van 112 slagen/minuut, irregulair en een bloeddruk van 130/82 mmHg. Hij
vermoedt dat er sprake is van atriumfibrilleren. Het laboratoriumonderzoek van een week geleden toonde onder andere een
plasmakaliumconcentratie van 4,3 mmol/l, en een TSH-concentratie van 3,7 mU/l.
Het medicament dat voor deze vermoedelijke ritmestoornis verantwoordelijk zou kunnen zijn, is
A
citalopram
B
hydrochloorthiazide
C
lisinopril
D
Salbutamol

A

D
salbutamol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij het verrichten van een intercollegiaal consult is communicatie ( tussen consulent en consultvrager) van cruciaal belang.
Welke maatregel is verreweg het effectiefst in het zorgdragen voor een goede en effectieve overdracht?
A
uitvoerige schriftelijke rapportage
B
mondeling overleg
C
een advies dat veel ruimte laat voor interpretatie door de consultvrager
D
het antwoord van de consulent moet zich beperken tot de specifieke vraag van de consultvrager

A

B
mondeling overleg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een vrouw van 32 jaar is 33 weken zwanger ( gravida 1 , para 0). De zwangerschap is tot dusverre ongecompliceerd verlopen. Ze is onder controle
bij de verloskundige. De laatst gemeten bloeddruk daar (een week geleden) was 138/88 mmHg. Zij belt de dienstdoende huisarts op vrijdagavond
omdat ze pijn in de rechter bovenbuik en mid-epigastrisch heeft. Ze heeft deze pijn nog nooit eerder gehad. De pijn is vanmiddag ontstaan. Ze is
niet misselijk en braakt niet.
Wat is nu de beste handelswijze?
A
patiënte verwijzen naar de chirurg in verband met de verdenking op een cholecystitis
B
patiënte geruststellen en zeggen dat ze na het weekeinde naar haar eigen huisarts moet gaan
C
patiënte vragen op zaterdagochtend naar het spreekuur van de huisartsenpost te komen
D
regelen dat patiënte deze avond nog gezien wordt op een spoedeisende hulp waar ook obstetrische zorg kan worden geboden.

A

D
regelen dat patiënte deze avond nog gezien wordt op een spoedeisende hulp waar ook obstetrische zorg kan worden geboden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij adequaat toegepaste compressietherapie van pitting oedeem van de benen dient rekening gehouden te worden met het ontstaan van ulcera
ter hoogte van de laterale malleolus.
De preventie van deze ulcera kan door middel van het:
(Kies twee maatregelen.)
A
aanleggen van een compressieverband met een hoge rustdruk
B
bedekken van de malleolus met zacht materiaal
C
opvullen van de enkelcoulissen met zacht materiaal
D
zo hoog mogelijk te maken van het verschil tussen werkdruk en rustdruk

A

C
opvullen van de enkelcoulissen met zacht materiaal
D
zo hoog mogelijk te maken van het verschil tussen werkdruk en rustdruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

HMG-CoA-reductaseremmers (statines), steroltransportblokkers (ezetimibe) en PCSK-9 remmers worden allemaal gebruikt om het cholesterol te
verlagen.
Welke stelling is juist?
A
enkel PCSK9 remmers verhogen het aantal beschikbare LDL-receptoren
B
enkel HMG-co-A-reductaseremmers (statines), steroltransportblokkers (ezetimibe) verhogen het aantal beschikbare LDL-receptoren
C
geen van de bovengenoemde middelen verhoogt het aantal beschikbare LDL-receptoren
D
alle bovengenoemde middelen gaan gepaard met een verhoging van het aantal LDL-receptoren

A

D
alle bovengenoemde middelen gaan gepaard met een verhoging van het aantal LDL-receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Perifere vasodilatatie / een perifeer infuus / een aortaklepstenose / een pulmonalisklepstenose veroorzaakt een verhoging van de preload van de linkerventrikel

A

Een perifeer infuus veroorzaakt een verhoging van de preload van de linkerventrikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke medicatie geeft bij patiënten met chronisch hartfalen (HFrEF of systolisch hartfalen) een verbetering van de prognose?
Kies er drie.
A
ACE remmer
B
lis-diureticum
C
aldosteron-remmer
D
bètablokker
E
Nitraten

A

A
ACE remmer
C
aldosteron-remmer
D
bètablokker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke hartafwijking geeft een links-rechts-shunt bij een 6 weken oude zuigeling met normale longvaatweerstand?
A
tetralogie van Fallot
B
ernstige valvulaire pulmonalisstenose
C
valvulaire aortastenose
D
ventrikelseptum defect

A

D
ventrikelseptum defect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een ruw systolisch geruis met een laat systolisch maximum / zachte 2e toon / hoge polsdruk / sinusbradycardie maakt een ernstige aortaklepstenose onwaarschijnlijk.

A

Een ruw systolisch geruis met een hoge polsdruk maakt een ernstige aortaklepstenose onwaarschijnlijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef aan of onderstaande stelling juist is:
Bij een patiënt met mitralisinsufficiëntie is het symptomencomplex van angina pectoris vrijwel altijd aanwezig.
A
juist
B
Onjuist

A

B
onjuist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Er zijn verschillende methoden om klachten van angina pectoris te bestrijden.
De klasse middelen die dat vooral doet door veneuze vasodilatatie is die van de
A
nitraten.
B
bèta-blokkers.
C
dihydropyridine calciumantagonisten.
D
non-dihydropyridine calciumantagonisten.

A

A
nitraten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bij de ziekte van Von Willebrand kan een verlenging van de geactiveerde partiële tromboplastinetijd (aPTT) optreden.
In zulke gevallen is de oorzaak hiervan doorgaans
A
verlaging van de factor VIII concentratie.
B
verlaging van de factor XII concentratie.
C
remmen van het reagens van de aPTT door grote multimeren van Von Willebrandfactor.
D
verminderde interactie tussen calcium en Von Willebrandfactor.

A

A
verlaging van de factor VIII concentratie.

17
Q

Een vrouw van 83 jaar heeft een bloeddruk van 178/68 mmHg. Bij overig lichamelijk onderzoek heeft ze een systolische souffle op de tweede
intercostaalruimte rechts. Aan beide benen heeft ze iets pitting oedeem, rechts meer dan links. Op het ECG zijn de voltages in de
voorwandsafleidingen vergroot. Er is dus sprake van een opvallende polsdruk.
Dit wordt vermoedelijk veroorzaakt door
A
een aortaklepstenose
B
een aortaklepinsufficiëntie
C
een verminderde compliantie van de aorta
D
een afsluiting van de a. iliaca communis rechts
E
linker ventrikel hypertrofie

A

C
een verminderde compliantie van de aorta

18
Q

Op een conventionele thoraxfoto (X-thorax) kan een indruk worden gekregen over de hartgrootte ten opzichte van de thorax van een patiënt. Nu
is er een verschil in geschatte hartgrootte als de stralingsrichting anteroposterieur (AP) of posteroanterieur (PA) is:
op een AP-opname is de hartcontour
A
groter dan op een PA opname.
B
kleiner dan op een PA opname.

A

A
groter dan op een PA opname

19
Q

Kamerritmestoornissen worden in het algemeen NIET veroorzaakt door
A
cardiale ischemie
B
elektrische re-entry in de ventrikel
C
verhoogd serum magnesium
D
verhoogde automatie

A

C
verhoogd serum magnesium

20
Q

Kriebelhoest door ACE-remmer
Een 45-jarige vrouw, bekend met mild asthma bronchiale waarvoor ze niet behandeld wordt, krijgt in verband met hypertensie (160/100 mmHg)
een ACE-remmer voorgeschreven. De bloeddruk daalt hierop fraai, maar ze ontwikkelt een kriebelhoest.
Nu kan het beste
A
een antihistaminicum worden toegevoegd
B
een inhalatiesteroïd worden toegevoegd
C
de ACE-remmer worden vervangen door een angiotensine-II-receptorblokker
D
de ACE-remmer worden vervangen door een Β1-selectieve bèta-blokker

A

C
de ACE-remmer worden vervangen door een angiotensine-II-receptorblokker

21
Q

Hoe wordt coumarinederivaat gemonitord?

A

Monitoring met PT in INR

22
Q

Hoe wordt heparine (IV) gemonitord?

A

Monitoring met APTT in seconden

23
Q

Het boek “Recepten voor een goed gesprek” (2014) beschrijft verschillende gesprekstechnieken die ‘openmakend’ of ‘toedekkend’ werken bij het
hanteren van emoties.
Welke van onderstaande gesprekstechnieken worden in het boek beschreven als ‘toedekkend’?
A
versterken en steunen
B
personaliseren
C
erkennen en accepteren
D
samenvatten
E
hier en nu
F
stiltes
G positief her-etiketteren
H
een gevoelsreflectie maken

A

A
versterken en steunen
D
samenvatten
E
hier en nu
G positief her-etiketteren

24
Q

Geef aan of onderstaande stelling juist is:
Een hoge druk in het linker atrium belemmert de diastolische coronaire perfusie.
A
juist
B
Onjuist

A

B
onjuist

25
Q

Een KNO-arts vraagt bij een patiënt met een hypofarynxcarcinoom de internist in consult in verband met een plasmanatriumconcentratie van 128
mmol/l. De patiënt is bekend met hypertensie, maar gebruikt al twee maanden zijn antihypertensiva (waaronder hydrochloorthiazide) niet meer.
Welke twee van onderstaande laboratoriumgegevens zijn nu nodig om tot een juiste oorzaak van de hyponatriëmie te komen?
A
plasma osmolaliteit
B
urine osmolaliteit
C
plasma kaliumconcentratie
D
urine magnesiumconcentratie

A

A
plasma osmolaliteit
B
urine osmolaliteit

26
Q
A