15. Docent: dr. Claerhout Flashcards

1
Q

Wat is het doel van prenatale zorg?

A
  • Opvolging van ZS tot de geboorte van een gezond kind en preventie van problemen bij de moeder
  • Prenatale diagnose van problemen
  • Screening congenitale afwijkingen
  • Prenatale therapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bij welke zorgverleners vinden prenatale consultaties plaats?

A
  • Vroedvrouw
  • Gynaecoloog
  • Huisarts
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de 4 grote pijlers van prenatale follow-up?

A
  • Anamnese
  • klinisch onderzoek
  • labo
  • echo
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke standaardconsulten staan er doorheen de zws gepland?

A
  • 6-7w
  • 11-14w
  • 16-17w
  • 20-21w
  • 24w
  • 27w
  • 30w
  • 33w
  • 36w
  • 38w
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bespreek het prenataal consult aan 6-7w

A
  1. Echo: diagnose zws
  2. Labo
  3. Anamnese
  4. Klinisch onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bespreek het prenataal consult aan 11-14w

A
  1. Echo: 1ste trim
  2. Labo NIPT
  3. Klinisch onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bespreek het prenataal consult aan 16-17w

A

Klinisch onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bespreek het prenataal consult aan 20-21w

A
  1. Structurele echo
  2. Klinisch onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bespreek het prenataal consult aan 24w

A

Klinisch onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bespreek het prenataal consult aan 27w

A
  1. Labo: screening GDM
  2. Klinisch onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bespreek het prenataal consult aan 30w

A
  1. Groeiecho
  2. Klinisch onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bespreek het prenataal consult aan 33w

A
  1. Labo: screening maternele problemen
  2. Klinisch onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bespreek het prenataal consult aan 36w

A
  1. GBS screening
  2. Klinisch onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bespreek het prenataal consult aan 38w

A

Klinisch onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn algemene risicofactoren voor een risicozwangerschap?

A
  • Oudere leeftijd
  • Late prenatale zorg
  • Sociale problematiek
  • Cosanguiniteit
  • Familiale of persoonlijke VG van afwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn medische risicofactoren voor een risicozwangerschap?

A

Diabetes → ZS-Diabetes

Hypertensie → ZS-Hypertensie en preclampsie

Stollingsstoornis → trombo-embolie

Epilepsie → Neurale buisdefecten en schizisproblematiek

Infecties → seroconversie toxo, CMV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn obstetrische risicofactoren voor een risicozwangerschap?

A
  • preclampsie
  • dreigende vroeggeboorte, Cx insufficiëntie
  • Bloedingen
  • IUGR
  • Hyperemesis
  • Rh immunisatie
  • Meerlingzwangerschappen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat houdt prenatale diagnose in?

A

= opsporen van afwijkingen of problemen bij het ongeboren kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoeveel afwijkingen zien we? Ernstig/klein?

A

2-3% ernstig
15% klein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke oorzaken kunnen aangeboren afwijkingen hebben? Hoeveel %?

A
  • Genetisch 15-25%
  • Externe invloed 8-12%
  • Multifactorieel 20-25%
  • Onbekend 40-60%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Geef enkele voorbeelden van genetische afwijkingen

A
  • aneuploidieën
  • Mitochondriaal
  • Mozaïcisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke externe invloeden kunnen voor aangeboren afwijkingen zorgen?

A
  • Medicatie
  • Alcohol
  • Drugs
  • DM
  • Straling
  • Infecties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Geef een voorbeeld van multifactoriële oorzaak van afwijkingen.

A

Omgevingsfactoren met genetische voorbeschiktheid → NBD, schisis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn de voordelen van afwijkingen opsporen voor de geboorte?

A
  • Geruststelling bij normale bevindingen
  • Afbreking mogelijk
  • Behandeling mogelijk
  • Opstellen antenataal beleid
  • Voorkomen latere problemen
  • Mentale voorbereiding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn screeningstesten?

A

Risico-inschattende testen voor een bepaalde aandoening.

Worden aan ALLE zwangeren aangeboden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is het doel van de screeningstesten?

A

Uit een ganse groep van zwangeren een kleine risicogroep te selecteren met een verhoogd risico op een specifiek probleem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Geef enkele voorbeelden van screeningstesten

A
  • GCT
  • NIPT
  • NT-meting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn de kenmerken van een ideale screeningstest?

A
  • Veilig
  • Kosten-baten efficient
  • Hoge detectieratio
  • Lage vals-positieve ratio
  • Betrouwbaar en reproduceerbaar
  • Vroeg in de zwangerschap
  • Mogelijkheid tot interventie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Hoe noem je het feit dat elke zwangere een risico heeft op een chromosomale afwijking bij haar kind?

A

A priori risico of background risk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is aneuploïdie?

A

Aneuploïdieis de aanwezigheid van een chromosoomaantal dat afwijkt van het eenvoudige veelvoud van het basischromosoomaantal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Hoe is een normale cel chromosomaal samengesteld?

A

22x2 autosomen
2 geslachtschromosomen
→ 46

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is een trisomie? Geef de drie bekendste.

A

1 chromosoom extra:
T21: syndroom van Down
T18: Syndroom van Edwards
T13: Syndroom van Pateau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is een monosomie? Geef een voorbeeld

A

1 chromosoom minder:
45X: monosomie X: Syndroom van Turner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is een triploïdie?

A

69 chromosomen

materneel/paterneel niet ontdubbeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Hoe screenen we op aneuploïdie?

A

NIPT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Welke diagnostische testen bestaan er?

A
  • Vruchtwaterpunctie/VWP
  • Vlokkentest/CVS/chorionvillus biopsie
  • NIPT test
  • Navelstrengpunctie/cordocentese
  • Foetale biopsie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Hoeveel % van de zwangerschappen ondergaan een amniocentese?

A

2%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Bespreek de techniek van een amniocentese

A
  • Spinale naald tot in vruchtwater om te aspireren
  • Echografisch zicht
  • Transabdominaal/transvaginaal
  • 15-20ml
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wanneer gaat de amniocentese meestal door?

En bij meerlingen?

A

15-18w

10-13w

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat kan je onderzoeken met een amniocentese?

A
  • Genetisch onderzoek
    → Karyotypering
  • Foetale infectie
    → Cultuur
  • Chemische bepalingen
    → Bilirubine, ionogram
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Hoe kan je een amniocentese ook als behandeling inzetten?

A

Amniodrainage bij polyhydramnion

Amnio-infusie bij oligohydramnion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Welke complicaties zien we bij een amniocentese?

A
  • Infectie door onvoldoende asepsis
  • Miskraam (0.5-1%)
  • Vruchtwaterlek 1% maar in 90% zonder verder gevolg
  • Maternele iso-immunisatie
  • Best vermijden bij Hep C, actieve Hep B en HIV omwille van transmissierisico
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Bij een meerlingzwangerschap gaat de amniocentese vroeger door. Dit zorgt voor hoger risico op___?

A
  • VW verlies, bloedverlies en miskraam (2.2 % binnen de 30 dagen)
  • Klompvoet
  • Congenitale heupluxatie
  • longproblemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat is CVS?

A

Chorionvillus sampling
Vlokkentest

→ afname van placentaweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Waarom is het interessant om placentaweefsel te testen?

A

Omdat placentavlokken dezelfde embryologische oorsprong hebben als de foetus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Vanaf wanneer is CVS mogelijk?

A

11 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Bespreek de transabdominale techniek van CVS.

A

Naald wordt onder echogeleide doorheen de buikwand tot in de placenta gebracht. Het stilet wordt verwijderd en de vlokken worden geaspireerd (ev. 2° naald door eerste)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Bespreek de transcervicale techniek van CVS.

A
  • Ofwel een flexibele catheter (met stilet)door de cervix tot in de placenta geschoven, stilet wordt verwijderd en vlokken worden geaspireerd
  • Ofwel wordt met een biopsietang een biopsie van de vlokken genomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Welke complicaties zien we bij CVS?

A
  • miskraam : 1%
  • lidmaatafwijkingen
  • bloedingen : zeldzaam na transabdominale, meer frequent na transcervicale puncties (7-10%);
  • infecties : beperkt tot 0,3%, noodzaak tot strikte asepsis
  • maternele iso-immunisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Hoe kunnen de resultaten van een CVS vervalst zijn?

A
  • Maternele contaminatie (↑kans transcervicaal)
  • Placentair mozaïcisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Welke indicaties zijn er voor CVS?

A
  • Genetisch onderzoek
  • Karyotypering

→ vooral bij relatief hoog risico op afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Waarvoor staat NIPT?

A

= Niet Invasieve Prenatale Test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Hoe werkt de NIPT?

A
  • Bij de vorming van de placenta komen DNA fragmenten van de placentaire cellen terecht in de moederlijke circulatie.
  • Deze cellen kunnen vanuit het moederlijke plasma geïsoleerd worden.
  • Chromosomale samenstelling placentaire cellen is identiek aan de chromosomensamenstelling van de foetale cellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

NIPT: hoeveel bloed nemen ze af?

A

10ml

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Vanaf wanneer kan NIPT? Wanneer terugbetaald?

A

Kan vanaf 10-11 weken
Vanaf 12 weken terugbetaald (eigen inbreng +-8 EUR)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Wat is de tijdsduur voor het verkrijgen van NIPT resultaat?

A

7-10 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Wat is het percentage van NIPT resultaten na de eerste bloedname?

A

98 %

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Wat is de failure rate van de NIPT test?

A

2 %

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Wat is het percentage van NIPT resultaten na de tweede bloedname?

A

99,7 %

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Wat betekent een normaal resultaat van de NIPT?

A

Geen indicatie voor T21, 18 of 13; geen verdere onderzoeken nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Wat betekent een abnormaal resultaat van de NIPT?

A

Sterke indicatie voor T21, 18 of 13; confirmatie nodig via vruchtwaterpunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Wat betekent een inconclusief resultaat van de NIPT?

A

T21, 18 of 13 kan niet worden bevestigd of uitgesloten

→ herhalen NIPT of followup met echo/VWP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Wat zijn contra-indicaties voor NIPT?

A
  • Voorafgaande bloedtransfusie, stamceltherapie, immuuntherapie of transplantatie bij moeder
  • Echografische afwijkingen bij foetus of nekplooidikte > 3.5 mm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Wat is een belangrijke overweging bij tweelingzwangerschappen in relatie tot NIPT?

A

Identiek/niet?

Vanishing twin!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Wat zijn de beperkingen van NIPT?

A
  • Mosaïcisme van chromosoom 18 of 21
  • Kleine afwijkingen (deleties en duplicaties) van chr. 18 en 21
  • Andere chromosoomafwijking
  • Moleculaire monogene afwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Wat moet er gebeuren bij een positieve NIPT-test?

A

Altijd nog te bevestigen met VWP of CVS

67
Q

Noem twee voorbeelden van moleculaire monogene afwijkingen.

A
  • Mucoviscidose
  • Fragiel X
68
Q

Geef enkele “incidental findings” van de NIPT.

A
  • Andere foetale autosomale aneuploidieën: 1/500
  • Foetale chromosomale “ segmental imbalance”: 1/1250
  • Maternele chromosomale afwijkingen: 1/370
  • Maternele presymptomatische tumoren: 1/5000
69
Q

Hoeveel van de zwangerschappen zijn tweelingen?

70
Q

Hoeveel % zijn monozygote tweelingen? En di-zygote?

A

1/4 monozygote
3/4 di-zygote

71
Q

Wat is een di-zygote tweeling?

A

2 eicellen + 2 zaadcellen
= twee-eiïge tweeling, genetisch verschillend, niet identiek
Incidentie 1/90

72
Q

Wat is een monozygote tweeling?

A

1 eicel + 1 zaadcel met splitsling van het vroege embryo
= 1-eiïge tweeling, genetisch identiek
Incidentie 1/250

73
Q

Hoe kan je de zygociteit bepalen? Prenataal/postnataal.

A

Prenataal: invasieve testing: Amnioscentese, CVS

Postnataal: DNA analyse of “fingerprinting”

74
Q

Hoe kan je de chorioniciteit bepalen? Wat bepaalt de chorioniciteit?

A

Echografisch:
* Het aantal placenta’s
* Dikte “scheidingsvlies”
* Karakteristieken rand scheidingsvlies

Wanneer de eicel splitst bepaalt het

75
Q

Wat zien we hier van chorioniciteit? Hoe ontstaat dit?

A

DCDA: di-chorionic - di-amniotic

Als twee bevruchte eicellen afzonderlijk implanteren (100% van dizygoot)
OF
Als 1 bevruchte eicel splitst voor dag 4 (33% van monozygoot)

Elke eigen placenta!

76
Q

Wat zien we hier van chorioniciteit? Hoe ontstaat dit?

A

MCDA: mono-chorionic - di-amniotic

Als 1 bevruchte eicel splitst tussen dag 4 en 8 (65% van monozygoten)

Gedeelde placenta!

77
Q

Wat zien we hier van chorioniciteit? Hoe ontstaat dit?

A

MCMA: mono-chorionic - mono-amniotic

Als 1 bevruchte eicel splitst tussen dag 8 en 13 (2% van monozygoten)

Gedeelde placenta!

78
Q

Wat gebeurt er als een bevruchte eicel splitst na dag 13?

A

Siamese tweeling

79
Q

Wat is belangrijker bij uitkomst/opvolging van een tweelingzws? Chorioniciteit of zygociteit? Waarom?

A

Chorioniciteit

Monochoriaal: veel hogere incidentie van miskraam en perinatale sterfte (vanwege gedeelde placenta)

80
Q

Wat is selectieve foetocide? Wanneer is het te overwegen?

A

“Opofferen” van één foetus om kansen op een levend kind te vergroten

81
Q

Wat als 1 lid van een monochoriale tweeling sterft?

A

Hoog risico voor ander lid

82
Q

Wat is het voordeel bij monozygoten ovv invasieve testing?

A

Moet maar bij 1 lid want genetisch identiek

83
Q

Hoe werkt een echotoestel?

A

Hoogfrequente geluidsgolven die door de weefsels gaan en worden voortgeleid en teruggekaatst ngl de aard van het weefsel waardoor ze worden gestuurd.

84
Q

Heeft een echografie schadelijke effecten?

A

Voorlopig niet aangetoond

85
Q

Waarover kan een echografie informatie geven?

A
  • foetus
  • vruchtwater
  • placenta
  • baarmoederhals
86
Q

Welk doel heeft een echografie?

A
  • Morfologische screening
  • Diagnose
  • Evaluatie foetale groei
  • Evaluatie foetaal welzijn
  • Hulpmiddel bij puncties en therapie
87
Q

Welke variabelen heeft een echografisch onderzoek?

A
  • De onderzoeker
  • Het echotoestel
  • De zwangere: littekens, dikte buikwand, fibromen
  • Embryo of foetus: ZS-duur, aard afwijking, orgaansysteem, VW, ligging
  • Soort afwijking
88
Q

Welke standaardecho’s zijn er? Waarom zou je erbovenop nog extra echo’s doen?

A
  1. Dateringsecho
  2. 3 screeningsecho’s (per timester)

Extra op basis van verhoogd risico

89
Q

Wat is het doel van de allereerste echo?

A
  • ZWS bevestiging
  • Exacte ZWS-duur + VBD
  • Lokalisatie ZWS
  • éénling/meerling?
90
Q

Wat kan je in week 4 zien op een echo?

A
  • Verdikt endometrium
  • Corpus luteum op het ovarium
  • Echogene ring
91
Q

Wat kan je in week 5 zien op een echo?

A
  • Vruchtzak groeit 1mm/dag
  • Dooierzak

Nu pas echt zichtbaar

92
Q

Wat kan je in week 6 zien op een echo?

A
  • Diameter vruchtzak: 16-20mm
  • CRL 4-9mm
  • Hartslag
93
Q

Wat wordt nagezien op de 1ste trimester screeningsecho?

A
  • Ledematen
  • Maagvulling en blaasvulling
  • Splitsing en symmetrie hersenhelften
  • Hygroma colli (zwelling in hals)
  • NT-meting
94
Q

Wat is de tijdsperiode voor NT-meting?

A

11 weken 3 dagen tot 13 weken 6 dagen

De CRL (Crown-Rump Length) moet tussen de 48 en 84 mm zijn.

95
Q

Wat meet de NT-meting echografisch?

A

Hypo-echogene zone tussen de huid en de weke weefsels ter hoogte van de cervicale wervelzuil van de baby

96
Q

Hoe wordt de waarde van de NT-meting beoordeeld?

A

De waarde wordt vergeleken met de waarden van gezonde foetussen van dezelfde grootte

Normaal gezien gezien tussen 1 en 3 mm.

97
Q

Wat zijn de voordelen van een NT-meting?

A
  • Weining belastende test
  • Makkelijk te evalueren ahv foto’s
  • Geen risico’s
  • Vroeg in de zwangerschap uit te voeren
  • Ook screeningstest andere, niet chromosomale afwijkingen, vnl hartafwijkingen

→ selectie risicozwangerschappen

98
Q

Wat zijn de nadelen van een NT-meting?

A
  • Vergt basiskennis echografie
  • Vergt soms veel geduld (en dus tijdrovend)
  • Grote inter-observervariabiliteit
  • Ook intra-observervariabiliteit
  • Beïnvloed door houding baby (hoofd moet in neutrale houding)

→ Objectiveerbaarheid en reproduceerbaarheid ?

99
Q

Waarmee is een verdikte NT geassocieerd?

A
  • Chromosomale abnormaliteiten
  • Foetale sterfte
  • Cardiopathie
  • NBD
100
Q

Welke onderliggende pathofysiologieën zorgen voor een verdikte NT?

A
  • Cardiale dysfunctie
  • Falen lymfedrainage
  • Foetale anemie
101
Q

Buiten de NT-meting, wat zijn andere markers voor chromosomale afwijkingen?

A
  • Neusbeenbot
  • Abnormaal patroon bloedflow in de ductus venosus
  • Lekkende tricuspidklep
  • Afgeplatter profiel gelaat
102
Q

Wat houdt de tweede trimester screeningsecho in?

A
  • Tussen 18 en 22 weken
  • Systematisch scannen foetus obv doorsneden en volgen specifieke richtlijnen

→ 92% van de structurele afwijkingen op te sporen

Resterende 8%: ontstaat later of niet op echo zichtbaar

103
Q

Tweede trimester screeningsecho

Geef een voorbeeld van screening van het hoofd

A

Normale vorm cranium

104
Q

Tweede trimester screeningsecho

Geef een voorbeeld van screening van het gezicht

A

Intacte bovenlip
Mond aanwezig

105
Q

Tweede trimester screeningsecho

Geef een voorbeeld van screening van de ogen

A

Heldere lenzen
Gelijke grootte

106
Q

Tweede trimester screeningsecho

Geef een voorbeeld van screening van skelet

A

Wervelzuil vlot gebogen?
Ledematen in verhouding?

107
Q

Tweede trimester screeningsecho

Geef een voorbeeld van screening van abdomen

A

opbouw en insertie NS

108
Q

Tweede trimester screeningsecho

Geef een voorbeeld van screening van thorax

A

Cardiale structuren

109
Q

Tweede trimester screeningsecho

Geef een voorbeeld van screening van placenta

110
Q

Wat bekijken ze in de derde trimester screeningsecho?

A
  • Foetale ligging
  • Foetale groei en evaluatie lengtegroei baby
  • Placentalocalisatie
  • Inschatten foetaal welzijn en vruchtwater
111
Q

Welke types van placenta previa zijn er?

112
Q

Geef enkele “soft markers” voor chromosoomdefecten

A
  • Kort neusbeenbot
  • Blijvend verdikte nekplooi
  • Hypoplasie middenste kootje van de pink
  • Korte humerus
  • Korte femur
  • Choroidplexuscyste
  • Echogene focus in hart (“golfbal”)
  • Uitzetting van de nierbekkens
113
Q

Wat zorgt voor de beste detectie voor het kleinst aantal “gealarmeerde” ptn?

A

Gecombineerde eerste trimester screening

Biochemisch + echografisch

114
Q

Wat bedoelen we met “biometrie” als we het hebben over echografische evaluatie?

A

Metingen van foetale grootte

115
Q

Tot wanneer meten we de CRL?
Wat meten we erna?

A

13weken

In 2de en 3de trimester:
* BPD en schedelomtrek (HC)
* V-A en dwarse abdominale diameter + abdominale omtrek ( AC)
* Femurlengte
* Transcerebellaire diameter
* + verhoudingen bepalen

116
Q

Hoe werken percentielen?

A

Bekomen waarden van biometrie vergelijken met referentiewaarden van een standaardpopulatie

117
Q

Groeicurves

Wanneer spreken we over normale waarden?

A

p10-p90

→ “average for gestational age” (AGA)

118
Q

Groeicurves

Wanneer spreken we over hoge waarden?

A

boven p90

→ “Large for gestational age” (LGA)

119
Q

Groeicurves

Wanneer spreken we over lage waarden?

A

onder p10

→ “small for gestational age” (SGA)

120
Q

Wanneer spreken we over IUGR? Welke soorten?

A

Bij groei die duidelijk onder de verwachtingen is

Symmetrisch/asymmetrisch

121
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken voor SGA?

A
  • Verkeerde bepaling zwangerschapsduur
  • Normale kleine foetus
  • Placentaire insufficientie
    Asymmetrische IUGR
  • “abnormale” kleine foetus: genetische afwijking, intra-uteriene infectie
    Symmetrische IUGR
122
Q

Wat zijn de functies van het vruchtwater?

A
  1. Nodig voor normale ontwikkeling van longen
  2. Creëert thermostabiele omgeving
  3. Beschermt foetus tegen traumata
123
Q

Hoe wordt VW geproduceerd?

A
  • Transport van vocht over de membranen/foetale huid (begin ZS)
  • Urineproductie door de foetus is na 16 weken de hoofdbron
  • Orale secreties, secreties AH stelsel
124
Q

Hoe wordt VW resorbeerd?

A
  • Foetale darm: foetaal slikken en darmresorptie
  • Transport over amnion- en chorionmembraan
125
Q

Waar komt VW vandaan zeer vroeg in de ZWS?

A

Transsudaat van materneel plasma

126
Q

Wat zijn normale en abnormale hoeveelheden VW?

A

Einde ZWS: 700-800ml = NORMAAL
< 500ml = oligohydramnion
>1.5l = polyhydramnion

127
Q

Met welke methode kan je de hoeveelheid VW opmeten?

A

AFI: amniotic fluid index
= de som van de diepste verticale loges in de vier kwadranten van de uterus

128
Q

Wat is de incidentie van oligohydramnion?

129
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van oligohydramnion?

A
  • Vruchtwaterverlies ( P-PROM)
  • Nierafwijkingen
  • Lage obstructieve uropathie
  • Slechte placentaire functie
  • Infecties (TORCH)
130
Q

Tweede trimester screeningsecho

Geef een voorbeeld van screening van het hoofd

A

Normale vormcranium

131
Q

Tweede trimester screeningsecho

Geef een voorbeeld van screening van het gezicht

A

Intacte bovenlip
Mond aanwezig

132
Q

Wat is de incidentie van polyhydramnion?

133
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van polyhydramnion?

A
  • méér urineren
  • Verminderd slikken
  • slokdarmatresie/darmobstructie
  • Compressieve longafwijkingen
  • Nauwe thorax
134
Q

Wat is het beleid bij polyhydramnion?

A
  • Grondige echo met biometrie/ OGTT/ TORCH
  • Cervixlengte
  • Bij uitgesproken maternele last evaluerende punctie
  • Weten dat slokdarmatresie niet uitgesloten is.
135
Q

Wat zijn de kenmerken van een normale NS?

A
  • 3 bloedvaten gewindeld
  • Gelei van Wharton + amnion
  • Centrale insertie
136
Q

Hoe noem je een NS met 2 bloedvaten?

Prevalentie?

A

SUA: single umbilical artery

1%, vaker bij meerlingen

137
Q

Welke risico’s zijn verhoogd bij SUA?

A
  • cardiale afwijkingen
  • urogenitale afwijkingen
  • groeirestrictie → groeiecho 30 w

Dit op zich is geen indicatie tot genetisch onderzoek foetus

138
Q

Wat is een vereiste voor normale foetale activiteit?

A

Goede zuurstofvoorziening van CZS

139
Q

Wat zien we gebeuren bij zuurstoftekort?

A

Progressief wegvallen van specifieke foetale “functies”

Eerst wegvallen ademhalingsproblemen

Daarna wegvallen foetale bewegingen + tonus

Bij langdurig probleem: redistributie bloed (cfr. Doppler) + minder urineproductie

Evolutie naaar “centrale hypoxie” met weerslag op CTG.

140
Q

Wat is BFP?

Observatieduur?

A

Biofysisch profiel
= Scoresysteem dat schatting geeft van de foetale conditie en van het risico op foetale dood door ZUURSTOFTEKORT

30min

141
Q

Welke parameters maken deel uit van het BFP?

A
  • Foetale bewegingen
  • Foetale AHbewegingen
  • Foetale tonus
  • VW-volume
  • CTG
142
Q

Wat zijn geruststellende scores bij een BFP?

A

Vanaf 8/10

143
Q

Wanneer is de score van een BFP een indicatie voor bevalling?

A

6/10 of minder

144
Q

Welke infomatie krijgen we met een Doppler onderzoek?

A
  • Bloedstroom
  • Anatomie hart en vaten
  • Werking hart
  • Maternele bloedvaten
145
Q

Waarvoor dient een pulsed Doppler?

A

meting bloedsnelheidsprofielen
= de snelheid waarmee het bloed beweegt doorheen een bloedvat op een specifiek meetpunt, op een specifiek moment

146
Q

Pulsed doppler

Hoe kan je de verkregen gegeven analyseren?
Kwalitatief, kwantitatief, semi-kwantitatief

A

Kwalitatief: bloedstroom/niet
Kwantitatief: debiet, snelheid
Semi-kwantitatief: weerstand in de vaten

147
Q

Hoe werkt een kleurendoppler? Waarvoor zou je het gebruiken?

A
  • Richting bloed gecodeerd met kleur:
    Rood naar sonde
    Blauw weg van sonde
  • Semi-kwantitatieve controle
  • Toepassingen:
    → opsporen vaten
    → onderzoek foetaal hart
148
Q

Waarvoor gebruik je een pulsed doppler?

A
  • IUGR door placentair lijden
  • Screenen voor ↑ risico op placentaire insufficientie
  • Opsporen foetale anemie
149
Q

Hoe kan je de placentaire functie beoordelen met een pulsed doppler?

Concrete toepassing?

A

Onderzoek arteria umbilicalis

IUGR door placentair lijden

150
Q

Welke twee stappen houdt een pulsed doppler onderzoek in als we het hebben over IUGR door placentair lijden?

A
  1. Placentaire functie (art. umb)
  2. Foetale orgaanfunctie en toestand (foetale art en venen)
151
Q

Welke stadia zien we bij IUGR?

A
  1. Brain-sparing of compensatie
  2. Decompensatie
  3. Heartsparing
152
Q

IUGR

Wat houdt brainsparing in?

Voorbeeld van een gevolg?

A

Compensatoire herverdeling van de bloedstroom met zuurstofvoorziening naar de “belangrijkste” organen (hersenen, hart en bijnier) ten koste van skelet, darm en nieren.

verminderde nierdoorbloeding (→ oligohydramnion)

153
Q

IUGR

Wat houdt decompensatie in?

A

Zuurstofnood in de weefsels
→ ontstaan hartfalen en ↑ centraal veneuze druk

154
Q

Wat houdt heartsparing in?

A

= uitzetting van het hart + toename coronaire doorbloeding

155
Q

Hoe kan je dmv een pulsed doppler screenen op placentaire insufficiënties?

A

De weerstand in uteriene arteries daalt → debiet naar placenta ↑

  • Normale doppler uteriene arteries op 24 weken: kleine kans op ernstige vroegtijdige problemen door placentaire insufficientie
  • Abnormale doppler: verhoogde kans op IUGR, pre-eclampsie, prematuriteit
156
Q

Hoe kan je foetale anemie gaan opsporen dmv pulsed doppler?

A
  • Bij meten van normale maximumsnelheid in de mid-cerebrale arterie is ernstige anemie weinig waarschijnlijk.
  • Vooral van belang bij bv. Rhesus-immunisaties of parvovirusinfecties
  • Zekerheid dmv NS-punctie
157
Q

Wanneer en waarom gaat men de cervixlengte meten?

A
  • Vanaf 22w
  • Grote voorspellende waarde naar vroeggeboorte
158
Q

Hoe meet men de cervixlengte?

A

Vaginaal
Met lege blaas

159
Q

Wat is de cervixlengte?

A

afstand tussen ostium internum en ostium externum

160
Q

Wat zie je hier?

A

Funneling

Verkorte cervixlengte

161
Q

Welke resultaten van cervixlengte zijn geruststellend? Vanaf wanneer niet?

A
  • > 35 mm: geruststellend
  • 25-35 mm: te controleren
  • < 25 mm: Hoog risico: 60% kans op partus < 32 weken
162
Q

Hoe werkt een 3D en 4D echografie?

A

Op dezelfde manier als 2D maar met specifieke sonde

163
Q

Wat zijn de voorwaarden van 3-4D echo?

A
  • Goed 2D-beeld (voldoende VW)
  • Stilliggende baby
164
Q

Wat is het nut van 3-4D echografie?

A

Mooie beeldjes maken :)