1. Historische schets Flashcards

1
Q

Aleksandr Luria (1902-1977) wat heeft hij betekend voor de neuropsychologie en hoe zag zijn theorie er uit?

A

Hij probeerde een synthese te maken van bestaande neuro(psychologische feiten en theorieën.

  • Hersenen als complex systeem met verschillende subsystemen.
  • subcorticale, posterieure en anterieure hersengebieden
  • primair secundair en tertiar
  • Gedrag dat wel en niet gereguleerd wordt door taalprocessen (linker en rechtenhemisfeer).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

(Luria) functie primaire zone

A

Projectiegebied vanzintuigen en motoriek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

(Luria) Secundaire zone

A

Verdere verwerking en betekenisverlening van binnenkomende info.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

(Luria) Tertiaire zones

A

Intenties en plannen, evalueren van eigen gedag. Meest specifiek menselijke structuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

(Luria) Internal spreech waar dient dit voor?

A

Regulatie van cognitieve, emotionele e planmatige functies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Jerry Fodor (1983) wat deed hij en welke kenmerken formuleerde hij?

A
  • Lokalisatie van functies
  • Meent dat taalvermogen aangeboren waarbij vooral de syntaxis van wezelijk belang is.
    We zijn niet bewust van onze taalprocessen en kunnen er nauwelijks invloed op uitoefenen. Dergelijk proces zou je een module kunnen noemen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Lateraliteit

A

Functionele verschillen tussen linker- en rechterhemisfeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Modules van Fodor: van wie is de theorie en welke 4 kenmerken?

A
  • Domain specific: kan alleen bepaalde info verwerken
  • Innateness: is aangeboren
  • Encapsulated: andere processen kunnen werking van module niet beïnvloeden
  • Fixed neural architecture: deelt geen processen met andere modules (werkt autonoom).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Dubbele dissociaties

A

Sprake van onafhankelijke cognitieve functies wanneer bij bij de ene laesie functie A uitvalt en bij de andere laesie functie B uitvalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Neurale netwerken: graceful degradation, content addressability

A
  • Neuralenetwerken: computersimulaties die bepaalde cognitieve functie nabootst.
  • graceful degradation: behoud van beperkte functionaliteit zelf wanneer een deel beschadigd is.
  • Content addressability: Klein deel van info activeert geheel geheugenspoor.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Experiments of nature volgens Hughlings-Jackson

A

Heel specifieke uitvalsverschijnselen van de hersenen na hersenletsel. Belangrijke rol gespeeld bij de theorievorming rondom cognitief functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dissociatie

A

Selectieve uitval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Enkelvoudige en dubbele dissociatie

A

Enkelvoudige: Samenhang tussen taak A en B
Dubbele: onafhankelijkheid tussen proces A en B waarvan men dacht dat ze samenhingen (vb schrijven en lezen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly