ZO 1.4 Gevolgen van ziekte in het dagelijkse leven Flashcards

1
Q

Wat zijn de doelen van ICF?

A
  • te voorzien in een wetenschappelijke basis voor het begrijpen van de gezondheid en aan de gezondheid gerelateerde toestanden, uitkomsten en determinanten.
  • te voorzien in een gemeenschappelijke taal om de communicatie tussen verschillende gebruikers te verbeteren.
  • vergelijkbaarheid mogelijk te maken van gegevens uit verschillende landen, gezondheidszorgsystemen, diensten en over de tijd.
  • te voorzien in een systematisch codestelsel voor gezondheidsinformatiesystemen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe verbeterd ICF de intersectorale communicatie en coördinatie van diensten, systemen en beleid?

A

De ICF verbetert ook de intersectorale communicatie en coördinatie van diensten, systemen en beleid. Het:
- identificeert overlappende verantwoordelijkheden, inefficiënties en ongelijkheden in diensten, systemen en beleid
- verduidelijkt mogelijkheden voor het delen of combineren van middelen/bronnen
- draagt bij aan transparantie en standaardisatie van informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de gevolgen van een gemeenschappelijke taal bieden om communicatie tussen verschillende gebruikers te verbeteren?

A

Serviceplanning voor behandeling, hulpmiddelen en andere diensten, pensioen, etc. wordt efficiënter en persoonsgerichter als alle betrokkenen hun aanpak en communicatie baseren op één gemeenschappelijke taal en gemeenschappelijke concepten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe maakt ICF vergelijkbaarheid mogelijk tussen gegevens uit verschillende landen, gezondheidszorgsystemen, diensten en over de tijd? En waarom is dat nodig?

A

De ICF maakt gegevensvergelijking van registraties, onderzoeksresultaten en statistieken over functioneren en functioneringsproblemen mogelijk.
Hoe? Door in neutrale taal beschreven gezondheids- en gezondheidsgerelateerde domeinen aan te bieden, zodat het toepasbaar is in verschillende landen, gezondheidszorgsystemen, diensten en tijden.
Waarom? Vergelijking van op ICF gebaseerde gegevens draagt bij aan een nationaal en internationaal coherent begrip van functioneren en functioneringsproblemen.
Voorbeeld: Vergelijking van gegevens van 4 cross-sectionele studies met behulp van de ICF om de impact van HIV op het functioneren en de gezondheid van personen met HIV te beschrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom is het coderen van gegevens over functioneren belangrijk?

A

Het coderen van gegevens over functioneren is belangrijk om:
- informatie op een systematische manier te vereenvoudigen
- informatie sneller te verwerken
- gegevens in verschillende talen en uit verschillende landen te vergelijken
- te zorgen voor compatibiliteit met andere gezondheidsinformatiesystemen
Het coderen van gegevens over functioneren vergemakkelijkt niet alleen de integratie van deze informatie in zorginformatiesystemen, maar biedt ook mogelijkheden voor de beoordeling van vergoedingsaanspraken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarvoor kun je ICF toepassen?

A

De ICF is een multi-purpose classificatie en heeft vele toepassingen zoals in:
- statistiek
- klinische praktijk
- sociale voorzieningen
- verzekering
- arbeid
- onderwijs
- economie
- belangenbehartiging
- sociaal beleid
- ontwikkeling van generieke wetgeving
- verandering van omgeving
- monitoring CRPD implementatie
De ICF is een geschikte standaard voor het monitoren van de implementatie van internationale mensenrechtenmandaten, zoals het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (CRPD), omdat de ICF geaccepteerd is als een van de sociale classificaties van de Verenigde Naties*. De ICF kan naast de implementatie van de CRPD, ook voor andere beleidscontexten worden gebruikt, zoals de implementatie van nationale wetgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voor welke toepassingsgebieden is ICF nog meer waardevol?

A
  • Statistieken over gezondheid en functioneren
  • Klinische praktijk
  • Aanspraak op zorgondersteuning en sociale voorzieningen
  • Casemix-systemen
  • Elektronische patiëntendossiers
  • Andere toepassingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarvoor is ICF geschikt?

A
  • het ontwikkelen van vragen over functioneringsproblemen
  • het verbeteren van de vergelijkbaarheid van gegevens
  • het ontwikkelen van geschikte instrumenten volgens zowel kwantitatieve als kwalitatieve methoden
  • het verbeteren en uitbreiden van gegevensverzameling over functioneringsproblemen
  • het verzamelen van nationale bevolkingsgegevens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de voorbeelden van het gebruik van ICF in de klinische praktijk?

A
  • in het vormgeven van verslagleggingsformulieren voor het rapporteren van het functioneren van de patiënt.
  • in het coördineren van taken en verantwoordelijkheden tussen gezondheidswerkers.
  • in het revalidatieproces van beoordeling tot het stellen van doelen en plannen en evalueren van interventies.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een casemix-systeem?

A

Een casemix-systeem klasseert patiënten op klinische en administratieve gegevens in groepen, op basis van vergelijkbare kenmerken, bijvoorbeeld leeftijd, geslacht, gezondheidsstatus, gebruik van middelen. Casemix-groepen worden door zorginstellingen gebruikt voor het plannen, financieren, controleren en beheren van de diensten die zij leveren. Diagnose gerelateerde groepen (DRG) zijn een vorm van casemix. Uit onderzoek blijkt dat voor revalidatie- en langdurige zorg, informatie over het functioneren een essentiële factor is bij het verklaren, begeleiden of zelfs voorspellen van bepaalde uitkomstparameters. De toenemende vraag naar het gebruik van informatie over functioneren weerspiegelt ook de noodzaak om de huidige declaratiesystemen, zoals case-mix systemen aan te passen in de klinische zorgomgeving. Madden et al. zijn van mening dat “het includeren van activiteiten- en participatiedomeinen in casemix-analyse waarschijnlijk de prestaties van casemix-hulpmiddelen zal verbeteren en het beter in kaart brengen van zorgbehoeften en middelenvereisten voor specifieke casuïstiek in de revalidatiezorg.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar wordt aan gewerkt om integratie van ICF in het elektronische patiëntendossier mogelijk te maken?

A

Om de integratie van ICF in het EPD mogelijk te maken, wordt er gewerkt om:
- ICF-terminologie aan te passen aan de compacte weergave van informatie van EPD (bijv. ICF-titels verkorten)
- koppelingen te bouwen met klinische terminologieën (bijv. SNOMED-CT)
- de ICF structuur en organisatie te verbeteren (ontologie ontwikkeling).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat betekenen deze begrippen? Welke stoornissen in deze begrippen kan iemand ervaren met een hernia?
- Stoornissen
- Activiteitenbeperking en
- Participatierestricties

A

Stoornis: afwijkingen in of verlies van functies of anatomische eigenschappen
Activiteitenbeperking: moeilijkheden die iemand heeft met het uitvoeren van activiteiten
Participatierestricties: problemen die iemand heeft met het deelnemen aan het maatschappelijk leven
Mogelijke stoornissen bij een lumbale HNP zijn bijvoorbeeld een verminderde sensibiliteit respectievelijk een parese/paralyse in het gebied van een beknelde zenuwwortel. Mogelijke activiteitenbeperkingen zijn bijvoorbeeld problemen met lopen of problemen met het tillen/dragen van voorwerpen. Mogelijke participatierestricties zijn bijvoorbeeld het niet meer kunnen beoefenen van sport of niet meer in staat zijn om het eigen werk (bijvoorbeeld zware lichamelijke arbeid) uit te voeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar is functioneren een overkoepelende term voor?

A
  • Activiteiten en Participatie
    bijv. d4402 Manipuleren
    bijv. d6600 Assisteren van andere personen bij zelfverzorging
  • Functies
    bijv. b710 Mobiliteit van gewrichten
    bijv. b715 Stabiliteit van gewrichten
  • Anatomische eigenschappen van gewrichten
    bijv. s7701 Verbindingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het sociale model van functioneringsproblemen en wat is het medische model van functioneringsproblemen?

A
  • Het sociale model van functioneringsproblemen beschouwt functioneringsproblemen “als een sociaal gecreëerd probleem en helemaal geen attribuut van een persoon.” Op het sociale model vereist handicap een politiek antwoord.
  • “Het medische model beschouwt functioneringsproblemen als een kenmerk van de persoon, direct veroorzaakt door ziekte, trauma of andere gezondheidstoestand, waarvoor medische zorg nodig is in de vorm van individuele behandeling door professionals.”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar zorgt het ICF model voor?

A

Het ICF-biopsychosociale model van functioneren en functioneringsproblemen
- geeft een samenhangend beeld van verschillende perspectieven van gezondheid: biologisch, individueel en sociaal
- heeft het begrip functioneringsproblemen verplaatst van alleen een gevolg van ziekte te zijn, naar een erkenning van de interactie tussen gezondheid en functioneren en milieu- en persoonlijke factoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarvoor zijn functioneren en functioneringsproblemen de overkoepelende term en waarvan zijn ze het resultaat?

A

Onthoud dat functioneren en functioneringsproblemen overkoepelende termen zijn die lichaamsfuncties, lichaamsstructuren, activiteiten en participatie omvatten en ze zijn het resultaat van de interactie tussen de gezondheidstoestand van de persoon en tussen persoonlijke en externe factoren.

17
Q

Wat zie je gebeuren tussen de verschillende componenten van ICF en noem hiervan een voorbeeld?

A

Er is een dynamische interactie tussen de componenten van de ICF.
Wijzigingen in één component kunnen mogelijk een of meer andere entiteiten wijzigen.
Als mevrouw Smith bijvoorbeeld medicatie (externe factor) gebruikt die haar gewrichtspijn (functies) vermindert, kan ze de jas van haar kleindochter dichtknopen en maakt dat het makkelijker voor om voor haar kleindochter te zorgen (activiteiten en participatie).
Verbeterde bewegelijkheid van de vingers van mevrouw Smith helpt gewrichts- en spierstijfheid te voorkomen en geeft mogelijk pijnvermindering (functies), wat er dan voor zorgt dat Mevr. Smith de dosering van haar medicatie (externe factor) kan verminderen.

18
Q

Waar houdt het ICF model rekening mee?

A

De ICF houdt rekening met een neutraal etiologisch perspectief van een handicap, dwz dat de mate van functioneren niet afhankelijk is van de oorzaak van de gezondheidstoestand.
Neem het voorbeeld van deze vrouw met een prothese die in een rijstveld werkt - de impact van het ontbrekende ledemaat op haar functioneren, staat los van of het verlies van het ledemaat te wijten is aan een aangeboren afwijking, het gevolg is van een landmijn, of van diabetes.

19
Q

Hoe kijkt ICF naar beperkingen?

A

Alle mensen kunnen in verschillende tijden van hun leven in meer of mindere mate een beperking ervaren. De ICF beweegt zich af van de dichotome (aanwezigheid of afwezigheid) benadering van functioneren en beperking naar een die ze op een continuüm zet.

20
Q

Waaruit bestaan functioneringsproblemen?

A

Uit meerdere domeinen. De niveaus van het functioneren van een persoon kunnen voor elk domein verschillen. Een algemeen niveau van functioneren kan worden vastgesteld door het combineren van meerdere domeinen.

21
Q

Wat zijn de belangrijkste punten van het ICF model?

A
  1. Functioneringsproblemen is een overkoepelende term voor lichaamsfuncties, anatomische eigenschappen, activiteiten en participatie.
  2. Functioneringsproblemen zijn het resultaat van de interactie tussen de gezondheidstoestand van een persoon en zowel persoonlijke als omgevingsfactoren.
  3. Het biopsychosociale model van de ICF is een multidimensionaal en interactief model met dynamische interacties tussen de componenten.
  4. Het ICF is van toepassing op alle mensen, ongeacht cultuur, gezondheidstoestand, geslacht of leeftijd, en houdt een neutraal etiologisch perspectief van functioneren en functioneringsproblemen in.
  5. ICF-categorieën zijn uitgedrukt in neutrale termen.
  6. De ICF behandelt het functioneren en de functioneringsproblemen op een continuüm tussen optimaal functioneren en volledig niet functioneren, eerder dan vanuit een dichotoom gezichtspunt.
22
Q

Wat is een gezondheidstoestand?

A

Verzamelnaam voor ziekte, aandoeningen, letsel/trauma.

23
Q

Hoe worden aandoeningen en ziekten gecodeerd?

A

Met behulp van de ICD-10

24
Q

Wat zijn lichaamsfuncties, lichaamsstructuren en stoornissen?

A
  • Lichaamsfuncties zijn fysiologische functies van lichaamssystemen, inclusief psychologische functies
  • Lichaamsstructuren zijn anatomische delen van het lichaam, zoals organen, ledematen en hun componenten
  • Stoornissen zijn problemen in lichaamsfuncties of structuren zoals een significante afwijking of verlies
25
Q

Wat betekenen de begrippen activiteit, participatie, beperkingen, participatieproblemen?

A
  • Activiteit is de uitvoering van een taak of actie door een persoon.
  • Participatie is iemands deelname aan het maatschappelijk leven.
  • Beperkingen zijn de moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten.
  • Participatieproblemen zijn de problemen die iemand heeft met het deelnemen aan het maatschappelijk leven.
26
Q

Wat betekend het begrip externe factoren?

A

Externe factoren vormen de fysieke, sociale en attitudinale omgeving waarin mensen leven. Deze factoren zijn extern voor individuen en kunnen een positieve of negatieve invloed hebben op de prestaties van het individu als lid van de samenleving, op het vermogen van het individu om acties of taken uit te voeren, of op de lichaamsfuncties of anatomische eigenschappen van het individu.

27
Q

Wat betekend het begrip persoonlijke factoren?

A

Persoonlijke factoren zijn de specifieke achtergrond van iemands leven, en omvatten kenmerken van het individu die geen deel uitmaken van een gezondheidstoestand of gezondheidsstatus. Deze factoren kunnen omvatten geslacht, afkomst, leeftijd, andere aandoeningen, lichamelijke conditie, levensstijl, levensgewoonten, copingstijlen, sociale achtergrond, opleiding, beroep, ervaringen uit het heden en verleden.

28
Q

Op welke niveaus wordt volgens ICF het functioneren van de mens beschreven?

A
  1. Lichaamsfuncties en anatomische eigenschappen (body functions & body structures)
  2. Activiteiten (activity)
  3. Participatie leven (participation)
    Tevens worden verschillende factoren onderscheiden die het functioneren van de mens kunnen beïnvloeden:
    - Gezondheidstoestand (aandoening, ziekte, letsel, trauma)
    - Externe factoren en persoonlijke factoren
29
Q

Wat kan het toepassen van het ICF-model aan nieuwe inzichten toevoegen aan een diagnose volgens het gebruikelijke medische model? Wat voor gevolgen zou dit kunnen hebben voor respectievelijk de behandeling van een individuele patiënt en het volksgezondheidsbeleid?

A

Het ICF-model voegt in elk geval het niveau van de ‘participatieproblemen’ toe. Het gaat er hierbij om in hoeverre een patiënt met zijn/haar beperkingen nog kan deelnemen aan diverse sociale activiteiten. Juist op dit niveau is de interactie tussen de patiënt met zijn/haar ziekte en diens omgeving van heel groot belang. De ICF voegt daarom ook een inventarisatie van ‘omgevingsfactoren’ toe.
De informatie, die de ICF oplevert, kan een goed inzicht geven in de behoefte aan ‘care’ van een patiënt. Dit is belangrijke informatie in het kader van elk individueel behandelingsplan.
Op populatieniveau kan de ICF helpen bij het verkrijgen van informatie over de omvang van een volksgezondheidsprobleem (onder andere via de DALY-methode) of over de behoefte aan gehandicaptenvoorzieningen. Ook kan de ICF informatie verschaffen, die van belang is voor een adequate inrichting van het gezondheidszorgstelsel of het stelsel van sociale zekerheid.