Werkgroep 6. Just scared? Flashcards

1
Q

Wat is een fobie?

A

Fobieën zijn hardnekkige, irrationele, nauw omschreven angsten die geassocieerd worden met een specifiek object of situatie.
* Vermijding is een belangrijk onderdeel van de definitie van fobieën. Een angst wordt niet als fobisch beschouwd tenzij de persoon contact met de bron van de angst vermijdt of een intense angst ervaart in de aanwezigheid van de stimulus.
* Fobieën zijn ook irrationeel, of onredelijk. Het vermijden van alleen giftige slangen of alleen geladen geweren wordt niet als fobie beschouwd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een specifc phobia?

A

een uitgesproken angst of angst voor een specifiek object of situatie die bijna altijd onmiddellijke angst of bezorgdheid uitlokt”. Dit object of deze situatie wordt actief vermeden (of verdragen met intense angst of bezorgdheid) en de angst of bezorgdheid is buiten in verhouding tot het werkelijke gevaar van het object of de situatie.

Blootstelling aan de stimulus moet gevolgd worden door een onmiddelijke angstreactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ernstdrempel DSM-5 voor specific phobia

A

vermijding of angst geassocieerd met de fobie moet de normale activiteit/relatie met anderen verstoren en het moet 6 maanden of meer aanwezig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is social phobia?

A

focust op een sociale situatie waarin de persoon misschien geobserveerd of geëvalueerd wordt door andere mensen. Mensen zijn bang voor sociale situaties of vermijden deze zelfs. Kan in 2 categorieën worden ingedeeld:
- Performance anxiety: iets doen voor onbekende mensen
- Interpersonal interacties: daten en feestjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is agoraphobia?

A

angst voor situaties waaruit ontsnappen moeilijk kan zijn. Vermijding en angst zijn de belangrijkste elementen van de definitie.

Om aan de DSM5 criteria te voldoen moet de persoon:
- Agorafobische situaties vermijden;
- De ervaring ermee met veel leed doorstaan;
- Er op staan om vergezeld te worden met een ander die troost/veiligheid kan bieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waardoor ontstaan fobieën?

A
  • biologisch: genetische aanleg, neurobiologie (amygdala = angstcentrum –> verhoogde angstrespons)
  • psychologisch: biological preparedness theory, klassieke conditionering (trauma/negatieve ervaring)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Behandelingen social phobia

A
  • Cognitieve gedragstherapie
    o Analyseren van misvattingen die mensen hebben over situaties
    o Decatastrophizing: situatie inbeelden wat in het slechtste geval zou gebeuren. Hierna bijhouden wat er daadwerkelijk gebeurt.
    Kan met rollenspellen, exposure therapie
  • Antianxiety medicatie
    o Benzodiapines: reduceren veel symptomen van angst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Specific phobia behandeling

A
  • Systematic desensitization and exposure

o Desentization: eerst wordt progressieve spier relaxatie geleerd. Daarna gaat de therapeut op volgorde van minder erg naar erg angsten nabootsen. Als degene ontspannen is begint hij met de minst erge angst inbeelden, dit komt steeds terug totdat diegene geen angst meer ervaart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Behandeling agoraphobia

A
  • Cognitieve gedragstherapie
    o Analyseren van misvattingen die mensen hebben over situaties
    o Decatastrophizing: situatie inbeelden wat in het slechtste geval zou gebeuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Description fear vs anxiety

A

Fear: natuurlijke reactie die nodig is (brand breekt uit etc.)

Anxiety: ongedefinieerde angst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cognitive, fear vs anxiety

A

fear: ik ben nu in gevaar, ik moet weg

anxiety: je hebt zorgen over de toekomst/ongedefinieerde zorgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Fysiologisch, fear vs anxiety

A

fear: verhoogde hartslag, snellere ademhaling (fight or flight respons)

anxiety: staat van spanning en overprikkeling (zit tegen fight or flight aan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gedrag, fear vs anxiety

A

fear: wegrennen

anxiety: bepaalde situaties vermijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

clinical features specific phobia

A
  • omgevingsangst
  • situationeel
  • dieren
  • bloed en verwondingen
  • overig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

lifetime prevalence en gender ratio specific phobia

A

10-20%, vrouwen iets vaker dan mannen (2:1).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

leeftijd specific phobia

A

begint op jongere leeftijd. Sommige angsten waaien over, sommige zijn voor altijd

17
Q

Waardoor krijg je specific phobia?

A

defense mechanism tussen spanning id en ego (Freud, niet echt bewezen)

18
Q

learning theories en kritiek specific phobia

A

modelling, bijv. moeder is bang. Zelf iets meemaken. Je beloont je angst, bijv. door weglopen voor spinnen.

19
Q

biologisch/evolutie, specifieke fobie

A

Handig om de angst te hebben in gevaarlijke situaties (hoogtes, slangen)  biological preparedness theorie

20
Q

amygdala

A

wordt gezien als angstcentrum, voelt de angst  fight or flight. Mensen die een verhoogde gevoeligheid hebben voor walging hebben hogere kans op ontwikkelen angst.

21
Q

clinical feature agorafobie

A

angst voor situaties waar je niet makkelijk uit kan

22
Q

lifetime prevalence + gender ratio agorafobie

A

1-3%, vrouwen vaker dan mannen

23
Q

cultureel agorafobie

A

van vrouwen wordt meer geaccepteerd als ze dingen niet doen, hogere kans op ontwikkelen agorafobie

24
Q

leeftijd agorafobie

A

adolescentie

25
Q

verloop agorafobie

A

50% herstelt binnen 12 jaar, 58% heeft alsnog wel een terugval

26
Q

psychoanalytisch agorafobie

A

genetische gevoeligheid, paniekstoornis is erfelijk, verkeerde gedachten over wat er gebeurt, persoonlijkheidskenmerken (bij alle stoornissen wel)

27
Q

sociale fobie clinical features

A

performance/non performance, onder mensen zijn eng vinden

28
Q

lifetime prevalence + gender ratio social phobia

A

7-12%, vrouwen vaker dan mannen

29
Q

leeftijd social phobia

A

middle teens

30
Q

verloop social phobia

A

chronisch als je niet behandelt, bij 1/3e spontaan weg na 12 jaar

31
Q

Wat heb je vaak met social phobia

A

Comorbiditeit is heel groot hierbij, veel depressie, middelen misbruik. Kans is groot dat je ook een andere stoornis hebt.

32
Q

psychoanalytisch social phobia

A

ouders die het hebben, bepaalde genen hebben een rol
o Behavioural inhibition: als je ouders vroeger verlegen waren, dan ontwikkelen ze een sociale fobie

33
Q

learning theories social phobia

A

mensen met sociale fobie kunnen vervelende sociale situatie terughalen, gedachten zitten in de weg

34
Q
A