Werkgroep 3. Inner drives Flashcards

1
Q

Begrippen volgens Freud

A
  • conscious
  • preconscious
  • unconscious
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

conscious

A

het deel van het brein dat zorgt voor hetgene waar je bewust van bent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

preconscious

A

geheugen, maar kunnen makkelijk naar voor worden gehaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

unconscious

A

een deel van het brein dat niet direct toegankelijk is voor het bewustzijn
o Hebben een invloed op dingen die later gebeuren
o Worden gevoed voor thanatos en libidos (eros)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is structural model of personality

A

id, ego, superego

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is id?

A

ontwikkeling eerste 18 maanden

originele component, al aanwezig bij de geboorte. Dit functioneert volledig in het onbewustzijn. Het is de brandstof van je persoonlijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat speelt een rol bij id?

A

o Pleasure principle: alle behoeften moeten meteen vervuld worden.
o Primary process: denken zonder logische regels om spanningen (van niet bevrediging) proberen te ontladen.
 Wish fulfillment: inbeelden van iets wat de behoefte bevredigd, werkt alleen op korte termijn  Bij een hongerig kind zal dit een flesje kunnen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ego

A

ontwikkeling tussen 1,5 en 3 jaar

komt voort uit het ID en gebruikt daar een deel van. Het houdt wel rekening met de buitenwereld = reality principle. Kijkt wat er mogelijk is, rationeel kijken of het kan.

o Functioneert dus in het conscious en preconscious, door relatie met id
o Doel van het ego is om de ontlading van de spanning van het ID uit te stellen, totdat er een geschikte context voor is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat speelt rol bij ego

A

 Secundaire proces: het afstemmen van het onbewuste beeld van een spanningsverminderend object op een echt object.
o Bron van intellectuele processen en probleem oplossing, realistisch denken
o Reality principle: je wilt verlangen bevredigen maar je houdt rekening met realiteit.
o Reality testing: stelt het ego in staat om actieplannen te vormen om behoeften te bevredigen en de plannen mentaal testen om te zien of ze zullen werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

superego

A

is de belichaming van ouderlijke en maatschappelijke waarden, komen vaak voort uit de waarden van je ouders.

o Ego-ideaal: omvat regels voor goed gedrag of normen
 Geeft dingen aan waar je naar streeft
o Geweten (conscious): regels over welk gedrag ouders afkeuren en straffen
 Geeft dingen aan die je moet vermijden
o Het werkt op alle 3 de niveaus. Het oefent een beschavende invloed uit op de persoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn 2 soorten instincten van id?

A

life (voortplanting en leven) and death

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een freudian slip?

A

Een onbedoelde fout in spraak of handeling, die een verborgen, onbewust verlangen of gedachte onthuld. Volgens Freud is het geen toeval wanneer iemand een verkeerde naam zegt of een verkeerd woord gebruikt; het kan een uitdrukking zijn van iets dat in het onbewuste sluimert, zoals een onderdrukte emotie of geheime wens. Je kunt de unconscious niet goed onderdrukken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een methode om erachter te komen wat iemand denkt?

A

alles loslaten en dan maak je de ruimte voor je unconscious om naar boven te laten komen. Iemand de ruimte geven om in zijn puurheid te komen.
o Hypnose: je geeft iemand de ruimte om puur te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

3 types of anxiety

A

reality, neurotic, moral

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

reality anxiety

A

komt door gevaren in de wereld (beet van een hond, ongeluk)
o Hiermee gaan we om door het te vermijden of op te lossen etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

neurotic anxiety

A

onbewuste angst dat door je id komt waardoor je impulsen uit de hand lopen en zorgen voor iets waarvoor je gestraft kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

moral anxiety

A

de angst wanneer je een moreel overtreedt. Het wordt gevoeld als schuld of schaamte.
o Strijd tussen ego en superego

16
Q

soorten defence

A
  • repression
  • ontkenning
  • projectie
  • rationalisatie
  • intellectualization
  • regression
  • reaction formation
  • undoing
  • isolation
  • displacement
  • sublimation
17
Q

repression

A

het onderdrukken van pijnlijke of ongewenste gedachten in het onbewuste

18
Q

ontkenning

A

het weigeren om de realiteit van een bedreigde situatie te herkennen. Je zal niet toegeven aan jezelf.

19
Q

projectie

A

het toeschrijven van eigen ongewenste gevoelens aan anderen
o Helpt om ware verlangens in een vorm te krijgen, waardoor een deel van de energie ervan nodig is om ze weg te drukken.
o Het ego en het superego herkennen het niet als behorend tot jou

20
Q

rationalisatie

A

het bedenken van een acceptabele verklaring voor gedrag dat eigenlijk door onbewuste motieven wordt gedreven.

21
Q

intellectualization

A

de neiging om over bedreigingen te denken in koude, analytische en emotioneel afstandelijke termen. Je kunt zo de gedachten loskoppelen van gevoelens.

22
Q

regression

A

terug naar een fase door opgeven huidige manieren (oral: roken/eten, anal: koppig) terugrelateren naar de wereld die effectief was

23
Q

reaction formation

A

benadrukken/gedragen tegenovergesteld van je onacceptabele impuls/mening/gedrag (positieve beoordeling terwijl je iemand haat). Je vindt het niet kunnen dat je op mannen valt als man, je doet dan naar de buitenwereld alsof je er niet tegen kunt.

24
Q

undoing

A

fout gedrag compenseren met een andere actie. Je verwaarloost je kind een jaar, maar geeft wel een groot cadeau op de verjaardag.

25
Q

isolation

A

gedachte en gevoelens onderdrukken. Ervaring wel erkennen, maar gevoelens isoleren.

26
Q

displacement

A

impuls van het ene naar andere doel verplaatsen. Het vervangen van een oorspronkelijk doel naar een minder bedreigend doel vermindert angst. Stel je bent boos op je baas, dan uit je het op je collega.

27
Q

sublimation

A

maakt het ook mogelijk om impulsen uit te drukken door ze te transformeren naar een ander vorm. Er wordt iets gedaan aan de impuls ipv het doelwit. Als je snel boos bent en je wilt iemand in elkaar slaan  aanmelden voor boksles.
o Het is een proces dat voorkomt dat problemen zich voordoen, in plaats van te functioneren nadat een angst is opgewekt.

28
Q

Waarom verschillen mensen in hun reacties volgens Freud?

A

Freud geloofde dat onopgeloste conflicten in de vroege psychoseksuele stadia van de ontwikkeling kunnen leiden tot fixaties, wat ervoor zorgt dat volwassenen op verschillende manieren omgaan met problemen en stress.

29
Q

Waarom onderdrukken mensen hun ware verlangens?

A

Mensen onderdrukken hun ware verlangens omdat deze vaak in strijd zijn met sociale normen of morele waarden, die door het superego worden gehandhaafd. Het uiten van deze verlangens kan leiden tot schuldgevoelens of angst, waardoor het ego ervoor kiest om deze gevoelens te verdringen of te verbergen.

30
Q

Kritiek op Freud

A
  • Theorie is moeilijk te meten
  • Overschatting kracht onbewustzijn
  • Seksueel thema
  • Kleine datagrootte en ook selectief
  • Vond het niet nodig om te testen
  • Kan niet worden gefalsificeerd (erg uitgebreid en kan niet worden bewezen)
  • Paste theorie aan
  • Focus op ontwikkeling als kind
31
Q

oral stage, 0-18 mnd (id)

A

door de mond: bijten, eten. Dit is terwijl je id aan het vormen is.
o Oral incorporative: afwennen van speen en loslaten moeder
o Oral sadistic fase (tanden) – agressie, sarcasm
o Oral carachter: roken, drinken, verbale agressie
o Als je deze stage niet goed voltooit: er ontstaan fixaties zoals nagelbijten, snoepen

32
Q

anal stage (19 mnd - 3 jaar, ego)

A

zindelijk worden, toilet training
o Belonen (productiviteit) of straffen
o Als je dit niet goed doorloopt: rommelig zijn of super veel bezig met schoonmaken

33
Q

phallic stage (3-5 jaar, eerste superego)

A

libido voor opposite seks ouder krijgen, vijandig same seks. Als je dit goed doorloopt oedipus complex en electracomplex

34
Q

Oedipus complex

A

Freud stelde dat jonge jongens onbewust verliefd worden op hun moeder en hun vader als rivaal beschouwen voor haar affectie.
 De jongen ervaart hierdoor gevoelens van jaloezie en vijandigheid richting zijn vader, maar tegelijkertijd ook angst dat de vader hem zal straffen, wat Freud de “castratieangst” noemde.
 Om met deze angst en rivaliteit om te gaan, onderdrukt de jongen zijn seksuele verlangens naar zijn moeder en begint hij zich te identificeren met zijn vader. Dit proces helpt hem om zijn rol als jongen te begrijpen en zijn plaats in de samenleving te vinden.

35
Q

Electracomplex

A

Freud geloofde dat meisjes in deze fase een verlangen ontwikkelen voor hun vader en hun moeder als concurrent zien voor zijn liefde en aandacht. Dit wordt soms ook gekoppeld aan het idee van “penisnijd” (penis envy), waarbij het meisje zich minderwaardig voelt omdat ze geen mannelijk geslachtsorgaan heeft.

 Net zoals bij het Oedipuscomplex, lost het meisje deze gevoelens uiteindelijk op door zich te identificeren met haar moeder en vrouwelijke rolmodellen, waardoor ze de culturele en morele waarden internaliseert.
o Fixaties: overdreven flirten/verleiden. Man: carriere, mannelijkheid (machogedrag). Vrouw; niet bewust sexuele lading.

36
Q

latente periode (6 jr - puberteit, superego)

A

sociale ontwikkeling
o Rustige fase, levensdriften inactiever
o Meer libido en agressie behoeftes in puberteit

37
Q

genital fase (eind puberteit)

A

Behoefte seksuele bevrediging met anderen

38
Q
A