Werkgroep 2. I spy + Your wish is my command Flashcards

1
Q

Conformeren

A

Conformiteit komt voor als mensen hun gedrag veranderen door sociale druk, expliciet of impliciet. Conformeren betekent dus dat je je aanpast aan de mensen om je heen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn soorten van conformeren?

A
  • private conformity (conversion)
  • public conformity (compliance)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

private conformity

A

veranderen van gedachte omdat je echt denkt dat de groep het goed heeft. Je gaat het dan zelf ook geloven (experiment van Sherif)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

public conformity

A

Als publiek ben je het eens met de groep, maar privé heb je wel een andere mening (experiment van Asch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Oorzaken van conformiteit

A
  • informational influence: mensen willen gelijk hebben (Sherif), je conformeert door onwetendheid en denkt dat anderen meer kennis hebben dan jij
  • normative influence: mensen willen leuk gevonden worden (Asch), je wil erbij horen en gaat daardoor dingen geloven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Mastery

A

je denkt dat anderen gelijk hebben, is informatieve invloed die leidt tot private conformity.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Connectiveness

A

je begint alles te geloven van de groep, om de harmonie niet te beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vormen waar er geen conformiteit is

A
  • Congruentie: je voelt geen invloed van de groep, vooraf was je het al eens met de groep
  • Independence: je staat volledig achter je eigen mening en voelt geen invloed van de groep
  • Anti-conformiteit: het tegengestelde doen van wat een groep doet/zegt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Invloeden op conformeren

A
  • Er is pas effect bij 3 mensen, effect wordt maximaal bereikt bij 5-7 personen. Daarna zwakt het een beetje af en ga je niet meer/minder snel conformeren.
  • Eigenschappen van persoon spelen ook mee, bijv. zelfverzekerdheid (normatieve invloed)/lagere intelligentie (informatief).
  • Bij collectivistische culturen conformeren mensen vaker, het is belangrijker om de harmonie op te zoeken dan een eigen mening te hebben.
  • Vrouwen conformeren vaker dan mannen.
    o Vrouwen vaker bij vrouwelijke onderwerpen en mannen bij mannelijke.
    o In publieke setting (niet anoniem) conformeren vrouwen iets vaker dan mannen.
    o Vrouwen conformeren sneller in face-to-face setting
  • Tegenwoordig minder dan nu, cultuur is meer individualistisch geworden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Conversion theory (Moscovici)

A

Majority en minority influence

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Majority influence

A

leidt tot directe publieke naleving om redenen van normatieve of informatieve afhankelijkheid. Mensen gaan een vergelijkingsproces aan waarbij ze zich richten op wat anderen zeggen om te weten hoe ze bij hen passen. Meningen van de meerderheid worden passief aanvaard zonder veel nadenken. Het resultaat is publieke conformiteit met meerderheidsstandpunten met weinig of geen persoonlijke attitudeverandering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Minority influence

A

zorgt voor een indirecte, vaak latente, private verandering van mening door het cognitieve conflict en de herstructurering die afwijkende ideeën teweegbrengen. Mensen gaan een validatieproces in waarbij ze zorgvuldig de geldigheid van hun overtuigingen onderzoeken en overpeinzen. Het resultaat is weinig of geen publieke instemming met de minderheid, uit angst om gezien te worden als lid van de minderheid, maar een zekere mate van interne attitudeverandering die pas later aan de oppervlakte kan komen. Minderheden produceren een bekeringseffect als gevolg van actieve overweging van het minderheidsstandpunt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer kunnen minorities invloed hebben?

A

Actieve minorities kunnen soms meerderheden beïnvloeden, kan de essentie zijn van sociale verandering. Om effectief te zijn moeten minderheden consequent, maar niet rigide zijn. Minorities kunnen effectief zijn omdat er zorgvuldig naar de geldigheid van overtuigingen wordt gekeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is minderheidsinvloed?

A

Als de rest van de groep ook fouten maakt/het er niet mee eens is heeft dat al veel invloed. Er hoeft maar een afwijkende mening te zijn om de druk op conformiteit te verminderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Conformeren bij kinderen

A

Kinderen conformeren vooral onder groepsdruk en meiden vaker dan jongens. Publiek werd er meer geconformeerd dan privé.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Conformeren, Sherif onderzoek

A

Mensen conformeren sneller als ze het antwoord niet zeker weten. Informationele invloed wordt groter.

17
Q

Conformeren, onderzoek Asch

A

Het was overduidelijk wat het goede antwoord was, maar toch conformeerde 75% met de groep mee. Kan gelinkt worden aan mastery: je denkt dat anderen gelijk hebben, is informatieve invloed die leidt tot private conformity. Meer normatieve invloed.

18
Q

Selfcategorisation theorie

A

Je ziet de identiteit in een groep, je bent het dan eerder eens met mensen als het bij jou past.

19
Q

Obedience

A

Wanneer mensen hun gedrag veranderen als iemand hun vertelt dat ze dat moeten doen

20
Q

Factoren die obedience beïnvloeden

A
  • Dehumanization: als het slachtoffer niet meer als mens wordt gezien is het makkelijker om hem pijn te doen.
    o Als je persoon kan zien/degene dichtbij is, zal je eerder stoppen.
  • Gradual escalation: door geleidelijk opbouwen van de schokken zijn de stappen om verder te gaan niet heel groot (slippery slope techniek)
  • Door in face techniek: eerst een groot verzoek waardoor het kleinere verzoek moeilijker te weigeren is.
  • Foot in the door techniek: eerst een makkelijk en klein verzoek, door akkoord te gaan is het moeilijker om een volgende te weigeren.
  • F-schaal: dit geeft aan hoe gehoorzaam je bent aan autoriteit (hoog is erg gehoorzaam).
21
Q

Wat heeft invloed op obedience, situationeel

A
  • Mate van opdringerigheid
  • Afstand en relatie met de persoon
  • Wel of geen toezicht, gelinkt aan social impact theory. Als onderzoeker wegloopt en niet kijkt zal de gehoorzaamheid minder zijn.
  • Als je met meerdere mensen bent kan je sneller de gehoorzaamheid opgeven.
22
Q

invloed obedience, eigenschappen

A
  • Autoritaire persoonlijkheid: gehoorzamen sneller. Ze geloven in orde en zijn gevoeliger voor hiërarchie. Hoge F-waarde.
23
Q

6 power bases (Bert Raven)

A
  • reward power
  • coercive power
  • informationele power
  • expert power
  • legitimate power
  • referent power
24
Q

reward power

A

Het vermogen om beloningen te geven (of te beloven)

25
Q

coercive power

A

Het vermogen om straf te geven (of ermee te dreigen)

26
Q

informationele power

A

Het geloof dat de beïnvloeder meer kennis heeft dan jijzelf (gaat meer over het onderwerp)

27
Q

expert power

A

Het geloof dat de beïnvloeder over het algemeen meer expertise en kennis heeft dan jijzelf (status en beroep)

28
Q

legitimate power

A

Het geloof dat de beïnvloeder is geautoriseerd met een bepaalde machtsstructuur om bevelen te geven en beslissingen te nemen (autoritair persoon)

29
Q

referent power

A

Identificatie met, aantrekking tot of respect voor beïnvloeder (idool)

30
Q

power tactics

A
  • Hard and soft: harde tactieken zijn vaak dwingend (dreigementen, pesten) en zachte tactieken zijn vaak gericht om relaties te verbeteren (sociale contacten opzoeken, vriendschappen sluiten)
  • Rational and nonrational: rationele tactieken zijn vaak gebaseerd door redeneren en logica, non rationele tactieken zijn gebaseerd op emoties en misinformatie.
  • Unilateral and bilateral: bilateral komt van 2 kanten, denk aan discussies en overtuiging. Unilateral komen van 1 kant, dus zonder samenwerking, denk aan eisen.
31
Q

Dolinski: voerde Millgram experiment in 2015 ethisch uit

A

Hierbij werd namelijk de spanning van participanten gemeten en verteld dat zij elk moment mochten stoppen. Uiteindelijk bleek dat in deze omstandigheden alsnog 63% door ging tot het einde en er dus bijna even veel obedience was.

32
Q
A