Extra leren Flashcards

1
Q

Wat kun je hebben bij stap 1 hulpmodel

A

stimulus overload, self concern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat kun je hebben bij stap 2 hulpmodel

A

pluralistic ignorance, ambuigiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat kun je hebben bij stap 3 hulpmodel

A

diffusion of responsibility, rol in de samenleving, anonimiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat kun je hebben bij stap 4 hulpmodel

A

competentie, eigenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat kun je hebben bij stap 5 hulpmodel

A

audience inhibition, faalangst, kosten/baten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

fixaties oral

A

roken, nagelbijten, spraakzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

fixaties anal

A

rommeling, wreed, gierig, koppig, creatief, productief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

generalization, klassiek

A

Wanneer een reactie geconditioneerd is geraakt op een eerst neutrale stimulus zal het ook geassocieerd worden met een soortgelijke stimulus. Een consequente
reactie op verschillende, maar dezelfde soort stimuli.

bijv. voorraadkast ipv koelkastdeur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

discrimination, klassiek

A

Sommige stimuli worden gevolgd door de ongeconditioneerde stimulus, het
verschil in stimuli wordt dus herkend. (verschil in geluid van voorraadkast en koelkast)

De differentiële reactie op een stimuli afhankelijk van of ze geassocieerd zijn met plezier, pijn, of neutrale gebeurtenissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

extinction, klassiek

A

als de oorspronkelijk neutrale stimulus herhaaldelijk wordt gepresenteerd
zonder dat hij tenminste af en toe wordt gevolgd door de ongeconditioneerde stimulus, is er een verzwakking van de conditionering of associatie. (wanneer de koelkast open gaat moet er dus ook af en toe kaas uitkomen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

counterconditioning

A

een persoon leert een nieuwe reactie die niet tegelijk toepasbaar is met een bestaande reactie. Als de bestaande reactie op een stimulus angst of bezorgdheid
is, dan kan het doel zijn om de persoon een nieuwe reactie aan te leren, zoals ontspanning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

shaping

A

door een geleidelijk proces versterkt men stapsgewijs steeds complexer gedrag
dat het gewenste eindgedrag benadert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

vicarious reinforcement

A

we leren door het gedrag van anderen te observeren en daarbij
de consequenties van dat gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

self reinforcement

A

we stellen persoonlijke normen voor gedrag en prestaties. We belonen
onszelf voor het voldoen aan of overtreffen van deze verwachtingen en normen, en we
straffen onszelf voor onze mislukkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

self efficacy

A

gevoelens van geschiktheid, efficiëntie, en competentie in het omgaan met
het leven. Voldoen aan en handhaven van onze prestatienormen verhoogt de zelfeffectiviteit;
falen om ze te halen en te handhaven vermindert het.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

attentional processes

A

het ontwikkelen van onze cognitieve processen zodat we voldoende aandacht aan een model kunnen besteden, en het model accuraat genoeg
kunnen waarnemen om het vertoonde gedrag te imiteren.

17
Q

retention processes

A

Het gedrag van het model vasthouden of onthouden, zodat we het
later kunnen imiteren of herhalen. Hiervoor gebruiken wij onze cognitieve processen om
mentale beelden en verbale beschrijvingen van het gedrag van het model te vormen.
Voorbeeld: Aantekeningen maken over de lesstof.

18
Q

production processes

A

Het vertalen van verbeelde en verbale symbolische
voorstellingen in openlijk gedrag vereist de productieprocessen, eenvoudiger omschreven
als praktijk.
Voorbeeld: Leren hoe je in een auto moet rijden

19
Q

incentive and motivational processes

A

Waarnemen dat het gedrag van het model leidt
tot een beloning en dus verwachten dat ons leren en succesvol uitvoeren van hetzelfde
gedrag zal leiden tot soortgelijke gevolgen.
Voorbeeld: Het krijgen van een rijbewijs, wanneer je goed kunt rijden

20
Q
A