Week 6.2 Immunotherapie en biologicals Flashcards

1
Q

Biologicals

A
  • Therapeutisch product
  • Gemaakt via genetische manipulatie van levende cellen
  • Niet chemisch gesynthetiseerd
  • Bestaat uit mix van structureel gerelateerde isovormen (koolhydraten of glycanen en aminozuren)
  • Mutaties, RNA splicing, posttranslationele modificatie (bv glycosylatie) beïnvloeden uiteindelijke eiwit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Biopharmaceuticals dieren: problemen

A
  • Duur
  • Kost veel tijd
  • Lage effectiviteit
  • Variatie in kwaliteit
  • Immunogeniciteit
  • Ethisch bedenkelijk
  • Hepatitis C (hemofilie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Voorbeelden biopharmaceuticals

A
  • Recombinante proteinen ( insuline, epo, interferonen, hemostatica
  • Monoklonale antilchamen: herceptin, remicade
  • Fusie-eiwit: enbrel, eylea
  • Vaccinatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Pharmaceutical! vs Biopharmaceutical

A

Pharmaceutical

  • Chemical ( small molecules)
  • Less complex production process
  • Product robust, inname via tablet
  • Lage risico op degradatie
  • Proces goed gedefinieerd
  • Process loss not very high
  • laag risico contaminatie
  • Simpele analytische technieken gebruikt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Pharmaceutical vs Biopharmaceutical!

A
  • Biological (large molecules)
  • Complex productie proces
  • Kwetsbaar product, meer IV gegeven dan oraal want kan worden verteerd door MDS
  • Hoog risico op degradatie
  • Hoge proces variabiliteit
  • Verlies aan proces tot 30% en hoger
  • Hoog risico contaminatie
  • Complexe analytische techniek nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Biopharmaceutical definitie (FDA)

A
  • > 40 AZ
  • Gemaakt in levende systemen, meestal d.m.v DNA technologie
  • Productie proces kent variatie, géén identieke kopieen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Variaties biologicals

A
  • Fouten in translatie
  • Proteolytische klieving van eiwitten
  • Opslagcondities (oxydatie, aggregatie)
  • Posttranslationele modificatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Biosimilar definitie

A

Biopharmaceutical met vergelijkbare structuur, biologische functie, klinische effectiviteit en veiligheid als het originele product ( het bestaand product =innovator, originator)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Biosimilar 2

A
  • Productieproces= reversed engineered –> men start met het innovator product en analysert dit en dit wordt teruggevoerd naar de cellijn waaruit het afkomstig is. Er worden net vergelijkbare, maar net wat andere cellijnen gebruikt om een biosimilar te produceren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Biosimiliar vs originator

A
  • Andere cellijnen (leidt m.n tot versuikering)
  • Andere biochemische processen
  • Glycosylatie verschillen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Antilichamen

A
  • Bevatten zowel eiwit als suikers, dit zijn carbohydraten of glycanen
  • Deze suikers zijn moeilijk na te maken, moeilijk proces door:
    • Geen DNA template
    • Structuur hangt af van vele
      factoren
    • Regulatie van glycosylatie is
      onbegrepen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Monoklonale antistoffen

A
  • Kunnen humaan zijn of deels uit muizen-antistoffen bestaan
  • Aan de naamgeving kun je zien wat de oorsprong is: mumab= volledig humaan (0% muis), zumab= gehumaniseerd (5-10% muis), ximab= chimeer (25% muis) en momab= 100% muis
  • Rituximab= anti-CD20 op B-cellen MAC
  • Je kan een antistof maken tegen de cytokinen zelf of tegen de receptor en je kan nog oplosbaar –> voor Il-1 een stofje gemaakt dat IL-1 continu wegvangt.
  • Mensen met MS hebben een hoog serum TNF-alfa, behandeling met anti-TNF leidt echter tot verslechtering van het ziektebeeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Fusie-eiwit

A
  • Stoffen weg te vangen door eraan te binden
  • Fusie-eiwit: heb je alleen het Fc gedeelte van het IgG met een eiwit erop
  • Eindigt op “-cept”

Oncologische toepassingen:

  • Er kan van alles opgezet worden: kijken welke receptoren de tumor tot expressie brengt, welke gezonde cellen niet hebben.
  • Radionuclide of chemo stof op het antilichaam zetten, alleen tumorcellen worden bestreden, daardoor minder bijwerkingen.
  • Bispecifieke antistoffen: 2 verschillende Ag delen en kunnen enerzijds binden aan de cel en anderzijds aan een ander eiwit of binden een CD8+ T-cel aan een tumorcel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Neonatale Fc-receptor

A
  • De staart van de antistof bindt hieraan
  • Fc receptor: is van belang voor de circulatie en recycling van de monoklonale antistoffen.
  • Voorkomt degradatie van IgG in lysosomen
  • Langere halfwaarde tijd IgG
  • Halfwaardetijd = 3-4 weken
  • Monoklonale antistoffen worden eens in de paar weken gegeven, blijven lange tijd werkzaam dankzij de kringloop in de bloedbaan, door binding aan de Fc–receptor.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Neonatale Fc receptor: Werking

A
  • FcRn pompt IgG van het serum naar de interstitiële ruimte en terug
  • Biological effecten kunnen veel langer doorgaan als je bv B-cellen hebt verwijderd
  • Mutatie van enkele AZ in de FcRn is voldoende om de Fc interactie te beinvloeden. Hierdoor kunnen er veranderingen optreden in complement activatie en/of antistof afhankelijke cytotoxiciteit en afbraak waardoor het effect van de monoklonale antistoffen wordt verminderd ( door snellere afbraak van de antistoffen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

TNF en ontsteking

A
  • TNF-alfa stimuleert productie van cytokines/chemokines, chemotaxis, stimuleert ontstekingsprocessen
17
Q

Anti-TNF: Veroorzaker van auto-immuniteit?

A
  • Anti-TNF middelen gebruikt bij AIZ zoals RA, spondyloartropathieen, psoriasis
  • Mensen die anti-TNF gebruiken maken vaak ANA antistoffen aan (brede auto-immuunantistoffen tegen celkernen)
  • Patienten met MS hebben een hoog serum TNF-alfa, behandeling met anti-TNF leidt echter tot verslechtering van het ziektenbeeld.
  • ## Verlies effectiviteit biologicals –> nieuwe biological: anti-CGRP tegen migraine.
18
Q

Aangrijppunten inhibitie van cytokine

A
  • Mononucleaire antilichamen tegen receptor –> signaal kan niet doorgegeven worden
  • Cel kan ook gedood worden volgens 3 methoden ( dubbel effect): 1. Activatie MAC, 2. Macrofaag herkennen antilichamen en eten cellen op, 3. NK cellen en CD8+ T-cellen activatie bombarderen cel.
  • Antilichamen tegen het cytokine zelf –> haalt de cytokinen uit de circulatie
  • Opslosbare cytokinen receptoren –> vangen het cytokine weg uit het systeem
19
Q

Effectiviteit Biological

A
  • Effectiviteit neemt af
  • Mede door vorming anti-drug antilichamen en auto-lichamen
  • Na 4 jaar is er nog maar 30% over
  • Naast biological vaak methotrexaat gegeven.
  • Biological pipeline: monoklonale antilichamen domineren tegenwoordig
  • Precision medecine: heel gericht een behandeling starten (minder bijwerkingen en effectievere behandeling)