Week 3: Understanding Complex, Comorbid & Chronic disorders from a Recovery Perspective Flashcards

Slade (2009) CH9

1
Q

Core message: Slade, Mike (2009) Chapter 9

A

Het bieden van een trans-theoretisch kader voor persoonlijk herstel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Type of text: Slade, Mike (2009) Chapter 9

A

Boek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Audience: Slade, Mike (2009) Chapter 9

A

Mensen werkzaam in de psychologie. Hij probeert de kijk op stoornissen etc. te veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het framework

A

Gebaseerd op empirisch onderzoek naar de domeinen en fasen van persoonlijk herstel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Fasenmodellen Andresen

A
  1. Moratoriom: ontkenning, verwarring, hopeloosheid, identiteitsverwarring en terugtrekking.
  2. Bewustzijn: eerste glimp van hoop op een beter leven en herstel. Een ontwikkelend bewustzijn van een zelf ipv een patient.
  3. Preparatie: werken voor herstel.
  4. Herbouwen: fase van hard werken. Autonomie en controle over het leven nemen.
  5. Groei: individu weet hoe hij/zij om kan gaan met ziekte en gezond kan blijven – veerkracht, zelfvertrouwen, optimisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Fasenmodellen van NIMHE

A
  1. Afhankelijk/onbewust
  2. Afhankelijk/bewust
  3. Onafhankelijk/bewust
  4. Onderling afhankelijk/bewust
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Fasenmodellen en klinische voordelen

A
  1. Therapeutisch optimisme tonen
  2. Progressie betekenis geven zonder stigma
  3. Therapiestrategieën per fase aanpassen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tekorten van fasemodellen

A
  1. Veronderstellen lineair herstel
  2. Kunnen gevoelens van mislukking opwekken als herstel niet volgens model verloopt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Oplossing voor fasemodellen

A

We moeten fasen meer zien als een ‘map’ met domeinen en processen, waarbij de cliënt de route zelf kiest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Drie perspectieven op identiteit

Verschillende wetenschappen kijken hier anders naar

Psychologie, sociologie en filosofie

A
  1. Psychologie: persoonlijke identiteit (zelfbeeld, zelfvertrouwen, zelfreflectie) What sets us apart
  2. Sociologie: sociale identiteit (groepslidmaatschappen, sociale interacties) That which joins us
  3. Filosofie: volharding van identiteit (verandering, tijd, gelijkheid).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Definitie identiteit in mentale ziekte

A

De kenmerken die ons uniek maken én verbinden met de wereld. Overlapping tussen persoonlijke en sociale identiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Drie elementen van identiteit bij mentale ziekte

A
  1. Zelfbeeld als persoon met mentale ziekte (persoonlijke identiteit)
  2. Sociale identiteit als persoon met mentale ziekte
  3. Zowel 1 en 2 zijn gaande(ongoing)/permanent (filosofische identiteit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

4 taken van herstel

Hersteltaak 1: Positieve identiteit ontwikkelen

A

De ziekte is niet de kern van identiteit, maar een deel van het geheel. ‘Me-it difference’: onderscheid maken tussen jezelf en de diagnose.

Doel = spotlight van de ziekte halen, maar niet negeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

4 taken van herstel

Hersteltaak 2: Framing van de mentale ziekte

A

Een betekenisvolle manier vinden om de ziekte in je leven te plaatsen. Van ‘Waarom ik?’ naar ‘Ja, ik heb dit, maar…’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

4 taken van herstel

Hersteltaak 3: Zelfmanagement van de mentale ziekte

A

Verantwoordelijkheid nemen voor welzijn, inclusief steun zoeken. Verschillende copingstrategieën: genezing, adaptatie, herframing, doorgaan met leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

4 taken van herstel

Hersteltaak 4: Ontwikkeling van gewaardeerde sociale rollen

A

Het vinden van sociale rollen buiten de ziekte, die persoonlijke en sociale waarde hebben.

17
Q

Vier soorten relaties in herstel

A
  1. Spirituele connecties
  2. Hechte relaties
  3. Relatie met andere GGZ-gebruikers
  4. Relatie met GGZ-professionals.
18
Q

Identiteit en relaties

A
  1. Relaties bieden context voor identiteit
  2. Relaties helpen focussen op hoped self in plaats van feared self.
19
Q

Herstelmodel

A

Hoop leidt tot een positieve identiteit → Positieve identiteit leidt tot sociale rollen → Framing en zelfmanagement helpen ziekte integreren.

20
Q

Taken van professionals in herstel

A
  1. Hoop steunen
  2. Identiteit steunen
  3. Betekenis steunen
  4. Autonomie steunen.