Week 3: Transplantatie bij kinderen Flashcards

KOW Transplantatiegeneeskunde T6 - Week 3

1
Q

Hoeveel niertransplantaties worden er per jaar bij kinderen uitgevoerd?

A

20-25

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarin verschilt een kind t.o.v. een volwassene met eind stadium nierziekte?

A
  • Type ziektebeeld: meer congenitaal, minder verkregen
  • Geen symptomen: niet/nauwelijks klachten, hebben zelf geen referentiekader van wat ‘normaal’ is
  • Ontwikkelend individu: sociaal emotioneel en fysiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kan een pre-emptieve transplantatie uitgevoerd worden met een post-mortaal donor orgaan?

A

Kan maar lukt / gebeurt zelden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk donor orgaan heeft een betere graft survival (levend of post mortaal) en waarom?

A

Levend, want:
- Warme/koude ischemietijd is korter
- Kwaliteit v/h orgaan is beter (donor = gezond)
- Plannen is beter dan acuut postmortaal uitvoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Is de graft survival bij adolescenten beter/slechter dan bij andere leeftijdsgroepen? En waarom?

A

Slechter door therapietrouw en hormonale immunologische interactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen een niertransplantatie bij een kind <4 jaar t.o.v. een niertransplantatie bij een ouder kind/volwassene?

A

Chirurgie, grootte mismatch en consequenties voor vocht en RR, trombose, infecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In welk deel van het nefron zit vaak het probleem bij CKD bij kinderen en bij volwassenen?

A

Kinderen: tubuli
Volwassenen: glomeruli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ESRD

A

End Stage Renal Disease

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de voorwaarden voor pre-emptieve niertransplantatie? (3x)

A
  • Orgaan beschikbaar (levend of postmortaal)
  • Voorbereidingstijd (levende donor voorbereid)
  • Natieve ziektebeeld uitgedoofd (hoe groot is de kans op terugkomst in de nieuwe nier)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Percentage kinderen dat pre-emptief NTx

A

70%, 7 op de 10 kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoeveel kinderen die op de wachtlijst staan ontvangen pre-emptief een nieuwe nier?

A

10/180

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Op welke leeftijden is er een groeispurt?

A

2-4 jaar en 14-16 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Op welke leeftijden is er een verandering in graft survival?

A

12-17 jaar: graft survival is laag
1-5 jaar: graft survival is hoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke 3 hypothesen leggen uit waarom er bij adolescenten een hoger risico op transplantaatverlies is?

A

(1) Psychologisch: gebrek aan therapietrouw en transitie van de zorg
(2) Activering immuunsysteem door hormonale invloeden: groeihormoon, geslachtshormoon, stress
(3) Veranderde farmacokinetiek van immunosuppressiva

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

2 gedachten bij donatie aan klein kind

A

(1) Wachten op kleine nier
(2) Aan dialyse groeien tot leeftijd voor levende donatie (>4 jaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt het ‘klein kind programma’ in?

A

Volwassen nier aanbieden aan kind >1 jaar.

17
Q

Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen een kind t.o.v. een volwassene nier?

A

(1) Andere operatieve procedure
(2) Grootte mismatch
(3) Verhoogd risico op trombotische events
(4) Veel virale infecties