Week 1: Transplantatie immunologie & HLA, kruisproeven, allocatie Flashcards

KOW Transplantatiegeneeskunde T6 - Week 1

1
Q

HLA (Humaan Leukogeen Antigen)

A

Weefselgroepen op alle kernhoudende (!) cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

2 klassen HLA, welk type en op welke cellen

A

HLA Klasse I:
- Op alle kernhoudende cellen
- HLA-A, -B, -C

HLA Klasse II:
- Op gespecialiseerde cellen v/h immuunsysteem
- HLA-DRB1, -DQB1, -DPB1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gevolgen HLA-mismatches (3x)

A

Hyperacute, acute en chronische afstoting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Soorten afstoting en hun type cellen:

A
  • Hyperacute afstoting: Lichaamsvreemd HLA
  • Acute afstoting: T-cellen, cellulair
  • Chronische afstoting: T- en B-cellen, humoraal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom is er meer kans op een HLA-match bij matching op epitoop niveau?

A

Het immuunsysteem reageert op epitopen, epitoop kan op ander HLA-allel voorkomen waardoor eerst kan lijken op geen match, maar er toch wel een match is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tegenwoordige aanpak met immunosuppressiva

A
  1. Inductietherapie: Alemtuzumab of basiliximab
  2. Onderhoudstherapie: MMF + prednisolon + tacrolimus (Daily triple)
  3. Rejectie therapie: Alemtuzumab of corticosteroïden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cross-reactivity

A

Bij orgaan- of weefseltransplantatie kunnen antilichamen of T-cellen van de ontvanger kruisreageren met donor-HLA-moleculen die structureel lijken op eerder herkende antigenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Chronische <> Acute afstoting

A

Respectievelijk: indirecte <> directe alloherkenning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verschil CD8+ en CD4+

A

CD8+ = Cytotoxische T-cel, kan viraal peptide meteen opruimen.
CD4+ = T-helpercel, heeft eerst nog een tussenstap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke drie dingen kunnen leiden tot de vorming van HLA-antistoffen?

A

(1) Zwangerschap, (2) Transplantatie, (3) Transfusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 2 typen HLA-antistofscreening zijn er?

A
  • CDC-kruisproef
  • Flow kruisproef
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

CDC-kruisproef

A

Donorcellen worden gemengd met cellen ontvanger –> complement toegevoegd –> als lysis (pos. kruisproef) dan geen match.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Flow-kruisproef

A

Donorcellen worden gemengd met cellen ontvanger –> fluorescent gemarkeerde antilichamen worden toegevoegd –> als hoge fluorescentie (pos. kruisproef) dan geen match.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly