Week 2A: Budget en begroten Flashcards
Wat is het Bruto Binnenlands Product?
Dit is een maatstaf voor de omvang van een economie. Het is de marktwaarde van alle finale goederen en diensten die binnen een bepaalde periode binnen de landsgrenzen worden geproduceerd.
- Marktwaarde: de prijzen van de goederen en diensten.
- Finale: geen leveringen van goederen en diensten tussen bedrijven als onderdeel van productie.
- Binnenlands: import telt dus niet mee.
Wat is het nominaal BBP en hoe bereken je het?
Nominaal houdt het BBP in van één jaar. Voorbeeld van berekenen:
BBP2023 = (prijs.i.2023 * aantal.i.2023) + (prijs.j.2023 * aantal.j.2023)
Wat is het reële BBP en hoe bereken je het?
Het BBP dat gecorrigeerd is voor inflatie. Het is te berekenen op de volgende manier:
Reëel BBP = (prijs.i.basisjaar * aantal.i.2023) + (prijs.j.basisjaar * aantal.j.2023)
Wat tel je bij elkaar op voor het BBP?
- De som van toegevoegde waarde van alle binnenlands geproduceerde goederen en diensten.
- De som van de inkomens van een land.
- De som van de binnenlands gedane finale bestedingen.
Y = C + I + O + E - M
Wat zijn de twee belangrijkste regels van het Stabiliteits- en Groeipact van 1997?
Een maximale schuldratio van 60% van het BBP, en een maximaal tekort van 3% van het BBP.
Wat was de achterliggende gedachte bij het kiezen van de 60% en 3% regels?
Bij een (nominale) economische groei van 5% per jaar en een financieringstekort van 3% per jaar blijft de schuldratio constant (en gelijk aan 60%).
Hoe bereken je de schuldratio?
Je neemt de staatsschuld en deelt dat door het BBP.
Wat is het financieringssaldo en hoe bereken je het?
Het begrotingssaldo exclusief de aflossingen op de staatsschuld. Te berekenen door:
Overheidsontvangsten - (overheidsuitgaven - aflossingen).
Wat is het Verdrag van Maastricht en wat stond er in?
Deze is in werking gegaan in 1993 en was belangrijk voor de integratie van Europa en de oprichting van de Europese Unie.
Er staat convergentiecriteria in; deze zijn eisen waaraan voldaan moet worden om toe te mogen treden tot de Europese Unie. Dat zijn:
- Inflatie mag niet hoger dan 1,5%-punt boven het gemiddelde van de drie EMU-landen met de laagste inflatie.
- Geen wisselkoersdevaluaties t.o.v. de euro in de laatste twee jaar.
- Kapitaalmarktrente mag niet meer dan 2%-punt boven de gemiddelde kapitaalmarktrente van de drie EMU-landen met de laagste inflatie zijn.
Welke determinanten kunnen voor veranderingen in de schuldquote zorgen?
- De economische groei ‘g’
- De reële rente ‘r’
- Het primair surplus ‘PS’
- Boekhoudkundige mutaties. Denk hierbij aan herwaardering van activa –> als de waarde van de activa stijgt, kan de schuldquote dalen omdat de overheid nu relatief minder schuld heeft in verhouding tot de activa. Schommeling in wisselkoersen valt hier ook onder vanwege buitenlandse schulden; zie voorbeeld:
NL heeft lening van $100 miljoen. Dit moet in $ terugbetaald worden.
Situatie 1: wisselkoers is €1=$1,10. Dus schuld is €90,91 miljoen.
Situatie 2: de dollar stijgt. Nu is wisselkoers €1=$1,05. Schuld is nu €95,24 miljoen.
Wat is het primair saldo en hoe verschilt het precies van het financieringssaldo?
Primair saldo zijn alle overheidsinkomsten minus alle overheidsuitgaven, exclusief de rentebetalingen over de staatsschuld.
Primair saldo = inkomsten - (overheidsuitgaven - rentebetalingen).
Het primair saldo is hetzelfde als het begrotingssaldo. Het geeft een beeld van het structurele tekort of overschot, zonder aflossingen en rente. Is de overheid in staat om uitgaven te dekken met de inkomsten?
Opmerking: aflossingen zijn weliswaar uitgaven, maar vormen GEEN kostenpost! Aflossingen zijn namelijk een waardedaling.
Het financieringssaldo daarentegen geeft aan of de overheid in totaal meer of minder geld leent dan het uitgeeft. Hierin wordt de rente/financieringskosten juist wel meegenomen. Het geeft aan hoeveel de overheid in totaal moet lenen of kan aflossen.
Financieringssaldo = primair saldo + financieringskosten.
Wanneer is de staatsschuldquote stabiel?
Wanneer het evenwichtsniveau van de staatsschuldratio gelijk is aan het tekort s gedeelddoor de groei g.
d0 = -s/g.
Wat is het verschil tussen het primair saldo en het primair surplus?
Het primair saldo is het begrotingssaldo exclusief de financieringskosten. Het geeft aan of de overheid in staat is om de uitgaven te dekken met de inkomsten, zonder rekening te houden met de kosten van het financieren van de staatsschuld.
Het primair surplus is eigenlijk een positief primair saldo. De overheid heeft dan meer inkomsten dan uitgaven, zelfs zonder rentelasten.
Als de nominale rentelasten niet in het surplus worden meegenomen, hoe ziet de formule eruit en wat laat het zien?
d0 = ps/(g-i).
Dit laat ook weer de staatsschuldquote zien, maar dan met het primair surplus en groei.
Waaruit bestaat de schulddynamiek en hoe bereken je het?
Het laat de verandering van de schuldratio zien. Dit is in delen:
- verschil tussen rente op de staatsschuld i en de nominale economische groei g, vermenigvuldigd met de schuldratio in de vorige periode.
- het primair surplus als % van het BBP
- aanpassingen wegens factoren die niet in de begroting zijn opgenomen, als % van BBP.
Schulddynamiek = (i.t - g.t/1+g.t) * b.t-1 - ps + dda
Wat zijn de drie vuistregels bij de schulddynamiek?
- Als i groter dan g is, dan is een primair surplus nodig om de schuldratio te stabiliseren of te laten dalen.
- Hoe hoger het oorspronkelijke schuldniveau, hoe hoger het primair surplus moet zijn.
- Als i kleiner is dan g, dan kunnen zelfs bij primaire tekorten de schuldratio’s afnemen.
Wat is de annuïteit?
Een jaarlijks te betalen bedrag.
Wat is de contante waarde en hoe bereken je het?
De huidige waarde van een toekomstig bedrag of reeks bedragen.
Voorbeeld berekenen:
€100,- vandaag storten en 2% interest per jaar.
Na vier jaar staat er 100*1,02^4=108,24 op
Dit is een toekomstig bedrag. De contante waarde is gewoon 100. Maar je kunt zo ook terugrekenen om te berekenen wat je nu zou moeten storten om later een bepaald bedrag te hebben.
Wat is het houdbaarheidssaldo en waarom is dit van belang?
Dit is de contante waarde van alle toekomstige overheidsoverschotten en -tekorten. Het geeft inzicht in de lange-termijn houdbaarheid van de overheidsfinanciën.
Wat is de netto vermogenspositie van de overheid?
Dit zijn de bezittingen van de overheid minus de bruto schulden.
Wat is de relatie tussen het overheidssaldo en de conjunctuur?
In tijden van hoogconjunctuur verbetert het overheidssaldo door hogere belastinginkomsten en lagere werkloosheidsuitgaven, en vice versa in tijden van laagconjunctuur.
Wat is het verschil tussen anticyclisch en trendmatig begrotingsbeleid?
Anticyclisch begrotingsbeleid houdt in dat de begroting gebruikt wordt om de conjunctuuruitslagen te dempen;
- In hoogconjunctuur wordt er bezuinigd.
- In laagconjunctuur wordt er extra uitgegeven.
Trendmatig begrotingsbeleid houdt in dat uitgavenkaders vastgesteld worden, waarbij uitgaven niet hoger mogen zijn dan een vooraf afgesproken uitgavenplafond.
- Meevallers mogen niet gebruikt worden voor extra uitgaven.
- Tegenvallers mogen niet opgevangen worden door extra bezuinigingen.
Wat zijn automatische conjunctuurstabilisatoren?
Maatregelen of mechanismen die de conjunctuur kunnen stabiliseren zonder daar actief beleid voor te maken. Twee voorbeelden:
- Progressief belastingstelsel: hoe hoger het inkomen, hoe meer belasting.
- Stelsel van sociale zekerheid: neemt de werkloosheid toe, dan ook de werkloosheidsuitgaven.
Wat is het structureel saldo?
Het overheidssaldo gecorrigeerd voor de stand van de conjunctuur; wanneer de economie in het middellange termijn in evenwicht is.
- Het BBP is gelijk aan het natuurlijke BBP.
- De werkloosheid is gelijk aan de structurele werkloosheid (zonder conjuncturele werkloosheid).
- De inflatie is gelijk aan de verwachte inflatie.