week 11 HC9 pathologie van schildklieraandoeningen Flashcards
Wat is de embryologische afkomst van de schildklier, bijschildklier en C-cellen?
- Schildklier: 2 celtypen, afkomstig uit endoderm
- Bijschildklieren: ectoderm
- de C-cel gebieden: parafolliculaire cellen komen embryonaal uit de C-cel gebieden waar de schildklier omheen groeit (vooral in de punten vd lobben)
welke histopathologie orgaan of vormafwijking past er bij TSH-producerend adenoom vd hypofyse (zeldzaam) Thyreotoxicosis?
Diffuse hyperplasie; hoog TSH
welke histopathologie orgaan of vormafwijking past er bij M. Graves thyreotoxicosis?
Diffuse hyperplasie; laag TSH
welke histopathologie orgaan of vormafwijking past er bij Toxisch struma (nb meestal is struma euthyroid) thyreotoxicosis?
Nodulaire hyperplasie, maar met laag TSH. Colloid lekt weg
welke histopathologie orgaan of vormafwijking past er bij Toxisch adenoom (nb meestal zijn adenomen euthyroid) thyreotoxicosis?
Adenoom maar met laag TSH
welke histopathologie orgaan of vormafwijking past er bij Exogeen jodium-geïnduceerde hyperthyreoïdie?
(laag TSH)
welke histopathologie orgaan of vormafwijking past er bij genetische defecten in synthese/secretie hypothyreoïdie?
Geeft onvoldoende T3/4. Dit leidt tot onregelmatige orgaan zwellingen: nodulaire hyperplasie
welke histopathologie orgaan of vormafwijking past er bij endemisch struma obv langdurig te laag jodium?
Voortdurend lage T3/4 → THS stijging groeiprikkel-maar geen T3/4 → hyperplasie
welke histopathologie orgaan of vormafwijking past er bij ontsteking hypothyreoïdie?
Meestal zwelling door mononucleair infiltraat. Atrofie in latere fase bij bijvoorbeeld M. Hashimoto
welke histopathologie orgaan of vormafwijking past er bij Bestraling / chirurgie / geneesmiddelen / hypopituïtarisme hypothyreoïdie?
Variabel. Meestal atrofie.
Wat gebeurt er in de microscopie bij M.Hashimoto?
influx lymfocyten → zwelling → fibrose en atrofie van het follikelepitheel
‘morphology inserts’ over, in dit geval autoimmuun-thyreoïditis
Wat is de dIffuse en multinodulaire hyperplasie: goiter/struma, wat is het gevolg en welke twee soorten onderscheiden we?
- Vergroting van de schildklier (struma) veroorzaakt door jodiumtekort in tijden van hogere behoefte → TSH stijging → indien onvoldoende jodium in dieet dan onvoldoende Ts/4 response
- Gevolg: cycli van hyperplasie van follikels en dan verval met atrofie, cystevorming en verkalking
- Tekort aan jodium door bv te weinig jodium in voedsel, veel jodium remmende componenten in voedsel, soms enzymgebrek maar meestal niet duidelijk
- We onderscheiden twee vormen van deze vorm van struma:
- Sporadisch
- Endemisch: ernstige groeistoornissen en zeer grote struma’s
welke neoplastische groeistoornissen onderscheiden we?
- Neoplasieën, goedaardig: adenomen
- Neoplasieën, kwaadaardig: carcinomen
- Medullair schildkliercarcinoom
Wat zijn adenomen, zijn deze toxisch en wat voor mutatie past hierbij?
- Adenomen zijn over het algemeen solitair en hebben vaak een bindweefsel kapsel
- Een klein gedeelte is hyperactief (toxisch) → deze aandoeningen hebben vaak driver mutaties in het gen (gain of function) van de TSH receptor of het G proteïne. In meer dan 50% van de toxische adenomen zien we dit
- Van de ‘stille adenomen’ heeft een klein deel (<20%) een RAS mutatie
- Adenomen hebben een kapsel (van dun tot dik). Er zijn verschillende types: folliculair adenoom, oncocytair adenoom, (er is GEEN papillair adenoom).
welke kwaadaardige carcinomen onderscheiden we en wat is de 10-jaars overleving (belangrijk)?
- Papillair carcinoom (10-jaars overleving >95%)
- Folliculair carcinoom (10-jaars overleving >90%)
- Medullair carcinoom (10-jaars overleving >65%)
komt van de C-cel (1% in de toppen van de kwabben) - Anaplastisch carcinoom (overleving 0,5-1 jaar)