week 10 HC6 hoe werken kernreceptoren Flashcards
Wat zijn kernreceptoren? (cortisol en T3)
- Eiwitten die zich in de kern bevinden
- Transcriptie factoren, Ligand afhankelijk en Ligand binding leidt tot conformatie verandering
- Hormoon gaat de cel in → bindt in cytoplasma/kern aan kernreceptor → ligand-gebonden complex bindt op specifieke plekken aan het DNA
hoe werken functionele domeinen en wat zorgt voor de specificiteit van een receptor voor een hormoon?
- DNA bindend domein bindt aan DNA aan de kern
- vooral ligand bindend deel zorgt voor specificiteit van receptor voor hormoon
Wat zijn de eigenschappen van het Ligand-Bindend Domein?
- Hormoon-specifiek en hoge affiniteit
- Structuur: dynamisch, conformatieveranderingen
- Binding pocket bestaat uit specifieke aminozuren
- 12 helices (3 en 12 belangrijk) die binden en van vorm veranderen, muizenval, ca 250 aminozuren
- Door deze structuurverandering kan de receptor binden aan DNA
wat zijn de eigenschappen van het DNA-Bindend Domein?
- Receptor-specifiek en hoge affiniteit voor DNA
- Structuur dynamisch, conformatieverandering
- DNA herkenning door drie aminozuren
- 3D structuur: 3α-helices met twee Zn (zinkvinger) clusters
- Ca. 70 aminozuren, veel Arg en Lys
- Dimerisatie motief aanwezig (D-box, zorgt ervoor dat homo- en heterodimeren gevormd kunnen worden)
wat zijn de eigenschappen van het hormoon respons elementen (HRE)?
- DNA bindt op specifieke plekken: hormoon respons element
GEEN onderdeel van de receptor, onderdeel van het DNA - Korte sequentie in/nabij promotor of enhancer regio van gen
- 5’ van transcriptie start site (TSS)
- Bindt specifieke transcriptie factoren
- Meestal 2 korte herhaalde DNA sequenties (consensus, repeats van 6bp), gescheiden door variabele sequentie van 3bp
- Receptor afhankelijke consensus sequentie
- Repeats zijn direct of omgekeerd
- Elke half site wordt herkend door een DBD van 1 receptoreiwit in een hormoon receptor dimeer
wat is de transcriptie factor en bijpassende
consensus sequentie van GRE?
GRE
glucocorticoid receptor
AGAACANNNTGTTCT
wat is de transcriptie factor en bijpassende
consensus sequentie van ERE?
ERE
oestrogeen receptor
AGGTCANNNTGACCT
welke vorm van repeat hoort er bij steroid receptoren, RXR partners, “orphan” kernreceptoren dimeer en “orphan” kernreceptoren monomeer?
- Steroid receptoren: inverted repeat HREs (palindroom)
- RXR partners: direct repeat HREs
inverted repeat HREs - “orphan” kernreceptoren dimeer: direct repeat HREs
everted repeat HREs - “orphan” kernreceptoren monomeer: halfsite HREs
wat gebeurt er als de glucocorticoid in de cel is?
- Cortisol: In het cytoplasma bindt de GR receptor aan hedgehock proteins, hierdoor wordt de receptor inactief gehouden
→ dissociatie van de hedgehock proteins
→ receptor met het ligand transloceert naar de kern en bindt daar in het DNA aan bepaalde GREs
→ activeert co-activatoren - schildklierhormoon heeft vaak transporter nodig, want is al gebonden aan DNA waar het inactief wordt gehouden door corepressors
wat is er anders aan de schildklierreceptor t.o.v. de cortisol receptor?
- Schildklierreceptor gaat meteen naar de kern, want is al gebonden aan het DNA
wat zijn de criteria waaraan coactivatoren voldoen?
- Interactie met de ligand-gebonden receptor
- Versterken van de activatorfunctie van de receptor
- Intrinsiek vermogen om transcriptie te activeren
- Zodra ligand van de receptor afgaat: dissociatie van receptor na dissociatie van het hormoon
waardoor is repressie en activatie bij de Doelwit cel voor T3?
- Repressie → door corepressors: geen T3
- Activatie → door T3, met coactivatoren
wat zijn de criteria waaraan co-repressors voldoen?
- Interactie met de onbezette receptor
- Versterken van de repressor functie van de receptor
- Intrinsiek vermogen om transcriptie te onderdrukken
- Dissociatie van de receptor na binding hormoon
wat zijn de verschillen tussen Cortisol en
T3?
Cortisol
- Glucocorticoid receptor
- Via diffusie de cel in
- Receptor translocatie naar kern na binding van ligand
- Receptor vormt meestal homodimeer
(kan ook monomeer en heterodimeer)
T3
- T3 receptor
- Membraan Transporter
- Receptor dimeer op DNA
- Receptor vormt meestal heterodimeer (met RXR) (kan ook monomeer en homodimeer)
wat beschrijft de diversiteit van T3 werking met weefsel specifieke expressie?
- Weefsel-specifieke expressie van TRα en TRβ
- Variabele heterodimerisatie met RXRα, RXRβ en RXRγ
- Interactie van TRE met een monomeer, dimeer, of heterodimeer
- Variabele samenstelling van het coactivator complex
- Bijdrage andere weefselspecifieke transcriptiefactoren
- TRα niet in de hypofyse en hypothalamus