week 10 HC6 hoe werken kernreceptoren Flashcards

1
Q

Wat zijn kernreceptoren? (cortisol en T3)

A
  • Eiwitten die zich in de kern bevinden
  • Transcriptie factoren, Ligand afhankelijk en Ligand binding leidt tot conformatie verandering
  • Hormoon gaat de cel in → bindt in cytoplasma/kern aan kernreceptor → ligand-gebonden complex bindt op specifieke plekken aan het DNA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe werken functionele domeinen en wat zorgt voor de specificiteit van een receptor voor een hormoon?

A
  • DNA bindend domein bindt aan DNA aan de kern
  • vooral ligand bindend deel zorgt voor specificiteit van receptor voor hormoon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de eigenschappen van het Ligand-Bindend Domein?

A
  • Hormoon-specifiek en hoge affiniteit
  • Structuur: dynamisch, conformatieveranderingen
  • Binding pocket bestaat uit specifieke aminozuren
  • 12 helices (3 en 12 belangrijk) die binden en van vorm veranderen, muizenval, ca 250 aminozuren
  • Door deze structuurverandering kan de receptor binden aan DNA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn de eigenschappen van het DNA-Bindend Domein?

A
  • Receptor-specifiek en hoge affiniteit voor DNA
  • Structuur dynamisch, conformatieverandering
  • DNA herkenning door drie aminozuren
  • 3D structuur: 3α-helices met twee Zn (zinkvinger) clusters
  • Ca. 70 aminozuren, veel Arg en Lys
  • Dimerisatie motief aanwezig (D-box, zorgt ervoor dat homo- en heterodimeren gevormd kunnen worden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn de eigenschappen van het hormoon respons elementen (HRE)?

A
  • DNA bindt op specifieke plekken: hormoon respons element
    GEEN onderdeel van de receptor, onderdeel van het DNA
  • Korte sequentie in/nabij promotor of enhancer regio van gen
    • 5’ van transcriptie start site (TSS)
    • Bindt specifieke transcriptie factoren
  • Meestal 2 korte herhaalde DNA sequenties (consensus, repeats van 6bp), gescheiden door variabele sequentie van 3bp
    • Receptor afhankelijke consensus sequentie
  • Repeats zijn direct of omgekeerd
  • Elke half site wordt herkend door een DBD van 1 receptoreiwit in een hormoon receptor dimeer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is de transcriptie factor en bijpassende
consensus sequentie van GRE?

A

GRE
glucocorticoid receptor
AGAACANNNTGTTCT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is de transcriptie factor en bijpassende
consensus sequentie van ERE?

A

ERE
oestrogeen receptor
AGGTCANNNTGACCT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke vorm van repeat hoort er bij steroid receptoren, RXR partners, “orphan” kernreceptoren dimeer en “orphan” kernreceptoren monomeer?

A
  • Steroid receptoren: inverted repeat HREs (palindroom)
  • RXR partners: direct repeat HREs
    inverted repeat HREs
  • “orphan” kernreceptoren dimeer: direct repeat HREs
    everted repeat HREs
  • “orphan” kernreceptoren monomeer: halfsite HREs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat gebeurt er als de glucocorticoid in de cel is?

A
  • Cortisol: In het cytoplasma bindt de GR receptor aan hedgehock proteins, hierdoor wordt de receptor inactief gehouden
    → dissociatie van de hedgehock proteins
    → receptor met het ligand transloceert naar de kern en bindt daar in het DNA aan bepaalde GREs
    → activeert co-activatoren
  • schildklierhormoon heeft vaak transporter nodig, want is al gebonden aan DNA waar het inactief wordt gehouden door corepressors
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is er anders aan de schildklierreceptor t.o.v. de cortisol receptor?

A
  • Schildklierreceptor gaat meteen naar de kern, want is al gebonden aan het DNA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn de criteria waaraan coactivatoren voldoen?

A
  • Interactie met de ligand-gebonden receptor
  • Versterken van de activatorfunctie van de receptor
  • Intrinsiek vermogen om transcriptie te activeren
  • Zodra ligand van de receptor afgaat: dissociatie van receptor na dissociatie van het hormoon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waardoor is repressie en activatie bij de Doelwit cel voor T3?

A
  • Repressie → door corepressors: geen T3
  • Activatie → door T3, met coactivatoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn de criteria waaraan co-repressors voldoen?

A
  • Interactie met de onbezette receptor
  • Versterken van de repressor functie van de receptor
  • Intrinsiek vermogen om transcriptie te onderdrukken
  • Dissociatie van de receptor na binding hormoon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn de verschillen tussen Cortisol en
T3?

A

Cortisol
- Glucocorticoid receptor
- Via diffusie de cel in
- Receptor translocatie naar kern na binding van ligand
- Receptor vormt meestal homodimeer
(kan ook monomeer en heterodimeer)

T3
- T3 receptor
- Membraan Transporter
- Receptor dimeer op DNA
- Receptor vormt meestal heterodimeer (met RXR) (kan ook monomeer en homodimeer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat beschrijft de diversiteit van T3 werking met weefsel specifieke expressie?

A
  • Weefsel-specifieke expressie van TRα en TRβ
  • Variabele heterodimerisatie met RXRα, RXRβ en RXRγ
  • Interactie van TRE met een monomeer, dimeer, of heterodimeer
  • Variabele samenstelling van het coactivator complex
  • Bijdrage andere weefselspecifieke transcriptiefactoren
  • TRα niet in de hypofyse en hypothalamus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kernreceptoren en farmacologische receptor modulatoren: wat doet de agonist?

A
  • Activatie transcriptie
  • Conformatie verandering van de receptor ten gunste van coactivator binding
17
Q

Kernreceptoren en farmacologische receptor modulatoren: wat doet de antagonist?

A
  • Geen effect op transcriptie
  • Blokkeert effect van agonist door competitieve binding
  • Conformatie verandering van receptor ten gunste van corepressor binding (H12)
18
Q

Kernreceptoren en farmacologische receptor modulatoren: wat doet de inverse agonist?

A

Remt basale of constitutieve activiteit van kernreceptor

19
Q

Kernreceptoren en farmacologische receptor modulatoren; wat doen de selectieve receptor modulators?

A
  • Agonist werking in sommige weefsels en antagonist werking in andere weefsels
  • Conformatie verandering van receptor, een balans tussen agonisme en antagonisme werking.
  • Richting balans is afhankelijk van concentratie co activatoren en corepressors