WC05 - Volumeregulatie Flashcards

1
Q
A

Door aldosteron verkeert het dier gedurende een aantal dagen in een positieve zoutbalans. Gedurende deze dagen zal het dier dorst hebben en veel drinken om zijn osmolariteit constant te houden. De toename in vloeistofvolume zorgt voor de gewichtstoename.

Op dag 2; 165-58=107 mmol, ofwel 214 milliosmol

Op dag 3; 165-64=101 mmol, ofwel 202 milliosmol

Op dag 4; 165-71=94 mmol, ofwel 188 milliosmol

Op dag 5; 165-115=50 mmol, ofwel 100 milliosmol

In totaal dus ongeveer 704 milliosmol. 704/300 = 2,35 –> Om de iso-osmose te handhaven moet er dus 2,35L water bij, ofwel een gewichtstoename van 2,35 kg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar in het nefron oefent aldosteron zijn werking uit?

A

In de hoofdcellen van de distale tubulus (2de deel) en de verzamelbuis (1ste deel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom wordt na 5-6 dagen de NaCl excretie weer gelijk aan de NaCl opname (= herstel zoutbalans), ondanks de dagelijkse aldosteron injecties? Met andere woorden, welke compensatiemechanismen zijn ge(in)activeerd?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
A

De stenose leidt tot bloeddrukdaling in de glomerulus en verminderde filtratie. De afname van de druk op de wand van de afferente arteriole zorgt voor meer afgifte van renine. De afname van de GFR zorgt via TGF (tubuloglomerulaire feedback) ook voor verhoging van de renine afgifte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Langs welke twee wegen kan angiotensine-II zorgen voor een toename van de bloeddruk in het lichaam?

A

Angiotensine zorgt voor vasoconstrictie in het hele lichaam en dus voor toename van de bloeddruk. AII en aldosteron zorgen samen voor extra Na+ retentie in de nier en daarmee expansie van het extracellulaire volume. De hoeveelheid zout (NaCl) in het extracellulaire compartiment (interstitium + intravasaal) bepaald het volume van de extracellulaire vloeistof (ervan uitgaande dat de osmoregulatie, incl. dorstmechanisme, de osmolariteit constant kan houden).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is ANP?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef een verklaring voor de bovenstaande verschillen tussen een unilaterale en een bilaterale stenose arteria renalis.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom kan een unilaterale arteria renalis stenose leiden tot beschadiging van de gezonde nier?

A

De hoge bloeddruk kan zorgen voor beschadiging van de vaten van de gezonde nier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zou je kunnen doen om de gezonde nier te beschermen?

A

De stenose opheffen, maar vaak zijn ook veel kleinere vaatjes aangedaan waardoor het nut van een dergelijke ingreep twijfelachtig is. De zieke nier verwijderen zou moeten zorgen voor herstel van de bloeddruk. Medicamenteus ingrijpen met ACEremmers. Bij een BI moeten behalve ACE-remmers ook diuretica worden ingezet. Gevaar is dat de nierfunctie sterk achteruit gaat na normalisatie van de bloeddruk à concentratie van creatinine in het bloed stijgt door afname GFR.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer is er sprake van nefrotisch syndroom?

A

We kunnen pas spreken van een nefrotisch syndroom als behalve proteïnurie ook hypoalbuminemie én oedeemvorming wordt vastgesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de meest waarschijnlijke intrarenale lokatie van de aandoening als er inderdaad sprake is van een nefrotisch syndroom? Benoem minstens twee histologisch/ lichtmicroscopisch verschillende afwijkingen.

A

Glomerulair; proliferative glomerulonefritis, membraneuze glomerulopathie / amyloidosis, membranoproliferatieve glomerulonefritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een verminderd selectief vermogen van de nier kan ook meetbare consequenties hebben voor de glomerulaire filtratie snelheid (GFR), maar dat hoeft niet het geval te zijn.

Bedenk welke glomerulaire karakteristieken nodig zijn voor een adequate GFR en wat er fout gaat bij dieren met een renale proteïnurie.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom zal er na verloop van tijd naast persisterende proteïnurie ook een verhoging van het plasma creatinine optreden?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
A

Immuungemedieerde glomerulonefritis door chronische parasitaire infectie zoals; leishmania, ehrlichia soms ook Babesia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke verandering verwacht u in het RAAS bij een 20-voudige toename van de Na+ inname, en waarom?

A
17
Q

In de grafiek linksboven ziet u dat een twintigvoudige toename van de Na+ inname opmerkelijk weinig effect heeft op de P[Na+], zowel in de controle als de experimentele groep. Er is dus sprake van een lichte hypernatriëmie.

Geef een verklaring voor het feit dat een zeer sterke toename van de Na+ opname niet resulteert in een meer uitgesproken hypernatriëmie, ongeacht de aan- of afwezigheid van het aldosteron feedback controle systeem

A
18
Q

Hoeveel mmol Na+, en hoeveel liter vocht, wordt er in de periode E1 tot en met E4 door beide groepen vastgehouden?

A
19
Q

Geef de verklaring voor de toename van de MAP in de experimentele groep.

A

Je houdt meer water vast, dus meer bloed komt terug in je hart; hart wordt meer gevuld (meer preload); wet van starling; Als je meer oprekt, dan ook meer slagvolume; daardoor hogere bloeddruk.

Door vaatweerstand kun je bloeddruk constant houden (zie je bij controlegroep), maar bij experimentele groep is het zoveel meer vocht, dat die vaatweerstand dit niet meer constant kan houden.

20
Q
A
21
Q

Bij katten met hyperaldosteronisme kunnen zeer uiteenlopende verschijnselen zoals blindheid en spierzwakte voorkomen.
Geef een verklaring voor beide bevindingen.

A
22
Q

Leg uit waarom stimulatie van het Natrium kanaal (ENaC) en de Na/KATPase door aldosteron kan zorgen voor hypokalemie.

A

Aldosteron heeft vooral effect op principal cells;
- Natrium wordt gestimuleerd.
- Kalium kanaal wordt gestimuleerd.
- Natrium/kalium kanaal wordt gestimuleerd.

Als Natrium naar binnen gaat obv concentratie gradiënt, is positief, dus cel meer positief, dus kalium obv elektrische gradiënt wordt naar buiten geduwd.
ATP-ase zorgt ervoor dat Natrium naar binnen wilt blijven gaan, omdat ATP-ase er voor zorgt dat natrium steeds naar buiten wordt gepompt dus de concentratie in stand te houden.

23
Q

In de eerste figuur van de vorige vraag kon u al zien dat de controle honden geen hypokalemie ontwikkelden, maar de experimentele honden wel, net als de katten en honden met primair hyperaldosteronisme. Hoe komt dat?

A
24
Q
A

Hoe sneller de urine door de tubuli stroomt, hoe minder goed kalium via de kanaaltjes weer terug kan. Door hoge bloeddruk is snelheid hoog.

25
Q

Om de symptomen van hyperaldosteronisme te bestrijden kunnen verschillende medicijnen worden gebruikt zoals beta-blokkers, ACE-remmers, aldosteron antagonisten en lus-diuretica.
Welke medicijnen zijn volgens u effectief en waarom? Welke niet en zijn misschien zelfs wel gevaarlijk?

A
26
Q
A

Als er veel eiwitten worden uitgeplast, dan verlaagt de oncotische druk. Er is dus meer filtratie maar minder resorptie. Circulerend volume, dus bloeddruk wordt lager. Dus uiteindelijk zal hydrostatische druk ook afnemen, waardoor er weer evenwicht is. Netto is er water naar ECF gegaan.

Verdeling ICF – ECF: osmotische concentratie
Verdeling ECF – intravasaal: Hydrostatische druk en oncotische druk

27
Q

Beschrijf de veranderingen in het RAAS. Langs welke wegen wordt het RAAS geactiveerd? In welke delen van de tubuli verandert de Na+ resorptie, en hoe?

A

RAAS wordt geactiveerd door lage bloeddruk, want netto effect is hogere bloeddruk (je houdt natrium vast, je houdt water vast, bloedvolume neemt toe)

28
Q

Leg duidelijk uit waarom oedeem ontstaat en beschrijf de vicieuze cirkel die hierbij een rol speelt

A

RAAS is om water en zouten vast te houden, maar daarmee is je eiwitniveau niet hersteld. Vandaar dus de vicieuze cirkel; het volume wat door RAAS weer hersteld wordt, zal dus weer meer

29
Q

Waarom kunnen ACE-remmers gebruikt worden om de symptomen van nefrotisch syndroom te bestrijden?

A
30
Q

Om snel veel vocht kwijt te raken worden naast de ACE-remmers ook wel eens gelijktijdig lus- diuretica of thiaziden ingezet, maar of dat verstandig is blijft de vraag.
Wat zijn de gevaren van het gebruik van lus-diuretica bij een hond met nefrotisch syndroom?

A

Je hebt wel veel vocht wat je wilt afdrijven, maar vocht zit in de weefsels en niet in bloedvolume. Dus als je lus-diuretica geeft kan het zijn dat je hypovolemie krijgt. Tevens ook meer urinestroom, waardoor er dus meer kalium excretie is (zie vorige vraag). Dus niet zo vanzelfsprekend om daar lus diuretica te geven.

31
Q

Waarom is de inzet van lus-diuretica bij congestief linker hartfalen wel geïndiceerd?

A

Locatie is het belang. Je wilt congestief linkerhartfalen koste wat kost vermijden, omdat er dan vocht in de longen terecht komt (en dat hindert de gasuitwisseling)

32
Q

Welke mogelijke gevaren levert het gebruik van lus-diuretica bij patiënten met hartfalen op

A

Dan neem je dus wel dat risico op hypovolemie en hypkalemie, wat dan minder levensbedreigend is dan linker congestief hartfalen.

33
Q
A

In peritubulaire capillair de druk normaal relatief laag en oncotische druk laag of hoog?. Dus je krijgt resorptie functie. Nu is de situatie dat de hydrostatische druk steeds hoger wordt. Je krijgt dus steeds minder resorptie.

34
Q

Hoe kan congestief hartfalen leiden tot renaal interstitieel oedeem?

A

Rechter hart falen; veneuze stuwing – stuwing in vene renale – stuwing in peritubulaire capillair – dus water blijft in interstitium zitten.

35
Q

i) Nierbuisjes laten zich gemakkelijk dichtdrukken. Wat doet renaal interstitieel oedeem met de hydrostatische druk in de nierbuisjes en dus met de GFR?

A

Nierbuisjes zijn heel makkelijk dichtgeduwd, dus dat gebeurd met die buisjes bij interstitieel oedeem, daardoor Bowman druk hoger want blijft in die ruimte hangen, daardoor lagere GFR (want verschil tussen druk glomerulus en bowman wordt kleiner, daardoor minder goede filtratie).

36
Q
A