WC01 - Nierfunctie en urineonderzoek Flashcards

1
Q

Waarom kun je aan dit histologische beeld zien dat deze proximale tubulus zeer actief is?

A

Er zijn zeer veel microvilli in de ‘brush border’, dus er kunnen veel stoffen worden opgenomen. Ook zitten er veel mitochondria in.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bij het bestuderen van tubulaire transportprocessen wordt de klaring van een stof vaak vergeleken met de klaring van creatinine of inuline.
Tussen welke waarden kan de renale klaring van een stof liggen als de renale plasmastroom bijv. 320 ml/min is?

A

0-320 ml/min

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De renale klaring van glucose, ureum en penicilline zijn, bij een vaste waarde van de GFR, zeer verschillend (zie plaatje). Waardoor worden deze verschillen veroorzaakt?

A

Door de manier waarop ze door de tubulus worden behandeld. Glucose wordt volledig gereabsorbeerd, ureum wordt ook wat gereabsorbeerd, en penicilline wordt juist extra gesecreteerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

d) Geef aan of de verhouding CX/CInuline voor glucose, ureum en penicilline groter, kleiner of gelijk is aan 1.

A

Inuline wordt gefiltreerd, en daarna niet meer gereabsorbeerd en niet extra uitgecheiden.
Glucose wordt gefiltreerd en daarna vrijwel volledig gereabsorbeerd, dus Cglucose/Cinuline zal veel kleiner zijn dan 1.
Ureum wordt gefiltreerd en daarna lichtelijk gereabsorbeerd, dus Cureum/Cinuline zal ook kleiner zijn dan 1, maar minder klein dan glucose.
Penicilline wordt gefiltreerd, niet gereabsorbeerd en extra uitgescheiden, dus Cpenicilline/Cinuline zal groter zijn dan 1.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef voor deze stoffen aan hoe de verandering in concentratie tot stand komt.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom geeft de berekende waarde voor de RPF toch altijd een onderschatting van de werkelijke waarde?

A

Dat komt doordat een deel van het bloed niet langs de tubuli gaat, maar naar de vasa recta. Het kleine deel aan PAH dat daar nog in zit kan dus niet gesecreteerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeveel bloed stroomt er per minuut door de nieren als de hematocriet 0,45 bedraagt en de RPF 120 ml/min is?

A

120/55*100 = 218 ml/min

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe groot is de filtratie fractie als de RPF 120 ml/min is en de GFR 50 ml/min is?

A

50/120*100% = 42%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom is er zo’n groot verschil tussen de eiwitsamenstelling van bloed en urine?

A

Eiwitten zijn veel te groot om te worden gefilterd, dus die blijven achter in het bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
A
  • Prerenaal
  • Renaal (glomerulair, tubulair of gemengd)
  • Postrenaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bedenk bij ieder van de drie groepen voor differentiaaldiagnoses of en zo ja welke bevindingen behulpzaam zouden kunnen zijn om een van de differentiaaldiagnoses waarschijnlijker of juist onwaarschijnlijker te maken.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom zijn de colloïd osmotische drukken wel in de formule opgenomen, maar niet de veel grotere osmotische druk die veroorzaakt wordt door alle elektrolyten in het bloed?

A

De osmotische druk is aan beide kanten vrijwel hetzelfde, dus die heeft geen invloed hierop.
De concentratie van natrium in het bloedvat is hetzelfde als buiten het bloedvat, in het glomerulus. Je kunt ze dus tegen elkaar wegstrepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Op welke wijze levert de efferente arteriole van het nefron een bijdrage aan de hoge filtratiesnelheid?

A

In de efferente arteriole kan vasoconstrictie plaatsvinden d.m.v. een sfincter. Hierdoor kan de bloeddruk in de glomerulus verhoogd worden en zo een hogere filtratie veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom stijgt de colloïd osmotische druk veel meer in de glomerulus dan in een gewoon capillair?

A

Het plasma wordt gefilterd, maar de eiwitten blijven achter. Hierdoor is de concentratie eiwitten hoger en neemt de colloïd osmotische druk dus toe.

17
Q

In de peritubulaire capillairen vindt enkel resorptie plaats en geen filtratie. Hoe komt dat?

A

De druk richting het capillair is groter dan de druk richting de tubulus, en dus krijg je alleen maar resorptie vanuit de tubulus naar de capillairen. De bloeddruk is hoger dan de colloïd osmotische druk.
De hydrostatische druk is lager, en de colloïd osmotische druk is vrij hoog. De bloeddruk is lager omdat je door de sfincter heen bent en er minder druk is om te filtreren.

17
Q
A

Meer calcium zorgt voor minder renine en andersom. Renine afgifte uit de afferente arteriole krijg je dus bij minder calcium in de cellen, en dus bij vasodilatatie van de afferente arteriole.
AII heeft meer effect op de efferente arteriole om daar voor vasoconstrictie te zorgen, om ervoor te zorgen dat de GFR zich kan herstellen.

17
Q

Wat wordt er gemeten door de macula densa en via welke stappen leidt dit tot een reactie in de afferente arteriole bij een afname van de GFR?

A

Er komt minder natrium de cel binnen, waardoor er minder natrium naar buiten gepompt hoeft te worden. Hierdoor hoeft er minder ATP te worden gebruikt, en dus minder ADP en AMP. Dit geeft het signaal, of in dit geval minder signaal, waardoor er minder calcium in de spiercellen vrijkomt en de spiercellen kunnen ontspannen. Hierdoor krijg je vasodilatatie om de bloeddruk weer op peil te brengen.

17
Q

Uiteindelijk bezwijken de hyperfiltrerende maar gezonde nefronen ook onder de hoge druk en ontstaat een neerwaartse spiraal die zorgt voor progressief verlies van nefronen en nierfunctie (chronic kidney disease). Maar nog voordat de GFR substantieel begint te dalen is al sprake van microalbuminurie.
Kun je een verklaring bedenken waarom hyperfiltratie gepaard met verlies van albumine?

A

Er ontstaat schade aan de filtratiebarrière door de hoge hydrostatische druk -> grotere filtratiesleuven -> meer ruimte voor albumine om te filtreren

17
Q
A
  • Verhogen van de bloeddruk (zorgt voor meer filtratie)
  • Vasoconstrictie efferente arteriole
18
Q

AII staat ook bekend als groeifactor en zorgt voor hypertrofie van de podocyten, het tubulaire epitheel, de mesangium cellen en de fibroblasten in de glomerulus en het interstium van de nier.
Bedenk ten minste één positieve kant en één negatieve kant van de door AII gestimuleerde groei van cellen in de nier.

A

Positief: De podocyten worden groter, waardoor de filtratiesleuven weer kleiner worden en het zich herstelt. Hierdoor is er ook meer ruimte voor resorptie.
Negatief: De fibroblasten mogen niet gaan delen want dan krijg je fibrosering. Dat is negatief voor de filtratie en de terugresorptie. Daarom geef je bij nierfalen ACE-remmers om het RAAS te onderdrukken

19
Q

Hemoglobine heeft hetzelfde molecuulgewicht als plasma albumine, toch kan vrij hemoglobine veel gemakkelijker de filtratiebarrière passeren.
Geef een verklaring voor dit verschil.

A
  • Hemoglobine heeft hetzelfde gewicht, maar is een veel kleiner eiwit qua grootte en kan dus makkelijker door de filtratiebarrière heen.
  • Albumine is sterk negatief geladen en hemoglobine is positief geladen.
20
Q

Er wordt wel eens gezegd dat proteïnurie/myoglobinurie/hemoglobinurie een sterke aanwijzing is voor een beschadiging van de glomerulaire filtratiebarrière en/of het tubulaire epitheel.
Ben je het met deze uitspraak eens?

A

Dat kun je niet met zekerheid zeggen, want het kan ook pre-renaal of post-renaal veroorzaakt zijn.

21
Q

Er wordt wel eens gezegd dat “bloed” in de urine een aanwijzing is voor een ernstige beschadiging van de glomerulaire filtratiebarrière en/of het tubulaire epitheel.
Bent u het met deze uitspraak eens?

A

Dat kun je niet met zekerheid zeggen, want het kan ook pre-renaal of post-renaal veroorzaakt zijn.
Is het hemolyse of zijn het echt rode bloedcellen. Bepaalde diëten zorgen voor bepaalde pigmenten in de urine (konijn bijv.).

22
Q

Door welk capillair worden de proximale en distale tubulus omgeven?

A

Het peritubulaire capillair

23
Q

Welk transportproces in het plaatje valt onder het kopje primair actief transport, welke onder secundair actief transport en welke onder tertiair actief transport?

A

Primair actief transport: F, A
Secundair actief transport: B
Tertiair actief transport: C

24
Q

Waarom vindt het actieve transport aan de zijde van het basolaterale membraan plaats?

A

De anionen willen niet graag naar binnen omdat het daar ook al negatief is. Het wil aan de apicale zijde graag weer naar buiten omdat het uit de negatieve omgeving weg wil.

25
Q

Verklaar het verloop van de lijnen in de grafiek

A
  • Filtratie: Neemt toe naarmate er meer PAH in het plasma zit, dit levert een lineaire lijn op.
  • Secretie: Er wordt extra PAH uitgescheiden omdat in een normaal situatie al het PAH uit het bloed gefilterd wordt, tot het punt dat alle transporters vol zitten, dan wordt het maximum PAH per min gesecreteerd.
  • Excretie: neemt erg toe aan het begin, tot de secretie zijn maximum heeft bereikt, dan gaat het verder evenredig verder (dankzij de filtratie neemt dit dus nog steeds toe) = filtratie + secretie)
26
Q
A