HC02/3 - Nierfunctie Flashcards

1
Q

Uit welke onderdelen bestaat excretie?

A

Excretie = filtratie - reabsorptie + secretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke vaten zorgen voor de bloedvoorziening bij filtratie?

A
  • Afferente arteriole
  • Glomerulus
  • Efferente arteriole
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke vaten zorgen voor de bloedvoorziening bij reabsorptie en secretie?

A

Peritubulaire capillairen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke vaten zorgen voor het concentrerend vermogen van de nieren?

A

De vasa recta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoeveel van de gefilterde hoeveelheid vocht wordt er uitgescheiden?

A

Minder dan 1%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke waardes zijn belangrijk bij de filtratie?

A
  • Renale plasma flow (RPF)
  • Glomerulaire filtratiesnelheid (GFR)
  • Filtratiefractie (FF, GFR/RPF)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de renale plasma flow?

A

Wat er aan plasma door de nieren stroomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de glomerulaire filtratiesnelheid?

A

Het deel van het plasma dat door de glomerulus gefilterd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoeveel bloed gaat er per minuut in rust door de nieren?

A

1.1 L/min

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt PAH door de nieren gefilterd?

A

Een deel wordt gefilterd, en de rest wordt volledig gesecreteerd. Er blijft niks achter in het bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de klaring?

A

De hoeveelheid plasma (ml) die per tijdseenheid (min) van een bepaalde stof kan worden ontdaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de formule van de klaring?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar is de klaring van PAH een maatstaf voor?

A

Voor de RPF, omdat alles uitgescheiden wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de filtratiefractie?

A

De filtratiefractie is de fractie die gefiltreerd wordt van het totaal aan vloeistof dat het filter in gaat. Over het algemeen is dat 20%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is er speciaal aan de endotheelcellen in de glomerulus?

A

Die zijn gefenestreerd, waardoor ze veel meer dan normale capillairen kunnen doorlaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat doen de podocyten die om de glomerulus heen zitten?

A

Het zijn voetvormige uitlopers die een soort filter vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar is de GFR van afhankelijk?

A
  • Oppervlakte
  • Permeabiliteit
  • Starling krachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar is de permeabiliteit van de glomerulus van afhankelijk?

A
  • Grootte (zowel in gewicht als in omvang)
  • De lading van het deeltje. Het filter is negatief geladen, dus positieve deeltjes kunnen er wel doorheen maar negatieve niet
20
Q

Wat zijn de Starling krachten?

A

Twee tegengestelde krachten (hydrostatische druk en oncotische druk) die de waterhuishouding in de capillairen in balans houden

21
Q

Hoe werken de Starling krachten in de glomerulus?

A

De hydrostatische druk van de glomerulus en de oncotische druk van het kapsel van bowman zorgen dat vloeistof naar buiten wordt gefilterd.
Tegelijkertijd zorgen de oncotische druk van de glomerulus en de hydrostatische druk van het kapsel van bowman ervoor dat er geen vloeistof weer terug gaat.

22
Q

Wat is de osmotische druk?

A

Osmotische druk is de druk die wordt ontwikkeld door diffusie van een oplosmiddel door een semipermeabel membraan. Het oplosmiddel gaat van de verdunde naar de meer geconcentreerde oplossing door het membraan dat de twee oplossingen scheidt. De aanwezigheid van opgelost materiaal in een oplosmiddel verlaagt de ontsnappingsneiging van de oplosmiddelmoleculen; hoe groter de concentratie, hoe meer de ontsnappingsneiging wordt verlaagd. Daarom zal het oplosmiddel door een membraan diffunderen naar een gebied met een hogere concentratie.

23
Q

Wat is de colloïd osmotische druk?

A

In de haarvaten heerst een unieke vorm van osmotische druk die oncotische of colloïde osmotische druk wordt genoemd. Deze druk is uitsluitend te wijten aan het verschil in eiwitconcentratie tussen plasma en interstitiële vloeistof, omdat eiwitten verondersteld worden de enige oplosmoleculen te zijn die de haarvaten niet vrij oversteken.

24
Q

Verklaar deze grafiek in de normaal situatie van de glomerulus

A

De hydrostatische druk wordt hoog gehouden, en blijft constant hoger dan de colloïd osmotische druk die tegenwerkt, waardoor er dus filtratie plaatsvindt.

25
Q

Waarom mag je zeggen dat de colloïd osmotische druk van het kapsel van bowman 0 is?

A

Omdat de eiwitten achterblijven in het capillair

26
Q

Hoe werken de Starling krachten in het peritubulaire capillair?

A

De colloïd osmotische druk is constant hoger dan de hydrostatische druk, en dus is er sprake van reabsorptie.

27
Q

Wat krijg je bij een te laag GFR?

A

Ophoping van giftige stoffen met bijwerkingen op bijv. het zenuwstelsel

28
Q

Wat krijg je bij een te hoog GFR?

A

Verlies van nuttige stoffen

29
Q

Wat is er speciaal aan de excretie van creatinine en inuline?

A

Die worden allebei gefilterd, maar niet meer gereabsorbeerd of extra gesecreteerd.

30
Q

Waarvoor is de klaring van creatinine/inuline een maat?

A

Voor de GFR

31
Q

Wat is azotemie?

A

Een verhoging van creatinine (of ureum (BUN blood ureua nitrogen))

32
Q

Wat kun je concluderen bij een stijging van ureum bij een patiënt?

A

Dat de GFR behoorlijk is afgenomen. De nieren hebben dan al behoorlijk wat schade aan de nieren. Op het moment dat je dus een verhoogde ureum/creatinine hebt ben je al rond de 60% van de nierfunctie kwijt

33
Q

Hoe worden de RBF en GFR gereguleerd?

A

Door autoregulatie:
- Direct; myogene reflex (rek-gevoelige Ca2+ kanalen in gladde spiercellen rondom de afferente arteriole)
- Indirect; tubulo-glomerulaire feedback (TGF, macula densa)

34
Q

Wat gebeurt er wanneer de GFR toeneemt?

A

Macula densa in de distale tubulus meet hoeveel flow er voorbij komt. Als GFR toeneemt gaat er meer flow langs de macula densa, wordt omgezet in een paracrien signaal (afgegeven aan omliggende cellen). Macula densa ligt dicht bij afferente arteriole, en zorgt voor constrictie in die arteriole. Door deze verhoogde weerstand gaat er minder bloed naar de glomerulus, waardoor de hydrostatische druk afneemt en dus de GFR afneemt.

35
Q

Wat geeft de macula densa het signaal dat er iets met de GFR moet gebeuren

A

Het signaal is de afbraak van ATP. Hierdoor zorgt de macula densa voor een toename/afname van calcium die voor constrictie/dilatatie zorgt

36
Q

Welke voor effecten kan de macula densa hebben op de bloedvaten?

A
37
Q

Wat voor condities zijn er in de gele cirkel in deze grafiek?

A
38
Q

Hoe wordt glucose terug gereabsorbeerd?

A
39
Q

Wat is het verschil tussen glucose transport in de vroege proximale tubulus en in de eind proximale tubulus?

A

In het begin wordt SGLT2 gebruikt want dan is er overmaat aan glucose om terug te absorberen.
Daarna wordt SGLT1 gebruikt (hogere affiniteit) zodat er (ondanks dat er meer Na wordt gebruikt) nog meer glucose kan worden gereabsorbeerd. Dit kost echter wel een extra natrium.

40
Q

Wat is het transportmaximum?

A

De hoeveelheid per min waarbij alle transporters om een bepaalde stof te reabsorberen vol zitten, en er dus niet meer van dat stofje per min kan worden gereabsorbeerd dan dat er op dat punt wordt gedaan. Bij glucose begin je hierna glucosurie te krijgen omdat er dan glucose in de urine komt

41
Q

Wat is de renale drempelwaarde?

A

Het moment waarop er glucose in de urine te vinden is (gegeven als concentratie)

42
Q

Hoe worden kleine peptiden weer gereabsorbeerd uit de urine?

A

Ze worden eerst opgeknipt door de brush border enzymen, waarna ze samen met natrium worden opgenomen

43
Q

Hoe kan albumine teruggehaald worden als het in de urine wordt gefilterd?

A

Door receptor gemedieerde endocytose

44
Q

Wat is proteïnurie?

A

Eiwitten in de urine, hoort niet

45
Q

Hoe werkt de secretie van anionen?

A

Door de natrium kalium pomp is er veel extracellulair natrium. Hierdoor kan er cotransport van natrium en aKG (metaboliet) de cel in plaatsvinden. Dit wordt weer uitgewisseld met een organisch anion de cel in. Aan de apicale zijde kan dit dan echt worden uitgescheiden. Deze negatieve anionen worden op deze manier de cel uitgeholpen.

46
Q
A