HC06 - Reactiepatronen NU Flashcards

1
Q

Wat zijn algemene reactiepatronen?

A

Morfologische veranderingen waarmee een weefsel/orgaan(systeem) reageert op (pathogene) prikkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke algemene pathologische veranderingen zijn er?

A
  1. Ontwikkelingsstoornissen
  2. Circulatiestoornissen
  3. Degeneratie/Necrose/(Apoptose); Stapelingen
  4. Ontsteking
  5. Metaplasie (neoplasie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het basisrijtje van dingen die je wilt vermelden bij het aantreffen van een bepaald reactiepatroon?

A
  • Grootte
  • Vorm
  • Kleur
  • Distributie
  • Aantal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is aplasie?

A

Geen aanleg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is hypoplasie?

A

Onvolledige ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is dysplasie?

A

Abnormale differentiatie + structuren in de nier die niet passen bij normale nefrogenese (bijv. onvolwassen glomeruli)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zie je hier, en wat is de diagnose?

A

Je ziet kleine en/of misvormde nieren, met de diagnose unilaterale hypoplasie (en hydronefrose) bij een jong dier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de DDx?

A

Atrofie en fibrose (chronische nierziekte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zie je hier?

A

Niercysten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op wat voor manieren kun je niercysten krijgen?

A
  • Aangeboren (mogelijk erfelijk)
  • Verkregen (secundair aan ontsteking)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Onder welke algemene pathologische verandering passen niercysten?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zie je hier?

A

Necorse in het midden met bloedingen er omheen. Dit beeld past bij neonatale systemische herpesinfectie in de hond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Onder welke algemene pathologische verandering past dit beeld?

A

Bij circulatiestoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zie je hier?

A

Je ziet ophoping van bloed, wat leidt tot coagulatienecrose (afsterven van weefsel bij lokale ischemie). De kleur wordt dan eerst rood, en dan bleek.
Je hebt hier endartritis: afsluiting van de arteriën waardoor je in een driehoek vorm problemen krijgt (interlobaire arterie).
In de linkerfoto zie je een acuut hemorrhagisch (rood) infarct (trombose van interlobaire arterie; schors en merg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kan dit ontstaan?

A

Door valvulaire endocarditis; dat is een ontsteking in het hart, wat vervolgens kan verplaatsen naar bijv. de nieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zie je hier?

A

Een bleek nierinfarct (verstopping van interlobulaire arterie).
Je ziet fibrose, dus het is chronisch
Er is ook purulent exsudaat (zwarte pijl)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zie je hier?

A

Papillaire necrose, doordat bloedvaten gaan dichtzitten en er zuurstoftekort ontstaat.
Dit gebeurt bijv. bij NSAID intoxicatie: verlaagde prostaglandine synthese gevolgd door vasoconstrictie en ischemische necrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke oorzaken van ATN (acute tubulaire necrose) zijn er?

A
  • Nefrotoxisch
  • Ischemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Op welke manieren kan nefrotoxische ATN schade aanrichten?

A
  • Directe schade: aan tubulaire epitheelcellen (toxine of metabolieten)
  • Indirecte schade: door metabolieten via vasoconstrictie en ischemie. Je hebt dan meestal geen beschadiging van het basaalmembraan, dus is regeneratie van de buisjes mogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat voor schade kan ATN veroorzaakt door ischemie veroorzaken?

A

Verlaagde nierperfusie, bijvoorbeeld hypovolemie of verminderde hartfunctie.
Indien het basaalmembraan beschadigd is kan er geen regeneratie plaatsvinden, maar vindt er atrofie van buisjes en fibrose plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zie je hier?

A

Nieren met acute tubulaire necrose: gezwollen bleke nieren met puntbloedingen. Dit is bijv. een schaap met bacteremie/endotoxemie (toxinen die schade aan de endotheelcellen veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe ontstaan de strepen in de nier?

A

Doordat tubuli necrose krijgen en die in strepen liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zie je hier?

A

Het histologische beeld van ATN
N: necrose van tubulus-epitheelcellen
I: intacte tubuli
B: bloedingen
Necrose langs bloedingen geeft een contrast op de buitenkant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zie je hier?

A

Stapeling van (met)hemoglobine bij chronische kopervergiftiging
Pathogenese: hemolyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe heet een nefritis in de glomeruli?

A

Glomerulonefritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe heet een nefritis in de nierbekken?

A

Pyelonefritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe heet een nefritis in de bloedvaten?

A

Vasculitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hoe beschrijf je nefritis?

A
  • Macroscopische localisatie
  • Acuut of chronisch
  • Pathogenese
  • Etiologie
  • Gering of uitgebreid
  • Uni- of bilateraal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zie je hier?

A

Een glomerulus

30
Q

Wat zie je hier?

A
31
Q

Wat is het verschil tussen de glomerulonefritis met rode en bleke foci?

A

Rode foci in de schors: acuut (DDx: puntbloedingen)
Bleke foci in de schors: chronisch (fibrose)

32
Q

Wat kan de pathogenese van glomerulonefritis zijn?

A
  • Embolisch (bacteremie)
  • Viraal (bijv. infectieuze canine hepatitis)
  • Immuun-gemedieerd (anti-basaalmembraan antilichamen (zeldzaam) of vastlopen immuuncomplexen)
33
Q

Wat zie je hier, en wat is de pathogenese hiervan?

A

Haardnefritis, een voorbeeld van embolische nefritis. Het is een purulente glomerulitis.
Je ziet een paars gebied met daarin een grote klont van bacteriën
E = bacteriële emboli wat zorgt voor een ontsteking in de glomeruli en later in het weefsel

34
Q

Hoe kunnen immuuncomplexen voor problemen zorgen in de glomerulus?

A

Door de filtrerende functie van de glomerulus worden ze tegengehouden. Vervolgens kunnen ze niet verder, wat een chronische ontsteking in de glomerulus kan veroorzaken

35
Q

Wat bepaalt er of immuuncomplexen vastlopen in de glomerulus?

A
  • Aantal complexen in de circulatie
  • Doorlaatbaarheid capillairen
  • Grootte en lading complexen
  • Moleculaire configuratie complexen
  • Sterke van de binding tussen antilichaam en antigeen
36
Q

Wat zie je hier?

A

Een onregelmatige, bleke nier, met witte/bruine noduli in de cortex. Dit is immuun-gemedieerde glomerulonefritis

37
Q

Hoe wordt het microscopische beeld van glomerulonefritis (GN) in huisdieren onderverdeeld?

A
  • Membraneuze GN (ofwel membraneuze glomerulopathie)
  • Proliferatieve GN
  • Membranoproliferatieve GN
38
Q

Waar hangt de glomulaire schade vanaf bij het vastlopen van immuuncomplexen?

A

Van de locatie van het vastlopen van immuuncomplexen

39
Q

Waar bevinden zich de immuuncomplexen bij membraneuze glomerulopathie?

A

Aan de buitenkant van het basaalmembraan = (sub)epitheliaal

40
Q

Welke eigenschappen zie je terug in de histologie/pathologie bij membraneuze glomerulopathie?

A
  • Verdikking glomulaire basaalmembranen of mesangium
  • Geen celtoename
  • Geen ontsteking
  • Beschadiging podocyten door activatie complement
  • Geen chemotaxis leukocyten
  • Complement afgevoerd naar urineruimte
41
Q

Waar bevinden de immuuncomplexen zich bij proliferatieve glomerulonefritis?

A

Aan de binnenkant van het basaalmembraan = (sub)endotheliaal en/of in het basaalmembraan

42
Q

Welke eigenschappen zie je terug in de histologie/pathologie bij proliferatieve glomerulonefritis?

A
  • Ontstekingscellen en necrose in vaatkluwen
  • Proliferatie endotheelcellen
  • Complementbinding
  • Activatie en vorming C5b-C9 = MAC
  • Chemotaxis leukocyten
  • Endotheelschade
  • Degeneratie en necrose
43
Q

Welke eigenschappen zie je terug in de histologie/pathologie bij membranoproliferatieve glomerulonefritis?

A
  • Verhoogde aantal cellen
  • Verdikt mesangium
44
Q

Wat kunnen nog meer oorzaken zijn van verdikt basaalmembraan van de glomeruli?

A
  • Glomerulosclerose
  • Stapeling (amyloïd)
45
Q

Hoe ziet glomerulosclerose er uit?

A

Je ziet dan celarme, verschrompelde glomeruli door proliferatie van bindweefsel en mesangiale matrix (chronisch)

46
Q

Hoe ziet stapeling van amyloïd er uit?

A
47
Q

Wat zie je hier?

A

Amyloïdstapeling in een rund (zwavelnier)
De nier is gezwollen, bleek, en heeft gladde/granulaire oppervlakte

48
Q

Wat is de oorzaak van de gele/bleke kleur van de nier van een rund met zwavelnier?

A

Door het verlies van eiwit in de glomeruli krijg je proteïnurie

49
Q

Wat zijn eigenschappen van tubulointerstitiële nefritis?

A
  • Hematogeen (kan dus overal naartoe)
  • Haardsgewijs en streepvormig
  • Cortex en medulla
  • In interstitium om de vaten, tussen/in de tubuli en om de glomeruli
  • Acuut tot chronisch
  • Focaal tot multifocaal
50
Q

Wat zie je hier?

A

Tubulointerstitiële nefritis (rund): striaties in schors en merg

51
Q

Wat zie je hier?

A

Tubulointerstitiële nefritis
De laesies ontstaan in het interstitium om de vaten, tussen/in de tubuli en om de glomeruli.
Maar: haardnefritis kan ook primair glomerulair ontstaan
Ze zijn beide hematogeen

52
Q

Wat zie je hier?

A

Een infarct bij tubulointerstitiële nefritis. Het is bleek (dus chronisch), een purulente ontsteking

53
Q

Wat zie je hier?

A

Een histologisch beeld van tubulointerstitiële nefritis, met bij het sterretje het ontstekingsinfiltraat

54
Q

Wat is pyelonefritis?

A

Een ontsteking van het nierbekken (pyelitis) en omringend parenchym (interstitium)

55
Q

Wat kunnen eigenschappen van pyelonefritis zijn?

A
  • Uni- of bilateraal
  • Diffuus of gelokaliseerd
  • Ascenderende infectie vanuit urineweg of hematogeen
  • Evt. combinatie met andere pathologie/verstoorde functie urinewegen/geslachtsapparaat
56
Q

Wat zie je hier?

A

Een katten nier met purulente (zwart) pyelonefritis. Ook het interstitium (blauw) is aangetast

57
Q

Wat zie je hier?

A

Een nier met vasculitis door feline infectieuze peritonitis (FIP). De ontsteking is kenmerkend rondom de vaten (pijlen). Het is een chronische infectie wat zorgt voor afplatting van de nier

58
Q

Wat is de pathogenese van chronische nierziekte?

A

Het kan het gevolg zijn van:
- Chronische tubulointerstitiële nefritis
- Chronische glomerulonefritis of pyelonefritis
- Immuun-gemedieërde schade aan tubuli of interstitium
- Vasculair probleem
Het eindstadium is schrompelnier

59
Q

Wat is er zo apart aan het macroscopische/histologische beeld van chronische nierziekte?

A

De initiële laesie is vaak niet meer herkenbaar

60
Q

Wat zie je hier?

A

Een schrompelnier in de kat

61
Q

Wat zie je hier?

A

Op sneevlakte:
- Atrofie schors
- Haarden en striaties schors en merg (bindweefsel)
- Verwijd nierbekken
- Cysten

62
Q

Wat zie je hier?

A

Een pathologisch beeld bij chronische nierziekte:
Een uremisch sectiebeeld bij bijv. secundaire renale hyperparathyreoïdie

63
Q

Wat kunnen gevolgen zijn van chronische nierziekte?

A
64
Q

Wat is het klinische beeld bij glomerulopathie/glomerulonefritis?

A
  • Proteïnurie
  • Hematurie
  • Nefrotisch syndroom (te veel eiwit in de urine, te weinig in het bloed)
  • Uremisch syndroom (multisystemisch syndroom door nierfalen)
65
Q

Wat zie je hier?

A

Een neoplasie (metaplasia) met een enkel proces. Dit is vaak primair, bijv:
- Renaal carcinoom
- Nefroblastoom
- Transitiecel carcinoom

Dit is een renaal carcinoom bij de hond

66
Q

Wat zie je hier?

A

Een neoplasie met meerdere processen, dit is vaak metastatisch

Dit is een lymfoom bij de rund

67
Q

Wat zijn reactiepatronen van de urinewegen en blaas?

A
  • Ontwikkelingsstoornissen
  • Urolithiasis
  • Verwijding van het lumen
  • Blaasruptuur
  • Ontsteking
  • Neoplasie
68
Q

Wat zie je hier?

A

Urolithiasis

69
Q

Wat heeft obstructie van de uitstroom voor gevolg bij bijv. een transitie cel carcinoom?

A
  • Dilatatie van achterliggende organen
  • Postrenale azotemie
70
Q

Wat zie je hier?

A
71
Q
A