W4 HC.6 Ontwikkeling van vaccinaties en het rijksvaccinatieprogramma Flashcards
Bijna 17% van alle sterfte in kinderen <5jr zijn vermijdbaar door vaccinatie. Van welke ziekten zijn vaccins beschikbaar?
- Pertussis (kinkhoest)
- Mazelen
- Tetanus (neo-nataal)
- Haemophilus influenzae b (Hib)
- Pneumococcal ziekte
- Rotavirus
Vaccinatie en preventie
- Primaire preventie (pre-expositie): rijksvaccinatieprogramma (RVP jeugd) en vaccins voor risicogroepen;
-> Ouderen, reizigers, zwangeren, militairen, mannen die sex hebben met mannen, immuun gecomprimeerd, etc. - Secundaire preventie (post-expositie): tetanus, rabiës, hepA en B, varicella (actieve en/of passieve immunisatie. Deze mensen zijn inmiddels blootgesteld aan het micro-organisme, maar bij hen kan de ziekte nog voorkomen worden.
Wat preventeer je met vaccinatie en hoe doe je dat?
Preventie van:
- Ziekte (ernstige ziekte en complicaties)
- Infectie
- Dragerschap/ circulatie
Door middel van:
- Individuele bescherming
- Groepsimmuniteit
-> Vaccinatie is een typische volksgezondheidsmaatregel: gericht op de bevolking en als programma uitgevoerd.
Basis terminologie:
- Doel vaccinatie: bescherming tegen (complicaties van) ziekte: levenslang, compleet, veilig
- Vaccin: dode of verzwakte pathogenen, delen van gezuiverde antigenen, mRNA
- Immunogeniciteit: mate van immuunreactie of sero-conversie
- Effectiviteit: mate van bescherming
- Reactogeniciteit: mate van ongewenste bijwerkingen (adverse effects)
- Groepsimmuniteit: bescherming van vatbare individuen door omliggende groep van personen die immuun is.
Actieve en passieve immunisatie
Actief + natuurlijk = ziekte
Actief + geïnduceerd = vaccinatie
Passief + natuurlijk = maternale antistoffen
Passief + geïnduceerd = immuunglobuline
Vaccin types
- Klassiek viraal
- Klassiek bacterieel
- Component
- Novel
Aanvullen??
Fases vaccinontwikkeling
- Prototype ontwerp of ontdekking:
- Preklinische ontwikkeling: er wordt gekeken naar vitro immunogeniciteit en immunogeniciteit bij dieronderzoek. Er wordt gebruik gemaakt van beschermingsmodellen en er wordt gelet op de veiligheid
- Klinische ontwikkelen: humane onderzoeken naar veiligheid en effectiviteit
- Registratie en marketing (post-marketing surveillance): het dossier wordt door autoriteiten beoordeeld en het humaan onderzoek naar veiligheid en effectiviteit wordt voortgezet
Nieuwe soorten 1: mRNA-vaccins
RNA-vaccin: mRNA is een code eiwit om een heel klein stukje van het coronavirus te maken (spike-eiwit). Deze genetische code zit in een vet- of lipideoplossing
- De oplossing versmelt met het celoppervlak.
- De cel heeft het RNA nodig om een eiwit te bouwen
- De spike-eiwitten geven de cellen instructies hoe ze een coronavirus moeten maken.
- RNA wordt opgenomen en na enkele dagen afgebroken. Dit wekt een sterke B en T respons op.
(moet bij -80 graden bewaard worden)
Nieuwe soorten 2: virale vector vaccin
Genetisch materiaal van een virus wordt uit de vector gehaald en wordt daarvoor in de plaats het genetisch materiaal van Sars-CoV-2 geplaatst.
Nieuwe soorten 3: subunit vaccin of split-vaccin
Virus wordt in stukken geknipt, bv griepvaccin. Inactief virus, terwijl de elementen wel aanwezig blijven.
De volgende technieken zijn op dit moment in ontwikkeling:
- Adjuvantia: hulpstoffen die worden toegevoegd om de immuunreactie te stimuleren. Vaak vormen deze de problemen, ipv het micro-organisme zelf
- Levende antigeenpresentatie
- Mucosale presentatie in de darm
- Mucosale presentatie nasaal (via een spuit)
- Dermale presentatie: bv. pleister op de huid (minder effectief)
Weerstand tegen vaccinaties:
Ziekte:
- Ziekte bestaat niet meer
- Ernst wordt overdreven
- Goede behandeling beschikbaar
- Nuttige bijdrage aan de ontwikkeling van het kind
Vaccinatie:
- Effectiviteit overschat
- Vaccins veroorzaken allerlei ziekten
- Vaccinatie is onnatuurlijk
- Immuunsysteem is overbelast, vooral met gecombineerde vaccins
- Niet toegestaan (religieus)
Groepen:
- Natuur gebaseerd: homeopathie, antroposofie
- Religieus (bevindelijk gereformeerden)
- Anti-alles, semi-wetenschappelijk en bang
- ‘Kritisch’