W14 HC.4 Nefritisch syndroom Flashcards
Wat is een Nefritisch syndroom?
Een ontsteking gekarakteriseerd door leukocyten, macrofagen en granulocyten. Het nefritisch syndroom onderscheidt zich van het nefrotisch syndroom met zijn hematurie (cilindervormige erythrocyten in de urine) en de snelheid van de achteruitgang van de GFR.
Symptomen Nefritisch syndroom:
- Oligurie (minder plassen)
- Nierinsufficiëntie (afname GFR)
- Hematurie
- Oedeem
- Hypertensie
- Proteïnurie meestal < 3 gram / dag
proteïnurie kan ook bv. 5 g/dag zijn
(Bij nefrotisch syndroom MOET de proteïnurie > 3,5 g/dag zijn anders is het geen nefrotisch syndroom)
Hoe ontstaat een nefritisch syndroom.
Bij een nefritisch syndroom spelen immunoglobulines een rol. IgG’s binden aan het antigeen en twee gebonden IgG’s binden aan C1q waarop C1q wordt geactiveerd. Complementen worden geactiveerd en dit leidt tot vorming van een C5C9 Complex (soort boormachine) die de membraan kapot maakt.
Waar komen de immuuncomplexen terecht?
Neerslag circulerende immuuncomplexen in-situ formatie van immuuncomplexen
- binding aan antigenen in de nier
- binding aan neergeslagen antigenen
Plaats neerslag bepaald door:
- plaats van het antigen
- lading en grootte van het immuuncomplex
Hoe vormt zich een crescent?
- Door en doorbraak van de filtratie barrière treden witte bloedcellen uit en komt stollingsmateriaal in de kapsel
- leidt tot een prikkeling van de epitheelcellen -> die vormt een halve maan (proliferatie)
- die wordt óf beter óf littekenvorming
Wat is de pathogenese van de volgende exemplarische ziektebeelden:
- anti-GBM
- Poststreptococ
- ANCA
- Membraneuze
- Lupus Nefritis
- anti-GBM: Antilichamen tegen lichaamseigen eiwit -> nefritisch
- Poststreptococ: Antistoffen tegen sub-endotheliaal vastgelopen antigen -> nefritisch
- ANCA: Infiltratie van neutrofielen -> RPGN
- Membraneuze: in-situ formatie sub-epitheliaal -> nephrotisch
- Lupus Nefritis: circulerende Iq sub-endotheliaal -> nefritisch