W 12 HC.7 - Antistollingstherapie Flashcards
Uit welke 2 groepen bestaat antitrombotica?
-trombocytenaggregatieremmers (remming primaire hemostase, dus de bloeding)
- antistolling (remming secundaire hemostase, dus de stolsels)
Wat is antitrombotica?
Medicatie tegen stolsels
Welke medicijnen vallen onder trombocytenaggregatieremmers
- aspirine (acetylsalicylzuur)
- clopidogrel
- ticagrelor
- dipyridamol
- prasugrel
- integrelin, tirofiban
Welke medicijnen vallen onder antistolling?
- (LMW) heparine
- vitamine K antagonisten
- directe orale anticoagulantia
Waarom wordt er onderscheid gemaakt tussen een arteriële trombus en veneuze trombus?
Door de opbouw van de wand van beide vaten.
- Arteriën zijn veel gespierder en kunnen actief samentrekken.
- In arteriën vindt ook meer plaque ophoping plaats (atherosclerose).
- Venen hebben geen spierwand.
- In de venen gaat het meer over stolling en stollingsfactoren in de rol van trombose.
Doelen van behandeling van trombose
Voorkomen van:
- uitbreiding (naar longembolie)
- progressie veneuze trombose
- mortaliteit
Op lange termijn voorkomen van:
- post-trombotisch syndroom (PTS)
- chronische trombo-embolische pulmonale hypertensie (CTEPH)
- recidief trombose
Drie fasen van behandeling VTE
- initiële behandeling (tot 3 mnd)
- primaire behandeling (3-6 mnd)
- secundaire behandeling (>6 mnd)
Mogelijkheden voor initiële behandeling:
- heparine
- ongefractioneerde heparine (UFH)
- laag moleculair gewicht heparine (LMWH)
- fondaparinux - directe orale anticoagulantie (DOAC)
- trombolyse
- (trombosuctie, v. cava filter)
- elastische therapeutische kous