Vocabulaire H25 Flashcards

1
Q

vrije tijd

A

leisure (time)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een dagblad, een (doordeweekse) krant

A

a daily (newspaper)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoewel

A

although

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

van… tot en met…

A

from… through…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een redacteur

A

an editor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een tegenhanger

A

a counterpart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een katern

A

a selection (of a newspaper)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de kleurenbijlage (van een krant)

A

the colour supplement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

zich richten op, ‘bedienen’

A

to cater for

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een krantenkop

A

a headline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

neerkomen op, betekenen

A

to boil down to

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

onthullen

A

to reveal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het riool

A

the gutter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de nadruk

A

the emphasis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hier: stellen

A

to argue

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

strijdig zijn met

A

to interfere with

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

neigen naar

A

to tend to (something)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

in verband gebracht worden met

A

to be associated with

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

uitzenden (van radio- of tv-programma)

A

to broadcast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

onpartijdig

A

impartial

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

bekostig worden door

A

to be funded by

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

met name

A

for one thing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

een vergunning

A

a license

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

vrijheid van meningsuiting

A

free speech

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
een (radio- of tv) zender
a channel
26
in tegenstelling tot
contrary to
27
gewoon, gebruikelijk
common
28
een kiosk, een kraam
a stand
29
oplage
circulation
30
inkomsten
revenue
31
te lijden hebben van
to be challenged
32
samengaan (van bedrijven en organisaties)
to become consolidated
33
rubrieksadvertenties (kleine advertenties)
classifieds
34
invoegen
to insert
35
een circulaire, een folder
a circular
36
afhankelijk zijn van
to rely on
37
aards, van de aarde
terrestrial
38
overwegend, voor het grootste deel
predominantly
39
meerdere
multiple
40
een standaardonderdeel
a staple
41
een schema
a schedule
42
nieuwjaarsdag
New Year's Day
43
Goede Vrijdag
Good Friday
44
Pasen
Easter
45
paasmaandag
Easter Monday
46
Hemelvaart(sdag)
Ascension Day
47
Pinksteren
Whitsun(tide)
48
pinkstermaandag
Whit Monday
49
the first Monday in May (no Dutch equivalent)
May Day
50
the last Monday in May (no Dutch equivalent)
Spring Bank Holiday
51
the last Monday in August (no Dutch equivalent)
Summer Bank Holiday (August Bank Holiday)
52
eerste kerstdag
Christmas Day
53
tweede kerstdag
Boxing Day
54
oudejaarsavond
New Year's Eve
55
oudejaarsavond (Schotland)
Hogmanay
56
5 November
Guy Fawkes Night
57
the second Sunday in November
Remembrance Sunday
58
een liefdadigheidsinstelling, een goed doel
a charity
59
een klaproos, een papaver
a poppy
60
herdenken
to commemorate
61
vieren
to celebrate
62
een burgeroorlog
a civil war
63
de oogst
the harvest
64
gevulde kalkoen
turkey and stuffing
65
pompoentaart
pumpkin pie
66
eindingen met een (letterlijke of figuurlijke) knal
to go out with a bang
67
een avondklok
a curfew
68
vrolijkheid, lol
jollity
69
een dreiging
a menace
70
een ronde, rode brievenbus in de vorm van een pilaar
a pillar box
71
uitsluiten
to rule out
72
een beperking
a constraint
73
een stimulans
an incentive
74
onverantwoordelijk
irresponsible
75
stichten, oprichten
to found
76
kopen, aanschaffen
to purchase
77
een fabrikant
a manufacturer
78
een ingenieur
an engineer
79
een wetenschapper (exacte vakken)
a scientist
80
ook actief worden op het gebied van
to branch into
81
middensegment (van de markt)
mid-range
82
verzamelen
to gather
83
obligaties
stock
84
aandelen (verhandelbaar)
shares
85
de (effecten)beurs
the stock exchange
86
handelen (in)
to trade
87
gemeen hebben, delen
to have in common
88
overkomen (van boodschap, etc)
to come across
89
ruw, hard
harsh
90
zakelijk, van een bedrijf
corporate
91
als het gaat om...
as far as... is/are concerned
92
geloofwaardigheid
credibility
93
een academische titel
a degree
94
(zich) aanpassen aan
to adapt to
95
helderheid
clarity
96
vloeiend (van taal)
fluent
97
oefenen, repeteren
to rehearse
98
gewend zijn aan
to be used to