Vocabulaire H15 Flashcards
1
Q
agenda
A
agenda
2
Q
laten we beginnen
A
let’s get down to business
3
Q
doel
A
objective
4
Q
tijdslimiet
A
time limit
5
Q
notulen
A
minutes
6
Q
rondvraag
A
AOB (Any other business)
7
Q
actiepunten
A
action points
8
Q
stukken
A
briefing documents
9
Q
voorzitter/voorzitster
A
chairperson
10
Q
wat verder ter tafel komt
A
matters arising
11
Q
deelnemers
A
participants
12
Q
doel (2)
A
purpose
13
Q
samenvatting
A
summary
14
Q
deelnemen aan een vergadering
A
taking part in a meeting
15
Q
tijdbewaker
A
time keeper
16
Q
notulist
A
secretary
17
Q
notulist (1)
A
minutes secretary
18
Q
notulist (2)
A
minute taker
19
Q
verontschuldigen voor afwezigheid
A
to send your apologies
20
Q
het ergens mee eens zijn
A
to second
21
Q
punt op de agenda
A
item
22
Q
voorstellen
A
propose
23
Q
het stemmen
A
to take a vote
24
Q
notuleren
A
taking minutes
25
aan (bestemming)
to
26
aan (plaats)
on
27
achter (plaats)
behind
28
achter (volgorde)
after
29
behalve (uitgezonderd)
except
30
behalve (naast, inclusief)
besides
31
boven (hoger dan)
above
32
boven (recht boven)
over
33
boven (figuurlijk)
beyond
34
bij (in de buurt van)
near
35
bij (samen met)
with
36
door (d.m.v.)
by
37
door (in lijdende vorm)
by
38
door (doorheen)
through
39
door (door tussenkomst van, via via)
through, via
40
door (ten gevolge van)
owing/due to
41
gedurende (hoe lang?)
for
42
gedurende (tijdens)
during
43
in (binnenin)
in
44
in (richting/beweging)
into
45
met (d.m.v.)
by
46
met (samen met)
with
47
naar (richting)
to
48
om (plaats)
aroudn
49
om (doel)
in order to
50
onder (tussen)
among
51
onder (lager dan)
below
52
onder (recht onder)
under
53
op (bovenop)
on
54
op (tijd)
on
55
op (naar boven)
up
56
over (over)
by
57
over (eroverheen)
across
58
over (tijd)
in
59
over (kloktijd)
past
60
over (aangaande)
about
61
sinds (vanaf; tijdstip)
since
62
sinds (gedurende; duur)
for
63
tegen (plaats)
against
64
tegen (anti)
against
65
tegen (tijd)
by
66
tot (algemeen)
to
67
tot (tijd)
untill/till
68
tussen (tussen twee)
between
69
tussen (meer dan 2)
among
70
van (behorend tot)
of
71
van (beweging/richting)
from
72
van (beweging/ eruit)
off
73
voor (tijd)
before
74
voor (plaats)
in front of
75
voor (bestemd voor)
for
76
voor (kloktijd)
to
77
slecht
poor
78
voor elkaar krijgen
to get accomplished
79
toewijzen
allocate
80
gegevens
data
81
erkennen
acknowledge
82
versterken, bekrachtigen
reinforce
83
versterken, vermeerderen
enhance
84
doen voortduren
perpetuates
85
samenvallen met
coincides