Vocabulaire H1 Flashcards
1
Q
Doel(stelling)
A
Objective
2
Q
Doel (bedoeling)
A
Purpose
3
Q
Vereiste
A
Requirement
4
Q
Ondergeschikte
A
Subordinate
5
Q
Factuur
A
Invoice
6
Q
Voor het bedrag van
A
To the amount of
7
Q
Naar mijn mening
A
In my opinion
8
Q
Een order plaatsen
A
To place an order
9
Q
Financiele administratie
A
Accounts department
10
Q
Bedrijfs-
A
Corporate
11
Q
Doen toenemen
A
To increase
12
Q
Overstijgen
A
To exceed
13
Q
Met de genoemde taal als moedertaal
A
Native speaker
14
Q
Tweetalig
A
Bilingual
15
Q
Overschatten
A
Overestimate