Vocabulaire H12 Flashcards
1
Q
dia
A
slide
2
Q
doel (1)
A
aim
3
Q
doel (2)
A
objective
4
Q
overbrengen, uitdrukken
A
convey
5
Q
bondig; beknopt
A
concisely
6
Q
volgorde aanbrengen in
A
sequencing
7
Q
benadrukken
A
emphasise
8
Q
herhaling
A
repetition
9
Q
onderwerp
A
topic
10
Q
kaartjes met steekwoorden
A
cue cards
11
Q
visuele hulpmiddelen
A
visual aids
12
Q
uit het hoofd leren
A
memorise
13
Q
3/4 (BE)
A
three quarters
14
Q
3/4 (AE)
A
three fourths
15
Q
0.05
A
nought point zero five; point zero five
16
Q
0.4627
A
point four six two seven
17
Q
>
A
greater than
18
Q
<
A
less than
19
Q
=
A
equals
20
Q
< met een streepje er onder
A
is equal to or less than
21
Q
> met een streepje er onder
A
is equal to or greater than
22
Q
40 x 2
A
forty times two; forty multiplied by two
23
Q
40 + 2
A
forty plus two
24
Q
1:4
A
one to four
25
toegewezen
allotted
26
verkeerde volgorde
out of sequence
27
welsprekendheid
oratory
28
weergeven, vertolken
rendered
29
ter zake kundig
competent
30
neerkomen op
tantamount to
31
onbekwaam
inept
32
krachtig, energiek
vigorous
33
alleen maar
mere
