Vocabulaire H14 Flashcards
1
Q
verkooppraatje
A
sales pitch
2
Q
volhouden
A
persevere
3
Q
weerstand tegenkomt
A
encounter resistance
4
Q
invoeren, doorvoeren
A
implement
5
Q
te hulp roepen/ middelen verkrijgen
A
enlist/ obtain resources
6
Q
concurrerend
A
competitive
7
Q
oproepen
A
evoke
8
Q
toeschrijven aan
A
attributes
9
Q
voornamelijk
A
predominately
10
Q
winnen
A
gain
11
Q
naamloze vennootschap
A
public limited company (Plc)
12
Q
afstotend
A
off putting
13
Q
hoge balie
A
high fronted
14
Q
star, onbuigzaam
A
rigid
15
Q
merk opnieuw in de markt zetten
A
rebrand
16
Q
grondwet
A
constitution
17
Q
rechterlijk
A
judicial
18
Q
wetgevend
A
legislative
19
Q
kiesdistrict
A
constituency
20
Q
zetel
A
seat
21
Q
vakbond
A
union
22
Q
wetsontwerp
A
bill
23
Q
veroveraar
A
conqueror
24
Q
hoogste
A
supreme
25
Q
adel
A
nobility
26
Q
geestelijkheid
A
clergy
27
Q
afzetten
A
depose
28
Q
herroepen
A
repealed
29
Q
aan de rand van
A
on the brink of