Trauma Flashcards

1
Q

Geef de definitie van trauma.

A
  • Kinderen en adolescenten : regelmatig geconfronteerd met schokkende gebeurtenissen
    o Gevolg: Stressreactie = normaal
    o Bv: concentratieproblemen, overmatige prikkelbaarheid, sombere gevoelens, slaapproblemen
    o Verminderen door verwerking, ondersteuning van netwerk
    o MAAR indien deze stressreacties langdurig aanhouden en psychisch leed blijven veroorzaken → onvolledige of gestagneerde verwerking van de gebeurtenis = trauma (Copeland, Keeler, Agnold, & Costello, 2007)
  • Traumatische ervaring = een ernstige bedreiging van de persoonlijke integriteit
  • Zelf ondergaan OF getuige zijn van OF horen dat naaste het heeft ondergaan OF herhaaldelijke of extreme blootstelling ondergaan aan afschuwwekkende details van de gebeurtenis
    o Verwerkingsproces is multifactorieel: afhankelijk van
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Van wat i shet verwerkingsproces bij trauma afhankelijk?

A
  • Kenmerken van het trauma
    o duur, ernst, onverwacht
    o Eerdere traumatisering
  • type 1 = enkelvoudige gebeurtenis vs. type 2 = herhaling over langere periode
  • Rol van sociale steun
  • Stressreactie bij de ouders
  • Betekenisverlening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke uieenlopende reacties zijn er p trauma in de verschillende ontwikkelingsfases?

A
  • Baby’s: o.a. slaapproblemen, eetproblemen, lang en vaak huilen
  • Peuters/kleuters: o.a. regressief, agressief gedrag, driftbuien, angsten, dromen, stagnatie van ontwikkeling, beperkt spel, herhaling in gedrag en spel (re-enactment), verwarring (door onmacht om te verwoorden wat ze ervaren)
  • Schoolkinderen: o.a. lichamelijke klachten, slaapproblemen, concentratieproblemen, herhaling in spel, tekeningen of taalgebruik (re enactment), omen-formatie (voortekenen?)
  • Pubers/adolescenten: o.a. thrill seeking gedrag, verslaving, schaamte, depressie, ontkenning, wraakfantasieën, verminderd functioneren op school, angst voor controleverlies, beperkt toekomstperspectief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zegt de DSM-5 over trauma bij kinderen?

A
  • Categorie: Psychotrauma- en stressgerelateerde stoornissen
  • PTSS = bekendste
  • Schokkende of negaieve levensgebeurtenissen?
    o => Kinderen kunnen ook posttraumatische stressreacties ontwikkelen na levensgebeurtenissen die niet schokkend genoemd mogen worden volgens de eerdere DSM-IV criteria
  • 4 symptoomclusters
  • Naast PTSS, zijn er ook nog andere stoornissen mogelijk (DSM-5)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn volgens de DSM-5 de 4 symptoomclusters van trauma,

A
  1. Intrusieve symptomen: pijnlijke herinneringen, nachtmerries, flashbacks (jonge kinderen: terugkerende spelletjes)
  2. Vermijdingsgedrag (en afstomping, vervlakking)
  3. Negatieve veranderingen in gedachten en stemming: overdreven negatieve overtuigingen van zichzelf, verminderde interesse in activiteiten
  4. Verandering in arousal en reactiviteit: slaap –en concentratieproblemen

Opmerking
* Verschillen : kinderen < 6 jaar (I, II of III en IV) versus individuen vanaf 6 jaar (I, II, III, en IV)
* Twee subtypes : (1) type met dissociatieve symptomen en (2) type met uitgestelde expressie (vanaf 6 maand na traumatische gebeurtenis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke andere traumagerelateerde stoornissen zijn er volgens de DSM-5?

A
  • Reactieve hechtingsstoornis
  • Ontremd-sociaalcontactstoornis
  • Acute-stressstoornis
  • Aanpassingsstoornis
  • Andere gespecifieerde psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis
  • Ongespecifeerde psychotrauma- of stressgerelateerde stoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef het verloop en prognose van trauma.

A
  • Een traumatische gebeurtenis ≠ PTSS
  • Niet elke traumatische gebeurtenis heeft een stoornis als gevolg
    o Meta-analyse van studies naar de prevalentie van PTSS (Alisic et al., 2014): 1 op 6 kinderen (15,9%) ontwikkelt PTSS na het meemaken van een traumatische gebeurtenis
    o Meisjes meer risico dan jongens: 20,8% vs. 11,1%
    o Gebeurtenissen met interpersoonlijk karakter (vb. kindermishandeling) meer risico dan zonder interpersoonlijk karakter (vb. ongeval): 25,5% vs. 9,7%
    o => PTSS kan dagelijks functioneren van kind ernstig belemmeren + bedreiging vormen voor sociale, emotionele, cognitieve, biologische en lichamelijke ontwikkeling 2004)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke beschermende factoren zijn er bij trauma?

A
  • Sociale steun
  • Mannelijke geslacht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke types risico factoren zijn er bij trauma?

A

Pre-tramatic factors
* Biologische kwetsbaarheid (vermetten & Krugers, 2012)
* Demografische factoren: vrouwelijk geslacht
* Temperament? Hoge emotionaliteit, beperkt effortful control
* Aanwezigheid PP voor trauma

Trauma-related factors
* Subjectieve ervaring van dreiging belangrijker dan objectieve factoren zoals ernst of duur van trauma (meta-analyse Trickey et al., 2012)
* Cumulatie van traumatische gebeurtenissen (Copeland et al., 2007; Verlinden et al., 2017))
o Bv: mishandeling door ouders én getuige van conflict tussen ouders

Post-traumatic factors
* Gebrek aan sociale steun. Ouders zelf getraumatiseerd → eerst traumabehandeling van ouders! Maar ook steun van bv. leerkracht, andere familieleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer spreekt men van ‘latente kwetsbaarheid’?
(Trauma & onze hersenen)

A
  • Vroegere bedreigende ervaringen (ook: verwaarlozing) met zorgverleners vergroten het risico dat de mentale gezondheid van kinderen aangetast zal worden
  • Waarom?
    o Anders omgaan met nieuwe ervaringen, sociale situatie
    o Moeilijk nieuwe mensen te vertrouwen
    o Positieve, uitdagende cues niet herkennen
  • Reden? Hersenen hebben geleerd om te ‘overleven’ in een bedreigende en onvoorspelbare wereld
  • MAAR deze adaptatie werkt echter minder goed in een gewone (niet bedreigende) omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de mogelijke gevolgen van dergelijke kwetsbaarheid?
(Trauma & onze hersenen)

A
  • Meer stress
  • Meer negatieve amoties
  • Minder zelfvertrouwen
  • Minder vrienden, minder steun van volwassenen (social thinning)
  • => Midden van groei- en ontwikkelingskansen
  • :> Groter risico op mentale problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Op welke manier passen onze hersenen zich aan om met traumatische gebeurtenissen om te gaan? Hoe kan men dit linken aan het ontstaan van psychopathologie?
(Trauma & onze hersenen)

A

Veranderingen in drie verschillende hersensystemen/processen
* Beloningssysteem: niet leren omtrent positieve (belonende) gevolgen van de omgeving
* Geheugensysteem: meer herinneren van negatieve versus positieve gebeurtenissen, alledaagse herinneringen minder gedetailleerd-
* Bedreigingssysteem: hypervigilantie

Gevolg: meer ‘challenging behavior’ → grotere kans op angst, depressie,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat kan de omgeving betekenen?
(Trauma & onze hersenen)

A
  • vroege kindertijd: relaties met anderen spelen een grote rol in hersenontwikkeling (de latente kwetsbaarheid ontstaat door relaties met anderen)
  • voldoende begrenzen
  • ’challenging behavior’ op andere manier bekijken: ’overlevingsstrategie’
  • helpen om vertrouwensrelaties op te bouwen en in stand te houden, helpen om te gaan met alledaagse stressoren
  • aanmoedigen, hoop geven op verandering → op die manier kunnen hersenen zich opnieuw aanpassen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly