Modellen Flashcards
van welke thema’s zijn er modellen?
- Conceptualisatie
- Normale ontwikkeling
- Vroege socialisatieproblemen
- Gehechtheid
- Kindermishandeling
- Gedragsproblemen/-stoornissen
- Verslaving
- OCD
- Depressie
- Gecompliceerde rouw
- Eetproblemen
Welke modellen zijn er voor de conceptualisatie?
- Integratiemodel van Pennington
Welke modellen zijn er voor de normale ontwikkeling?
1. trekmodel
2. Littekenmodel
3. Contextueel-/omgevingsmodel
- Ecologisch model van Bronfenbrenner
- Ecologisch model van Belsky
4. Integratiemodel
- Goodness of fit model
- Transactioneel/ dynamisch model
- Diathese-stress model
Welke modellen zijn er voor vroege socialisatieproblemen?
- Bio-psycho-sociaal model
Welke modellen zijn er voor gehechtheid?
- Emotieregulatiemodel van attachement
- Emotieregulatiemodel van attachement/mediatiemodel
- Intergenerationele transmissie
Welke modellen zijn er voor kindermishandeling?
- Intergenarationele overdracht
- Bio-ecologische model
- Ecologisch transactioneel model
Welke modellen zijn er voor gedragsproblemen/-stoornissen?
- Development model
- Vier fasen model
- Model van Morris
- Biologische en fysiologische perspectieven
- Informatieverwerkingsperspectieven
- Ecologische of transactionele modellen
Welke modellen zijn er voor Verslaving?
- Ethiologische modellen
- Aanzet tot kwetsbaarheidsmodel
Welke modellen zijn er voor angst en angststoornissen?
- tripartitemodel
- reinforcement sensitivity theory
- Informatieverwerkingsmodel
- Transactioneel model
Welke modellen zijn er voor OCD?
- Behavioral model
- Metacognitief model
Welke modellen zijn er voor depressie?
- Competentiemodel
- Informatieverwerkingsmodel
- Transactioneel-/ diathese stress model
Welke modellen zijn er voor gecompliceerde rouw?
- Model van Boelen, van den Hout en Van den Bout
Welke modellen zijn er voor eetproblemen?
- Multicausaal model
- Socio-cultureel perspectief
- Tripartitemodel
- Cognitiev gedragsmatig model/restraint model (intrapersoonlijk)
- Interpersoonlijk kwetsbaarheidsmodel
- Transdiagnostisch model
- Dual process theory
- Emotiereguatiemodel van attachement/mediatiemodel
- Model in assesment
- Twee componentenmodel
Geef het integratiemodel van Pennington over Conceptuelisatie.
Genetische factoren: belangrijke klinische impicatie van dit analyseniveau is dat duidelijke uitspraken over de rol van omgeving in de etiologie alleen zinvol zijn als er gecontroleerd is voor genetische invloeden en andersom.
Hersenmechanismen: belangrijke klinische implicatie van dit analyseniveau is dat vroege ervaringen een zeer belangrijke rol spelen in het vormen van de connectivity van de zich ontwikkelende hersenen.
Neuropsychologie.
Gedrag: cluster van symptomen, waarvoor een verklaring gezocht wordt. De vorige analyseniveaus kunnen deze verklaring ondersteunen.
→ alle gedrag (sociaal, emotioneel, cognitief) heeft een neurochemisch en
neurologisch substraat, het bestuderen van (neuro)biologische correlaten is
belangrijk
→ verschillende analyseniveaus zijn complementair (bidirectionele causaliteit)
→ niet enkel aandacht voor symptomen, maar ook voor de onderliggende
verklaringsprocessen
Geef het trekmodel van de normale ontwikkeling.
Ontwikkeling wordt bepaald door trekfactoren, individuele intrapersoonlijke
karakteristieken (endogene factoren).
Een trek/trait is relatief beïnvloedbaar
- aangeboren trait
- verworven trait
Model houdt geen rekening met effecten van omgeving op de ontwikkleing van een kind. Bv: gehechtheidstheorie van Bowlby nu verworven
Geef het littekenmodel van de normale ontwikkeling.
Kind is blijvend etekend door blootstelling aan aversieve ervaring. Als kind ben je getekend en dat blijf je je hele leven meedragen. De aversieve ervaring komt wel vanuit de omgeving, dus het is door de omgeving dat je getekend bent.
Geef het contextueel-/omgevingsmodel van de normale ontwikkeling.
Ontwikkeling wordt volledig beïnvloed door externe omgevingsfactoren (exogene factoren). De omgeving beïnvloedt sociaal emotioneel functioneren, elk gedrag dat gesteld wordt door een kind kan veranderen als de omgeving verandert, bv. sociale leertheorie.
In de eerste jaren van een kind is de omgeving beperkt, maar naarmate je ouder wordt, wordt de omgeving verruimd.
2 versies:
- Ecologisch model van Bronfenbrenner
- Ecologisch model van Belsky
Geef het Ecologisch model van Bronfenbrenner van de normale ontwikkeling.
contexten op micro-, meso- en macro-niveau
Geef het Ecologisch model van Belsky van de normale ontwikkeling.
de ontwikkeling van het kind wordt niet alleen door kindkenmerken beïnvloed, maar ook door opvoedingsomgeving (werk, persoonlijkheid ouders, huwelijksrelatie, sociale relaties van de ouders,…)
Geef de kritiek op het cotextueel model/omgevingsmodel en de ecologische modellen van Bronfenbrenner en Belsky.
- Kind moet zich aanpassen aan omgeving, (probleem)gedrag wordt puur gezien als functie van de omgeving (exogene factoren)
- Maladaptieve omgeving kan leiden tot adaptief gedrag
- Sommige omgevingen zijn positief voor een kind, terwijl dezelfde omgeving
negatief kan zijn voor een kind - Kritische perioden voor impact van bepaalde omgevingsfactoren wordt niet
besproken - Welk effect heeft omgevingsverandering op het kind? Model zegt daar niet
veel over
Geef het interactiemodel van de normale ontwikkeling
Actieve wisselwerking tss kind- en omgevingskenmerken. Gedrag wordt gevormd door it’s adaptive adaptability.
3 types
1. Goodness of fit model
2. Transactioneel model/dynamisch model
3. Diathese stress model
Geef het goodness of fit model van de normale ontwikkeling.
kind en omgeving in interactie, maar beiden blijven onveranderd
- Positieve interactie = goodness of fit
- Negatieve interactie = poorness of fit
mismatch, foute afstemming tss kind en omgeving kan leiden totonaangepast gedrag/PP
→ kenmerken van kind kunnen problemen verklaren
→ kenmerken van omgeving kunnen problemen verklaren
→ interactie tss beiden
Geef de kritiek op het goodness of fit model van normale ontwikkleling;
- Is alles een kwestie van foute afstemming? Zijn er niet bepaalde omgevingsfactoren die op zich al voldoende zijn om PP te veroorzaken en zijn er niet bepaalde kindfactoren die kans op PP verhogen?
- Model zegt niets over welk effect het kind heeft op de omgeving, of de omgeving op het kind
Geef het transactioneel model/dynamische model van de normale ontwikkeling.
Kind en omgeving beïnvloeden elkaar en worden ook zelf beïnvloed. beide veranderen dus als gevolg van de interactie
Veroorzaking/causaliteit kan verklaard worden door enkele pijlen, instandhouding van een probleem is boa bidirectionele pijlen.