H10 Slaap en slaapproblemen (Vroege socialisatieproblemen Flashcards

1
Q

Wat is vroege socialisatie?

A
  • Slapen, zindelijkheid, eten = eerste belangrijke sociale vaardigheden die jonge kinderen moeten leren
    o Loskomen van de (primaire) verzorger → eerste stap naar autonomie
    o Rol van fysiologische rijping + leerprocessen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef de normale slaapontwikkeling.

A
  • Nacht:
    o verschillende slaapcycli
    o Per cyclus: 5 stadia: lichte → diepe slaap
  • Geboorte: slaap-waak o.b.v. honger/verzadigingsgevoel;
    o 50% actieve slaap (REM-slaap; 25% bij volwassenen)
  • Van korte blokken van slaap-waak, naar langere periodes
  • Rond 3-6 maanden slapen meeste baby’s ‘s nachts door → leerproces
  • Individuele verschillen in slaapbehoefte!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef de 5 slaapstadia.

A
  1. Overgang tussen wakker zijn en slaap => Lichte slaap
  2. Begin van echte slaap => Lichte slaap
  3. Overgang naar een diepe slaap, regelmatige ademhaling => Diepe slaap
  4. Echte diepe slaap => Diepe slaap
  5. REM-slaap: snelle oofbewegingen, hersenen actie => Droomslaap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer is slaap ontwikkelingsadequaat?

A

Milde slaapproblemen als onderdeel van normale ontwikkeling.
* Bij meer dan helft van jonge kinderen: wiegen, praten, hoofdbonken in slaap
* Vaak van voorbijgaande aard in de eerste 2 levensjaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer is slaap niet ontwikkelingsadequaat?

A

Klinisch: Afhankelijk van individuele slaapbehoefte kind
- Als nevenproblematieken op school: vb. absentie
- Als nevenproblematieken in psychosociaal functioneren vb. gedragsproblemen, hyperactiviteit
- Als drukker of meer prikkelbaar gedrag of slaperigheid door slaaptekort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke slaapstoornissen zijn er volgens de DSM-5?

A
  • Insomnie
  • Hypersomnie
  • Parasomnie (3 soorten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is insomnie?

A
  • = in – en doorslaapproblemen
  • Afhankelijk van individuele slaapbehoefte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is hypersomnie?

A
  • Overmatige slaapbehoefte
  • Niet te wijten aan slaaptekort
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is Parasomnie?
Welke types Parasomnie zijn er?

A

=> Ongewenste gedragingen en sensaties die zich voordoen tijdens het slapen

  • Nachtmerries
  • Pavor nocturnus
  • Slaapwandelen/somnambulisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn nachtmerries?

A
  • Kind is klaarwakker = abnormaal gedrag tijdens de slaap
  • Kan zich herinneren volgende ochtend (bv. enge droom)
  • Moeite met opnieuw inslapen
  • Laatste deel van de slaap (tijdens REM-slaap)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is Pavor nocturnus?

A
  • Overgang non-REM naar REM, diepste slaap
  • Angst, schreeuwen, verwijding in oogpupillen, snelle hartslag en ademhaling, zweten
  • Moeilijk wakker te maken, te kalmeren –> geen herinnering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is slaapwandelen/somnambulisme?

A
  • Diepste slaap
  • Moeilijk te wekken, geen herinnering
  • Gevaarlijk!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef de prevalentie van slaapproblemen.

A

Algemeen : 10-30% van de kinderen tijdens eerste levensjaren (Bryars et al., 2011; Liu et al., 2005)

  • Nachtmerries: 10-50%
  • Pavor nocturnus: 3%
  • Slaapwandelen 1-15% ▪
  • Doorgaans tijdelijk, maar soms hardnekkig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef de comorbiditeit van slaapproblemen.

A
  • Somatische aandoeningen
  • Angststoornissen
  • Stemmingsstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verloop en prognose

A

aanvullen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geef de ethiologie van slaapproblemen.
(Factoren op verschillende niveaus)

A
  • Organisch : rijping zenuwstelsel, slaapapneu, amandelen
  • Kind : streven naar autonomie vs. angst voor separatie, koppigheid t.o. bedtijdregels, temperament (zelfcontrole)
  • Ouders : overbezorgdheid (slaaptekort), nachtelijke voedingen na 6 maanden, strijd, te veel/te weinig regels, inconsequent toepassen
  • Andere interpersoonlijke factoren : chronische en acute stressoren (life events: geboorte broer/zus, Sinterklaas,…)
  • Hogere orde : burenlawaai
17
Q

Geef de mechanismen van slaapproblemen.
(Interactie kind X omgeving)

A
  • Hoe angst, temperament, drang naar autonomie van kind voldoende respecteren?
  • Voldoende rekening houden met rijpingsprocessen?
  • ! Eigen vermoeidheid, onzekerheid, stress, ziekte bij ouders, mythes
  • Vicieuze cirkel : Bij aanvang problemen → teveel aandacht → bekrachtiging probleem